Belasting op vermogenswinst: een voorstel

geld
fsecart, Flickr.
28 jul 2014
In de wens vermogen zwaarder te belasten valt het best te voorzien door belasting te heffen op winst uit vermogen, niet op het vermogen zelf. Dit voorkomt het dubbel belasten van inkomsten. De jaarlijkse winst uit vermogen is volgens een eenvoudige rekenregel vast te stellen. De Delftse oud-hoogleraar Joop Evers werkt een voorstel uit.

Politieke discussie

Aangejaagd door Thomas Piketty’s studie Capital in the Twenty-First Century (2013) is de politieke discussie over het zwaarder belasten van vermogen opnieuw losgebarsten; zie het Verslag Schriftelijk Overleg Tweede Kamer 20 maart 2014. De links is vóór; rechts tégen. Mijn voorstel is de huidige vermogensbelasting te vervangen door een belasting op inkomen uit vermogen en de discussie in het juiste kader te plaatsen. Maar hoe is daaraan een hanteerbare vorm te geven en hoe zou die kunnen passen in het huidige stelsel en in de voorstellen van de Commissie Inkomstenbelasting en Toeslagen (Commissie van Dijkhuizen)? Dat lijkt mogelijk.

Een groot deel van het particuliere vermogen komt voort uit spaargelden. De huidige belasting op vermogensrendement tegen een vast tarief van 1,2% belast ook deze spaargelden. Maar over spaargelden is al inkomstenbelasting betaald. Het is dus onterecht om daarover opnieuw belasting te heffen. Wel terecht is een belasting op netto opbrengsten uit vermogen; dat inkomen is immers nog niet belast. Om deze opbrengsten bij de belastingaangifte precies te kunnen vaststellen is een moeilijk verifieerbare, gecompliceerde administratie nodig. Bovendien kunnen deze winsten kunnen van jaar tot jaar sterk variëren. Voor de Commissie van Dijkhuizen zijn dat overwegingen om daar niet verder op door te gaan.

Bepaling fictieve vermogenswinst

Het voorstel is nu om voor de jaarlijkse vaststelling van de vermogenswinst een eenvoudig, benaderend rekenschema te hanteren. Namelijk om: (i) uit te gaan van het verschil van het vermogen aan het eind en begin van het jaar; (ii) forfaitair te veronderstellen dat men X% (bijvoorbeeld 33%) van zijn belastbare inkomen volgens box-1 spaart en (iii) dat verschil minus dit forfaitair spaarbedrag te nemen als belastbare vermogenswinst en te belasten tegen Y% (bijvoorbeeld 35%). Dit forfaitaire spaarpercentage X% moet in principe hoger zijn dan de algemene gemiddelde jaarlijkse aflossing van de lening op de eigen woning.

Het aldus gedefinieerde fictieve inkomen uit vermogen over een jaar wordt dan belast tegen Y%, maar een vermogenskrimp wordt geïnterpreteerd als nul. Met een kleine modificatie zijn jaarlijkse fluctuaties enigszins te dempen door deze over opeenvolgende jaren te vereffenen. Bijvoorbeeld, door steeds uit te gaan van de vermogensgroei over de afgelopen twee jaar. De Y% procent wordt dan geheven over de helft van het verschil tussen vermogen aan het eind van het lopende jaar en dat van twee jaar daarvoor, verminderd met X% van het belastbare inkomen volgens nieuw gedefinieerde “box-1” over het lopende jaar. De terminologie van de commissie van Dijkhuizen volgend, neem ik deze opzet als de definitie van vermogenswinstbelasting (VW-Belasting).

Waarom te belasten met bijvoorbeeld Y = 35%? Het tarief moet min of meer overeenkomen met de tarieven van de inkomstenbelasting, maar wel lager omdat negatieve rendementen maar gedeeltelijk worden gecompenseerd, omdat inflatiecorrectie achterwege blijft en omdat mogelijk een deel van de vermogenswinst weer wordt gespaard.

