De gespleten persoonlijkheid van de econoom

De gespleten persoonlijkheid van de econoom image

Afbeelding ‘Split Personalities’ van Caribb (CC BY-NC-ND 2.0).

27 mrt 2017
Economen worstelen zolang het vak bestaat met de spanning tussen wetenschap en de kunst van het toepassen. De meeste zien hun vak als objectieve wetenschap die los van wensen en waardeoordelen bestudeert hoe onze samenleving werkt. Volgens Bas Haring is dat slechts schijn. Het vak is gebaseerd op fundamentele waardeoordelen. Het is dan ook niet meer dan logisch om in de uitoefening van het vak beide hersenhelften – zijns- en waardeoordelen - van de econoom te gebruiken.

Gespleten economen

Is de economie nou een normatieve of een positieve wetenschap? Economen zullen deze vraag begrijpen; niet-economen vaak niet. De termen "normatieve" en "positieve wetenschap" worden hoofdzakelijk gebruikt in de economie. In de meeste andere wetenschappen speelt die vraag ook niet zo. Er is geen twijfel over mogelijk dat de natuurkunde positief is; daar vragen ze zich af hoe de natuur zich gedraagt, en niet hoe de natuur zich zou moeten gedragen.

De meeste economen die ik ken doen hun best zoveel mogelijk aan positieve wetenschap te doen: objectieve wetenschap die los van wensen en waardeoordelen bestudeert hoe onze samenleving werkt. Ik begrijp wel waarom ze dat willen. Het is wat wetenschappers horen te doen; die houden zich niet bezig met waardeoordelen. Die zijn voor de mensen die de wetenschap gebruiken. Klassiek is de verhouding als volgt: de politiek – doordrenkt met waardeoordelen – vraagt de econoom: "Wij willen een samenleving met gelijker verdeelde inkomens"; en de econoom rekent dan uit hoe dat te realiseren is, wat eventuele repercussies zijn etc. zonder zich te bemoeien met de vraag of gelijker verdeelde inkomens wenselijk of onwenselijk zijn.

Helder, maar ik vraag me af of het in het vakgebied van de economie wel kan om aan louter positieve wetenschap te doen. En zelfs of het wel wenselijk is.

Waarde

Om te beginnen gáát economie over waarde. Ik weet dat economen vaak zeggen dat economie de studie naar schaarste is, maar mij zegt een dergelijke uitleg niks. Ikzelf verwoord het als volgt: In het vakgebied van de economie gaat het om zakelijk en rationeel nadenken over uiteindelijk zachte en wezenlijke onderwerpen. Geïnspireerd op de frase van Alfred Marshall: "Warm hearts and cool heads". Als datgeen wat ertoe doet – van waarde is – zo centraal staat in een vakgebied, dan is het nogal wat om van dat vakgebied te verwachten dat ze zelf niet aan waardeoordelen doet.

In het vakgebied van de economie gaat het om zakelijk en rationeel nadenken over uiteindelijk zachte en wezenlijke onderwerpen.

Ten tweede heeft de economie de schijn tegen vanwege de termen die men er gebruikt. Een begrip als "werkloosheid" is lastig neutraal te bevatten. Hoewel dat misschien aan mij ligt: mijn vader is lang geleden een tijdje werkloos geweest en dat heeft nogal een negatieve impact in zijn leven gehad. "Onderbesteding". Ik weet niet wat het is, maar hoe waardeneutraal het begrip misschien ook is; het klinkt niet goed. Net als "marktfalen", of "verdringing op de arbeidsmarkt".

Verborgen waardeoordelen

Naast dat de begrippen die economen gebruiken soms een zweem van waardeoordeel met zich meedragen liggen er, diep verborgen in het vakgebied, ook echte waardeoordelen verstopt. Verspilling is niet goed. Het is een uitgangspunt waarop van alles gefundeerd is. Maar het is een waardeoordeel. Een heel logisch waardeoordeel, en je moet van goeden huize komen wil je beargumenteren dat verspilling prachtig is, maar een waardeoordeel blijft het. Bovendien is mij niet altijd duidelijk wanneer er sprake is van verspilling.

Als ik de aardappels ruim schil en tien procent van de aardappel met de schillen weggooi, terwijl iemand anders even snel maar dunner aardappelen kan schillen en slechts één procent aardappel weggooit, dan is er sprake van verspilling wanneer ik de aardappels schil. Dat lijkt me helder. En hoewel de uitspraak "Het is niet handig wanneer Bas Haring de aardappels schilt" een waardeoordeel betreft, is het in het onderhavige voorbeeld toch best een "objectief" waardeoordeel. Meer weggooien dan nodig is, is niet goed.

Maar ik worstel dan met de Mars, of een andere chocoladereep, die mij steevast aangepraat wordt bij de kassa van een tankstation. "En kan ik u bij de benzine nog een Mars aanbieden? Met korting deze week." Meestal brom ik nors wat terug, maar het is me wel eens overkomen dat ik per ongeluk zo'n Mars kocht. Terwijl ik zo'n ding toch echt niet wilde. Als de Mars-fabrikant een Mars produceert en hem vervolgens weggooit, dan is dat verspilling. Maar wanneer ik zo'n reep tegen heug en meug opeet en later weer uitschijt, dan zou dat plots geen verspilling zijn. Heel vreemd. Maar in het eerste geval durft de econoom wél een uitspraak te doen: "Marsen weggooien is niet goed", terwijl de wetenschappelijk econoom dat in het twee geval niet aandurft. Opvallend. En het illustreert de onduidelijke lijn tussen objectieve uitspraken en waardegeladen uitspraken.

