De 18e duurzaamheidsdoelstelling van de Verenigde Naties

De 18e duurzaamheidsdoelstelling van de Verenigde Naties image

Afbeelding ‘United Nations Headquarters’ van versello (CC BY-NC-ND 2.0)

In 2015 heeft de VN 17 duurzaamheidsdoelstellingen vastgesteld om de levens van de minst welgestelde bewoners van deze planeet en het leven op aarde te verbeteren. Harry Hummels stelt dat we pas kunnen weten of er daadwerkelijke verbetering plaatsvindt, als de ontvangers van hulp meer gehoord worden. Hij drukt deze uitdaging uit in een achttiende duurzaamheidsdoelstelling.

Maatschappelijke aanvaardbaarheid

Maatschappelijk of sociaal ondernemen lijkt op het eerste gezicht een pleonasme. Per definitie creëert een onderneming producten en diensten die voorzien in behoeften vanuit de samenleving, schept werkgelegenheid en draagt bij aan economische ontwikkeling. Natuurlijk zijn er voorbeelden van ondernemingen die daarnaast ernstige schade toebrengen aan het milieu, kinderen uitbuiten, mensenrechten schenden, fraude plegen, corrupt zijn, bijdragen aan maatschappelijke onveiligheid en ongezondheid of anderszins maatschappelijk gekoesterde waarden in gevaar brengen. En toch voegen ook zij maatschappelijke waarde toe, zeker als ze binnen de grenzen van (lokale) wet en het recht opereren. Dat dit niet de waarde is die eenieder op prijs stelt, maakt dat er vaak levendige debatten ontstaan over de gewenste economische, sociale en milieuontwikkeling van onze samenleving. Elders heb ik in dit kader al eens gesproken over de markt van maatschappelijke aanvaardbaarheid. Net als op andere markten, wordt op deze markt onderhandelt, een ‘prijs’ bepaalt, drukmiddelen ingezet en partijen komen al dan niet tot overeenstemming over wat maatschappelijk (on)aanvaardbaar is. Net als op de goederen- en dienstenmarkt ontstaan op de markt van maatschappelijke aanvaardbaarheid telkens nieuwe ‘producten’ en worden nieuwe aanbiedingen gedaan. Een dergelijke ontwikkeling is het bevorderen en realiseren van maatschappelijke doelstellingen door de private sector. Ondernemingen en investeerders streven in hun beleid en handelen expliciet het bereiken van een of meerdere publieke doelstellingen na. Zo werd lunchcafé BliXem in Nijmegen in 1997 opgericht om mensen met een arbeidsbeperking mee te laten doen in onze, op betaalde arbeid gerichte, samenleving. Het is een van de oudste ‘sociale’ ondernemingen in ons land. Het succes van ondernemingen zoals BliXem heeft geleid tot een stroom aan initiatieven die de ondernemingsvorm verbinden met het oplossen van maatschappelijke problemen of het scheppen van maatschappelijke waarde. Tony’s Chocolonely probeert kindslavernij de wereld uit te helpen, Plastic Whale maakt de Amsterdamse grachten plasticvrij om van de vangst nieuwe boten te maken en Tesla draagt bij aan de energietransitie met behulp van zijn elektrische auto’s en accu’s voor energieopslag.

Sociaal ondernemerschap

Maar wacht even, zult u denken. Zo ken ik er nog wel een paar. NS creëert maatschappelijke waarde door openbaar vervoer aan te bieden, telecomproviders zorgen voor sociale communicatie en Heineken laat ons even stoom afblazen na weer een drukke dag in de participatiemaatschappij. Een afbakening van het begrip ‘sociaal ondernemerschap’ is derhalve gewenst. De Europese Commissie heeft dit getracht en omschrijft een sociale onderneming als een entiteit in de sociale economie, die gericht is op het creëren van sociale impact door het op ondernemende en innovatieve wijze aanbieden van producten en diensten die gericht zijn op sociale doeleinden. Een dergelijke definitie helpt niet echt. Zo zorgt Heineken voor “echt menselijke verbindingen”. Mensen “vormen het hart van de onderneming” en het delen van ervaringen leiden tot “de beste momenten in het leven”; veel socialer gaat het niet worden. Zelfs bij ondernemingen als Tesla komt de vraag op in hoeverre hier nu sprake is van maatschappelijk ondernemen. De onderneming van Elon Musk draagt bij aan de energietransitie, zowel door het ontwikkelen en in de markt zetten van elektrische auto’s als door de vervaardiging van (enorme) accu’s die duurzame energie uit wind, zon en water kunnen opslaan. Echter, of dat voldoende is om te kunnen spreken over ‘sociaal ondernemen’ valt nog te bezien. Onderzoek door de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) wees al in 2011 uit dat er geen sprake van een duurzame transitie kan zijn, zolang er niet een alternatief wordt gevonden voor lithium, een van de kernbestanddelen van de accu’s. Een versnelling van het aanbod aan elektrische auto’s leidt tot mogelijke tekorten in de levering van lithium. Tevens kan het leiden tot politieke en sociale instabiliteit in Bolivia, het land waar zich de grootste voorraden bevinden.[1]

