50plus-voorstel voor een bodem in de rekenrente verdient serieuze behandeling

Onderwerp:
Dossier:
50plus-voorstel voor een bodem in de rekenrente verdient serieuze behandeling image

Afbeelding ‘Mooi weer,de zon schijnt’ van Roel Wijnants (CC BY-NC 2.0).

De positieve berichten over de stand van de economie buitelen over elkaar heen. Echter de pensioendeelnemers en ouderen in het bijzonder merken hier nog niet veel van. Dit is voor een belangrijk deel te wijten aan de strakke toezichtregels waarin de lage marktrente een hoofdrol speelt. Pensioenfondsen moeten zich aldus arm rekenen volgens Bernard van Praag. Een voorstel van 50plus om de rekenrente tijdelijk van een bodem van 2 procent te voorzien is in zijn ogen niet alleen realistisch maar ook prudent.

Bloeiende economie

Nu de economie weer op volle toeren draait en werkenden in het algemeen kunnen rekenen op een inkomensstijging, is het wel bijzonder wrang te moeten constateren dat de 3,5 miljoen gepensioneerden in onze samenleving niet kunnen meedelen in deze euforie. Door het uitblijven van indexatie en bij velen bovendien kortingen is het reële inkomen van de meeste gepensioneerden vanaf het jaar 2001 achteruitgegaan. Zo meldt het ABP dat haar deelnemers over de periode 2008-2016 circa 12 procent zijn achtergebleven door gemis aan indexatie. Ook actieven hebben meestal geen indexatie van hun opgebouwde pensioenrechten gekregen. Het kabinet Rutte voorspelt voor de komende kabinetsperiode een pas op de plaats voor gepensioneerden, zodat de achterstand vanaf 2008 in 2020 zal zijn opgelopen tot ongeveer 20 procent. Een en ander is het gevolg van het toepassen van het zogenaamde Nieuwe Financieel Toezichtskader (NFTK). Dit kader schrijft voor dat de reserve van een pensioenfonds te allen tijde ruimschoots de gedisconteerde waarde van de toekomstige verplichtingen, d.w.z. de pensioenuitkeringen, moet overtreffen. Op zich is dit een toe te juichen standpunt. Het probleem zit hem echter in de praktische vertaling van dit standpunt. Om de waarde van die toekomstige verplichtingen (TV) in te schatten worden deze uitkeringen verdisconteerd naar het heden en voor de discontovoet baseert men zich op de ’marktrente’. In de praktijk wordt die gelijkgesteld aan de rente op staatsleningen van Nederland en Duitsland. Een en ander is zo bij de Pensioenwet 2006 vastgelegd. Dat leek toen vrij onschuldig want de marktrente lag in die tijd op ongeveer 4,5 procent. Nu is diezelfde rente, mede onder invloed van de ECB- politiek, gedaald tot ongeveer1,5 procent met als gevolg dat de toekomstige verplichtingen moeten worden verdisconteerd met een veel lagere discontovoet waardoor ze enorm gestegen zijn tot een niveau waarbij ze in waarde ongeveer gelijk zijn geworden aan de opgebouwde reserves, dus een dekkingsgraad van 100 procent, waar een dekkingsgraad van circa 120 procent pas als veilig wordt beschouwd. En dat terwijl in de eerste jaren van deze eeuw pensioenfondsen dekkingsgraden hadden die deze onderkant ruimschoots overtroffen, een dekkingsgraad van 150 procent was toen niet ongewoon. Dit is de oorzaak dat DNB heeft moeten besluiten tot non-indexatie en zelfs kortingen of afstempelen van pensioenrechten.

Bepaling realistische rekenrente

In hoeverre is de marktrente een relevante basis voor de politiek? Pensioenfondsen worden gevoed uit pensioenpremies en rendement op de reserves. Berekeningen van ABP geven aan dat ongveeer80 procent van de inkomsten voortkomt uit het rendement. De 15-jaarsgemiddelden van de grote bedrijfstakpensioenfondsen zoals ABP en PfZW liggen in de buurt van 6,5 procent per jaar. Een representatieve bundel van aandelen en obligaties op de New York Stock Exchange noteerde een rendement van cirica7 procent gedurende de laatste honderd jaar. Natuurlijk zitten hier flinke fluctuaties in van jaar tot jaar, maar dat is voor een pensioenfonds geen serieus probleem, omdat per jaar maar twee procent van de reserve moet worden uitbetaald aan pensioenen, een bedrag dat ongeveer gelijk staat aan de binnenstromende premies. Natuurlijk beleggen pensioenfondsen een deel van hun reserves in staatsobligaties, maar de tijd dat dat voor 100 procent was, tot in de tachtiger jaren van de vorige eeuw, ligt ver achter ons. Nu vormen staatsobligaties slechts een bescheiden deel van de beleggingsmix en terecht. Vaak wordt gedacht dat staatsobligaties een ‘risicovrije’ belegging zijn ,maar ook dat is niet waar. Aangezien obligaties (haast altijd) in nominale waardes luiden daalt hun reële waarde bij inflatie of bij angst voor toekomstige inflatie. De koers van obligaties met een rente van 1 procent zal enorm dalen als de rente weer stijgt naar een gebruikelijke 4 procent.