Gevolgen voor de portemonnee

Een beeld van de financiële consequenties voor de belastingplichtige is te geven door de ontwikkeling van het vermogen onder het huidige regime en het nieuwe, te delen door de ontwikkeling wanneer géén belasting wordt afgedragen. Als voorbeeld geeft de tabel de resultaten voor (i) constant veronderstelde jaarlijkse rentes van 2,5%, 5% en 10%; (ii) het resulterende vermogen na een looptijd van respectievelijk 5, 10 en 30 jaar; waarbij (iii) de opbrengsten uit vermogen na afdracht van belasting weer worden geherinvesteerd. Hierin zijn X en Y gesteld op respectievelijk 33% en 35%.

Tabel 1. Belaste vermogensontwikkeling t.o.v. fiscaal vrije ontwikkeling

Tabel 1

De condities bij de eerste twee rijen zijn: (i) het startkapitaal is 200.000 euro; (ii) er wordt tussentijds niet gespaard en (iii) het inkomen volgens “box-1” is nul. De eerste rij geeft de resultaten onder het huidige stelsel; de tweede onder het stelsel met VW-Belasting. Wat betekenen deze getallen; bijvoorbeeld 0,80 en 0,52 in de laatste kolom? Het getal 0,80 ontstaat door het ontstane vermogen onder de huidige vermogensbelasting, na 20 jaar bij een jaarlijks rendement van 10%, te delen door het vermogen dat zou zijn ontstaan wanneer er géén vermogen gerelateerde belasting geheven zou zijn; dat vermogen zou zijn uitgegroeid tot bijna het zevenvoudige. Het getal 0,52 ontstaat wanneer dit gebeurt onder de voorgestelde VW-Belasting. Anders gesteld: er zal onder die condities respectievelijk 20% en 48% naar de fiscus weggelekken. Vergelijkt men op die manier de eerste en tweede rij, dan blijkt dat de belasting onder het huidige stelsel vrijwel onafhankelijk is van de vermogensopbrengsten, terwijl de VW-Belasting toeneemt bij hogere rendementen. Dat is precies de bedoeling.

De laatste twee rijen geven de resultaten wanneer (i) het startkapitaal nul is; (ii) er steeds 10.000 euro jaarlijks uit arbeidsinkomen wordt gespaard, terwijl (iii) het belastbare inkomen uit arbeid op jaarlijks 36.000 euro wordt gesteld, waarmee de vrije grens voor vermogensgroei 12.000 euro wordt. Ook hier is hetzelfde gewenste effect duidelijk zichtbaar.

Wat is vermogen in dit verband en wat is belastbaar inkomen? Voor het huidige stelsel zijn de belangrijkste bestanddelen samengevat in de tabel. Toegevoegd is een opsomming van de in aanmerking komende bronbestanddelen onder de voorgestelde VW-Belasting.

Tabel 2. Definitie van vermogen en belastbaar inkomen

Tabel 2 

Eigen woning

Een discussie punt is de fiscaliteit rond de eigen woning. De Commissie van Dijkhuizen stelt voor om de eigen woning te zijner tijd uit box-1 te halen en over te brengen naar box-3. Het is consistent met het uitgangspunt van de VW-Belasting omdat over te nemen. De heffing onder de VW-Belasting is immers gebaseerd op het gebleken vermogensgroei. De waarde van de eigen woning wordt dan gerepresenteerd door de officiële WOZ-waarde die jaarlijks wordt aangepast op de markt.