Keuzevrijheid

Een ander waardeoordeel dat diep verborgen in het vakgebied ligt is het idee dat mensen het beste voor zichzelf kunnen kiezen. Dat is een vrij redelijk uitgangspunt. Wie beter dan ikzelf weet wat ik wil? Het is ook een uitgangspunt dat bij mij persoonlijk past. Misschien dat ik daarom, als filosoof, wel aansluiting vind in de economie. Maar veel andere filosofen vinden het een armzalig uitgangspunt. Stel je voor dat iedereen de voorkeur heeft voor de muziek van Jan Smit, boven welke andere soort muziek dan ook, dan is, met de bril van economen op, een wereld met louter Jan Smit-muziek te verkiezen boven een wereld waar ook klassieke muziek te horen is. Ik kan daar wel in mee. Ik vind klassieke muziek niet per se beter of mooier dan Jan Smit. Maar veel filosofen kunnen dat niet. Die vinden, op de één of andere manier, Mozart en Bach toch echt beter dan Jan Smit. Ook wanneer het overgrote deel van de mensheid dat niet vindt. Er is wat voor te zeggen.

Maar in ieder geval is duidelijk dat ook het idee dat mensen zelf het beste kunnen kiezen een waardeoordeel is. En hoewel ik persoonlijk veelal meega in dat waardeoordeel, heb ik er soms toch problemen mee. Bijvoorbeeld als het gaat over subsidies. Die gaan, aldus economen, gepaard met "welvaartsverlies". Ik hoef niet precies te weten wat welvaartsverlies is om te begrijpen dat welvaartsverlies niet goed is. Je kunt zelfs de omvang van dit welvaartsverlies uitrekenen; een standaardsommetje als je economie studeert. Ik heb dat ook moeten doen: driehoekjes arceren die staan voor de deadweight loss. Die sommetjes komen bijzonder objectief en niet waardegeladen over, maar dat is schijn. Die deadweight loss is gebaseerd op het idee mensen het beste voor zichzelf kunnen kiezen.

Daar kwam ik achter toen ik me realiseerde dat boekenbonnen ook gepaard gaan met een (deadweight) loss. Wanneer ik iemand een boekenbon geef van, zeg, 25 euro, dan kost die boekenbon me 25 euro. Maar omdat de ontvanger van die boekenbon hem slechts aan boeken besteden kan, heeft die bon voor hem of haar minder waarde dan 25 euro. Hij of zij kan immers niet meer zelf kiezen. Dat ding kostte 25 euro, maar is minder waard; er is dus sprake van verlies.

En toch geef ik boekenbonnen. Omdat ik vind dat er niet altijd sprake is van verlies wanneer je iemand een zetje geeft een bepaalde keus te maken. Soms kan het goed zijn iemand wat richting te geven. Ergo: het uitgangspunt dat iedereen altijd het beste voor zichzelf kan kiezen is niet per se altijd waar. Hoe "positief" economen hun werk ook proberen te doen, vaak zit er toch een vleugje "normatief" doorheen. Zonder dat economen zich daar altijd bewust van zijn.

Bruikbare kennis

Is dat een probleem? Ik geloof eigenlijk van niet. Want waarom zou men aan positieve wetenschap willen doen? Het standaardantwoord is om ware kennis te vinden; daar gaat het in de wetenschap toch om. Maar je kunt het ook anders zien. Misschien gaat het in de wetenschap niet om het vinden van de waarheid, maar om het vinden van bruikbare kennis. Kennis die kan helpen verstandige beslissingen te nemen. Als je er zo naar kijkt, dan is er een logische verwevenheid tussen verstandige beslissingen en wetenschappelijke kennis. En is het niet vreemd om wetenschappers ook te vragen naar wat zij verstandig achten.

Hoe zou dit uitwerken bij een andere wetenschap? Bijvoorbeeld de wetenschap van het klimaat? Een positieve klimaatdeskundige (à la "positieve wetenschap") heeft geen mening over het klimaat en eventuele veranderingen daarin, maar brengt slechts in kaart wat er gebeurt en ons te wachten staan. Een normatieve klimaatdeskundige vindt daar ook iets van.

Misschien gaat het in de wetenschap niet om het vinden van de waarheid, maar om het vinden van bruikbare kennis. Kennis die kan helpen verstandige beslissingen te nemen.

De kennis van de positieve klimaatdeskundige wordt door anderen gebruikt waarvoor-ie bedoeld is: het nemen van verstandige beslissingen. Terwijl de normatieve klimaatdeskundige zelf ook ideeën heeft over wat verstandig is. Ik geloof niet dat ik normatieve klimaatdeskundigen problematisch vind. Sterker nog; als ik aan iemand een waardeoordeel over het klimaat toevertrouw, dan is het toch aan hen.

En is het ook niet zo met economen? Hun vakgebied gáát over waarde; gebruikt waardegeladen termen; en is gebaseerd op een aantal fundamentele waardeoordelen. Zouden zij zich dan afzijdig moeten houden als het om waardeoordelen gaat?

Te citeren als

Bas Haring, “De gespleten persoonlijkheid van de econoom”, Me Judice, 27 maart 2017.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘Split Personalities’ van Caribb (CC BY-NC-ND 2.0).

Ontvang updates via e-mail