Tenslotte willen ook staten wel eens failliet gaan en hun schulden niet kunnen aflossen (denk aan Griekenland en in het verleden Argentinië). Er is dus alles voor te zeggen om te stellen dat de wetgever in 2006 een kapitale denkfout heeft gemaakt door het begrip ‘rendement’ gelijk te stellen aan de rentevoet op solide staatspapier/marktrente. De toekomstige verplichtingen van fondsen moeten worden verdisconteerd met een prudente inschatting van de toekomstige rendementen. Als die op basis van de ervaringen in het verleden en de praktijk bij vergelijkbare fondsen op circa 6,5 procent per jaar gesteld kunnen worden, dan lijkt een prudente inschatting naar 4 of eventueel 3 procent volstrekt realistisch. In de landen om ons heen, waar uiteraard ook financieel toezicht is op pensioenfondsen, hanteren alle landen een discontovoet in de orde van 3 procent. Het lijkt erop dat Nederland een overdreven voorzichtige norm hanteert.

Het volgen van de Pensioenwet heeft inmiddels tot desastreuze en onnodige gevolgen geleid. Wanneer men was uitgegaan van 3 procent dan was de dekkingsgraad ongeveer 25 punten hoger uitgekomen en zouden bijna alle fondsen hebben kunnen indexeren.

Voorstel 50-plus

Deze week komt een wetsvoorstel, ingediend door 50PLUS , in behandeling waarbij wordt voorgesteld voor een termijn van maximaal vijf jaar, een bodem te leggen in de discontovoet voor de waardering van de toekomstige verplichtingen op 2 procent. Een tijdelijke wijziging van de Pensioenwet dus. Reeds deze bescheiden verhoging zal genoeg zijn voor de meeste fondsen om niet tot kortingen te worden gedwongen. Vaak doet men het voorkomen of een dergelijk voorstel neerkomt op gesjoemel ten nadele van jongeren en nog ongeborenen oftewel potverteren.

Het wetsvoorstel van 50plus is een uiterst bescheiden en financieel volledig verantwoorde reparatiemaatregel die een klein gedeelte van het onrecht, dat gepensioneerden en oudere nog actieven is aangedaan in de laatste decennia, zou terugdraaien

Het CPB (2017, p. 7) toonde onlangs aan dat een dergelijke maatregel pas diegenen die in 2080 met pensioen gaan zou kunnen schaden, dus cohorten die na 2012 zijn geboren. Het is echter onmogelijk, ook voor het CPB, over zo’n lange periode een betrouwbare voorspelling te doen. We dienen dit dreigende gevaar voor de gepensioneerden in de zeer verre toekomst met een korreltje zout te nemen. Ondertussen zitten wel de huidige gepensioneerden, wanneer dit voorstel voor een tijdelijke aanpassing wordt verworpen, maar ook de actieve werknemers die nu niet geïndexeerde rechten opbouwen, op de blaren.

Prudente reparatie

Naar mijn mening is dit wetsvoorstel een uiterst bescheiden en financieel volledig verantwoorde reparatiemaatregel die een klein gedeelte van het onrecht, dat gepensioneerden en oudere nog actieven is aangedaan in de laatste decennia, zou terugdraaien en in ieder geval een verdere verslechtering van hun situatie in de komende vijf jaren zou afremmen.

Het is natuurlijk duidelijk dat vele parlementariërs niet dol zijn op Henk Krol en zijn politieke vrienden en hem geen succesje gunnen. Toch zou het goed zijn als ze dit maal hun politieke vooroordelen opzij zetten. Zo niet, dan rust op hun de zware verantwoordelijkheid voor de bestendiging van een onzinnige politiek die 3,5 miljoen gepensioneerden en oudere werknemers langzaam maar zeker de armoede indrukt.

* Bernard van Praag is emeritus UvA- Universiteitshoogleraar Economie (en geen lid van 50PLUS).

Referentie:

CPB, 2017,Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen, CPB-notitie, Den Haag.

Te citeren als

Bernard van Praag, “50plus-voorstel voor een bodem in de rekenrente verdient serieuze behandeling”, Me Judice, 11 januari 2018.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘Mooi weer,de zon schijnt’ van Roel Wijnants (CC BY-NC 2.0).

Links

Ontvang updates via e-mail