Het is dan redelijk om de bewoning en handhaving van de eigen woning op te vatten als een eigen bedrijf van zijn bewoner in de rol van IB-ondernemer. Verreweg de grootste kostenfactor betreft dan de financiering. Verder zijn er de kosten van onderhoud, maar ook een opslag voor een om deze fictieve onderneming economisch te rechtvaardigen. De exploitatierekening is bewerkelijk. Reden dus om ook hier een vereenvoudigend schema in te voeren. Namelijk, door alles tegen elkaar weg te strepen, maar zo dat enige forfaitaire opslag voor het economisch profijt overblijft. Het huurwaarde forfait en de hypotheekrente-aftrek komen dan te vervallen met in begrip van de bijbehorende fiscale exotica. In plaats daarvan komt een (om het beestje een naam te geven) profijt-forfait als percentage van de WOZ-waarde. In deze context zou dit profijt-forfait aanzienlijk lager moeten zijn dan het huidige huurwaardeforfait, bijvoorbeeld ½% of minder.

Het particulier investeren in gekwalificeerde, verhandelbare schilderijen en dergelijke biedt minder voordelen dan thans het geval is. Immers, negatieve saldi van rentes zijn niet aftrekbaar en de verkoop later resulteert in een zichtbare, belastbare vermogenssprong.

Eigen zaak

In het huidige stelsel geeft box-2 bijzondere problemen. Het gaat om inkomen uit een BV of NV, waarvan de belastingplichtige tenminste 5% eigenaar is. Het tarief hiervoor is 25%. Voor de zogenoemde Directeur-Grootaandeelhouder (DGA) biedt box-2 fiscale voordelen. Namelijk, zijn inkomen (in plaatst van uit salaris) vooral te halen uit dividend en uit rentes op zelf aan de onderneming verstrekte leningen. Aanvullende wetjes zijn ontwikkeld om dit enigszins binnen de perken te houden. Echter rekening houdend met de vennootschapsbelasting, blijft van deze voordelen onder het voorgestelde VW-Belasting nauwelijks iets over. Dat is ook het geval met het bekende “oppotten” van bedrijfswinsten. Box-2 met reparatiewetjes kan dus verdwijnen. Dat is een goede reden om de boxen-1 en -3 om te dopen tot respectievelijk box-A en box-B.

Belangrijk voor de overheid is de stabiliteit van de belastingopbrengst. Die zal in het voorgestelde stelsel meer fluctueren dan die in het huidige stelsel. Maar de schommelingen werken in principe inherent anticyclisch. Immers bij een oplopende conjunctuur stijgen de rendementen en dus ook de fiscale opbrengst aan rendementsbelasting. Dat geld wordt aan de private economie onttrokken, hetgeen remmend werkt. Er zijn argumenten om de belasting op vermogensopbrengst te corrigeren naar de inflatie. Echter dat zou de fluctuaties in fiscale opbrengsten doen vergroten. Bovendien zullen de overheidsuitgaven ten gevolge de inflatie stijgen, waarop de politiek de neiging heeft om vervolgens de belastingen te verhogen. Daarom lijkt het beter om niet te corrigeren naar inflatie. Het bewaren van een bepaalde mate van inherente stabiliteit verdient immers de voorkeur.

Conclusies

Het voorgestelde stelsel: (i) vermijdt de onterechte stapeling van belasting op eerder verworven inkomen; (ii) het belast de nog niet belaste inkomens uit vermogensopbrengsten; (iii) ziet af van box-2; (iv) is administratief betrekkelijk eenvoudig; (v) lijkt redelijk bestand tegen onterechte ontwijking; (vi) geeft meer conjuncturele fluctuaties in belastingopbrengst, maar wel met een anticyclisch effect en (vii) plaatst de discussie over meer of minder vermogensbelasting in een beter hanteerbaar kader.

Het gaat hier om een verkenning; de conclusies zijn voorlopig. In eerste aanzet is het idee van de VW-belasting gepubliceerd in Het Financieele Dagblad van 20 juni jl. Mede naar aanleiding van een discussie met enkele fiscalisten is het concept verder tot deze vorm uitgewerkt.

Te citeren als

Joop Evers, “Belasting op vermogenswinst: een voorstel”, Me Judice, 28 juli 2014.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
fsecart, Flickr.

Ontvang updates via e-mail