Behoeften

Uitgaan van de activiteiten van de onderneming om te bepalen of deze sociaal of maatschappelijk zijn, kan dus niet het vertrekpunt zijn om vast te stellen of ondernemingen bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke en milieuvraagstukken. Het lijkt raadzamer om aan de andere kant te beginnen, namelijk bij de behoeften van ernstig gedepriveerden en gemeenschappen en bij waarborgen van het leefmilieu op aarde. Die andere kant komt onder meer tot uitdrukking in het uit 1987 daterende rapport Our Common Future van de Commissie Brundtland. Schrijvend over de uitdagingen van onze samenleving en onze planeet, geeft de commissie een definitie van een duurzame ontwikkeling als “een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden in gevaar te brengen van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien”. De focus op behoeften is nog immer actueel en dan bedoel ik niet de behoefte aan luxe goederen, maar de basisbehoeften van onze samenleving, onze planeet en ons als individuen, zoals de behoefte aan een schoon milieu. Zo hebben we behoefte aan transport en ook aan schoon transport. Dat is echter niet gelijk aan de ‘behoefte’ aan een Tesla.[2]

Sustainable Development Goals

De in september 2015 aanvaarde Sustainable Development Goals (SDG’s) hebben de basisbehoeften weer prominent op de agenda geplaatst. De 17 doelstellingen, onder meer gericht op het bestrijden van armoede, honger en ongelijkheid, het verminderen van de klimaatdruk en het verbeteren van toegang tot goede gezondheidszorg, scholing, werk, energie en water, vormen de maatschappelijke to-do lijst voor het komende decennium. Inmiddels hebben talloze bedrijven en financiële instellingen zich gecommitteerd aan de implementatie van de doelstellingen. Om te laten zien dat het niet om loze beloften gaat, rapporteren de bedrijven en instellingen over hun aanpak en resultaten; dat is een goede ontwikkeling. Echter, daarbij wordt vaak uit het oog verloren dat de doelstellingen geen collectieve vinklijst zijn. Wie de considerans voorafgaand aan de doelen leest, ziet dat de VN vooral nastreeft dat alle mensen op onze planeet kunnen leven in ‘menselijke waardigheid’ – te beginnen met degenen die daarvan het verst verwijderd zijn. De lakmoesproef voor het bereiken van de doelstellingen ligt daarmee in het succes van mensen, en de omgeving waarin zij leven, om beter in de basisbehoeften te voorzien. Niet het aanbod van goed bedoelde producten en diensten van bedrijven en instellingen – inclusief overheden en maatschappelijke organisaties – is daarbij maatgevend, aldus de Indiase filosoof en econoom Amartya Sen en de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum. Doorslaggevend is de vraag of mensen beter hun vermogens en vaardigheden kunnen ontwikkelen om in hun basisbehoeften te voorzien. Centraal staat dus niet de activiteiten en het gedrag van de aanbieders, maar het succes aan de kant van de ontvanger.

Het achttiende doel

Dit uitgangspunt heeft gevolgen voor de stroom aan publicaties over de bijdragen die bedrijven en instellingen zeggen te leveren aan de realisatie van de doelstellingen. De rapporten dienen echter niet louter te gaan over bespaarde tonnen CO2-uitstoot, aantallen huishoudens in verafgelegen gebieden die toegang krijgen tot zonne-energie of aantallen achtergestelde mensen die nu deelnemen aan onze ‘participatiesamenleving’. De gegevens zijn relevant, maar geven slechts een indicatie over de echte vraag: hebben de beoogde begunstigden van de producten, diensten of maatregelen hun capaciteiten om in hun basisbehoeften te voorzien nu beter ontwikkeld?

Versterk de vaardigheden van mensen en hun gemeenschappen om effectief bij te dragen aan (de besluitvorming over) het beleid en de activiteiten gericht op de bevorderen van een duurzame samenleving en een leven in menselijke waardigheid

In de meet- en rapportagemethoden ontbreekt echter nog een tweede element. Hoe stellen we nu vast of de activiteiten, producten en diensten van ondernemingen, respectievelijk overheids- of maatschappelijke instellingen, bijdragen aan de capaciteitsontwikkeling van de beoogde begunstigden? Normaliter vraag je het aan hen. Waar dat niet mogelijk is, zoals bij het verminderen van de druk op het klimaat, is het zaak om deskundigen te raadplegen. In beide gevallen geldt echter dat de begunstigden zich uiteindelijk moeten kunnen uitspreken over het succes van de activiteiten en maatregelen. Toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, werk en een schoon milieu hebben geen betekenis omdat een overheid of een onderneming dat zeggen, maar omdat de begunstigden het werkelijk ervaren. Een onderneming is dan ook pas ‘sociaal’ als voldaan is aan wat ik formuleer als de 18e VN-duurzaamheidsdoelstelling, die ik aanduid als de stem van de begunstigden:

''Versterk de vaardigheden van mensen en hun gemeenschappen om effectief bij te dragen aan (de besluitvorming over) het beleid en de activiteiten gericht op de bevorderen van een duurzame samenleving en een leven in menselijke waardigheid''

M-Kopa

Pas als aan deze voorwaarde is voldaan kunnen we daadwerkelijk vaststellen of er voortgang wordt geboekt op de overige zeventien VN-duurzaamheidsdoelstellingen – al is daarvoor natuurlijk meer nodig dan louter de sociale of maatschappelijke dimensie. Vanzelfsprekend vraagt het realiseren van de maatschappelijke to-do list die de VN-doelen zijn, ook dimensies als innovatie, schaal(baarheid) en financiële duurzaamheid. Daardoor ontstaat een zeshoek gericht op het in kaart brengen en analyseren van de aard en het succes van maatschappelijk ondernemen. De Keniaanse onderneming M-Kopa vormt een goed voorbeeld van een onderneming die op alle dimensies positief scoort. 

M-Kopa levert zonne-energie aan huishoudens in Oost-Afrika, met name in de rurale gebieden waar de bevolking niet is aangesloten op het nationale energienet. De onderneming levert daarnaast een basispakket dat bestaat uit een zonnecollector, een set lampen, een oplaadbare radio en een dito zaklamp. Als uitbreiding kan de gebruiker ook kiezen voor een pakket met TV.

M-Kopa voorziet inmiddels meer dan 600.000 huishoudens van betaalbare zonne-energie en bespaart deze huishoudens daarmee uitgaven voor fossiele brandstoffen ten bedrage van $300 miljoen. Dat levert op zijn beurt een besparing op 380.000 ton geëmitteerde CO2. De groei van de onderneming in termen van aansluitingen bedraagt zo’n 20 procent per jaar. Tot slot heeft M-Kopa reeds 2500 banen gecreëerd en dat aantal neemt flink toe. Niet alleen laat de onderneming zien dat zij innovatief, schaalbaar en financieel duurzaam is, op haar website laat ze de stem van de begunstigden luidt en duidelijk horen. In talrijke filmpjes komen klanten en werknemers aan het woord die aangeven welke betekenis M-Kopa heeft voor hen in het ontwikkelen van hun kwaliteiten en vaardigheden.

Conclusie

Echte integratie in onze mondiale samenleving en economie vraagt van de ‘haves’ niet alleen dat zij actief maatregelen nemen gericht op het includeren van de have-nots, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het gericht implementeren van de SDGs gerichte aanpak. Het betekent ook dat er naar de ‘have-nots’ wordt geluisterd en dat het succes van de aanpak mede afhangt van de instemming van degenen op wie het beleid en de activiteiten daadwerkelijk zijn gericht. Dat gaat dus verder dan alleen de instemming van de overheden of de lokale NGOs – tenzij het niet anders kan. Maar het succes van de VN-duurzaamheidsdoelstellingen hangt uiteindelijk af van de vraag of degenen op wie de doelstellingen zich richten, ook daadwerkelijk de vruchten plukken in termen van menselijke ontwikkeling (en van de gemeenschap waarin deze ontwikkeling zich voltrekt). Zonder deze actieve betrokkenheid van de beoogde begunstigden blijft menselijke ontwikkeling de aanspraak van de armen en de fantasie van de gefortuneerden.

Deze bijdrage vormt de kern uit de oratie van Harry Hummels die hij op 1 maart uitsprak aan Universiteit Utrecht bij de aanvaarding van zijn leerstoel Social Entrepreneurship.

Voetnoten


[1] Tim Steinweg, The electric car battery, SOMO, Amsterdam, March 2011

[2] Met name in de filosofische literatuur wordt een onderscheid gemaakt tussen basisbehoeften, behoeften, wensen en voorkeuren. Zeggen dat iets een basisbehoefte is, aldus de Amerikaanse filosoof Feinberg, “houdt in dat een persoon daarmee een goed, dienst of kwaliteit wordt onthouden die essentieel is voor het leven en de ontwikkeling van dat leven”. Zie, Feinberg, J., (1973), Social Philosophy, Prentice Hall, Englewood Cliffs, N.J. p.111

Referenties

Our Common Future (1987), Report of the World Commission on Environment and Development.

Steinweg, T. (2011), The Electric Car Battery, Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO).

United Nations General Assembly (2015), Resolution adopted by the General Assembly: Transforming our world: the 2030 Agenda for Sustainable Development.

The United Nations Development Programme (2015), Sustainable Development Goals.

Te citeren als

Harry Hummels, “De 18e duurzaamheidsdoelstelling van de Verenigde Naties”, Me Judice, 19 maart 2018.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘United Nations Headquarters’ van versello (CC BY-NC-ND 2.0)

Downloads

Ontvang updates via e-mail