Exportavonturen Nederlandse ondernemingen vaak van korte duur

diner
Afbeelding ‘UKIBC Dinner in Notting Hill’ van Mark Hillary (CC BY 2.0)
4 dec 2013
Het overgrote deel van de buitenlandse exportrelaties van Nederlandse ondernemingen is zeer kortstondig. Vooral producten voor de export wisselen elkaar snel af; exportbestemmingen wat minder vaak. Dit blijkt uit nieuw onderzoek van CPB-econoom Arjan Lejour. Na 4 tot 5 jaar is niet minder dan 85 tot 90 procent van de exportrelaties beëindigd. Het is daarom zinnig om het exportbeleid meer dan nu het geval is te richten op in potentie langdurige handelsrelaties.

Kosten markttoegang

De export is een onlosmakelijk deel van de Nederlandse economie, maar dat geldt niet voor handelsrelaties van individuele bedrijven. Veel van deze exportrelaties, gespecificeerd naar product en bestemming, bestaan niet langer dan 1 of 2 jaar. Dan lijkt exporteren een kostenpost, omdat markttoegang in andere landen vaak gepaard gaat met toetredingskosten. Alleen als de exportrelatie duurzaam is, kunnen de vaste kosten van markttoegang over een aantal jaren worden goedgemaakt. Het is dus van belang succesvolle karakteristieken van duurzame exportrelaties te identificeren.

Daarvoor maak ik gebruik van Nederlandse transactie data over de internationale handel om karakteristieken te identificeren die deze duur beïnvloeden. De vertrouwelijke data zijn de microdata Internationale Handel van het CBS en onderscheiden exportproducten en exportbestemmingen van bedrijven voor de jaren 2002 tot en met 2008. Een handelsrelatie wordt gespecificeerd als de export van een bedrijf van een bepaald product (op 5 digit niveau van de goederenclassificatie) naar een bestemming. Er wordt geabstraheerd van wederexport en ook handelsrelaties van minder dan 1000 euro worden uitgesloten. Meer details over de data en de bewerking is te vinden in Lejour (2013).

De export waarde van de goederen neemt toe van 66 miljard euro in 2002 tot 102 miljard euro in 2008 in de steekproef, zoals figuur 1 laat zien. In 2003 wordt 90 procent van de export gegenereerd door bedrijven die ook in eerdere jaren exporteerden. Dat geldt niet alleen voor 2003, maar ook voor de latere jaren. De waarde van de export wordt door de intensieve marge gedreven, resultaten die aansluiten bij de conclusies Bernard e.a. (2009) voor de Verenigde Staten. In 2008 zijn exportrelaties die in 2002 of eerder ontstonden nog steeds verantwoordelijk voor de helft van de exportwaarde.

Figuur 1: de ontwikkeling van de export waarde tussen 2002 en 2008 (mld. euro)

exportontwikkeling

Bron: CBS microdata Internationale Handel, 2002 -2008.

Vluchtige relaties

Opmerkelijk is dat de ontwikkeling van het aantal exportrelaties heel anders is dan die van de exportwaarde. Deze loopt van ruim 150 duizend in 2002 tot ruime 220 duizend in 2008 (figuur 2). In 2003 is ruim 40 procent van de exportrelaties nieuw, hoewel die maar 10 procent van de exportwaarde genereren. Dit geldt ook voor de andere jaren. Echter de nieuwe exportrelaties zijn geen blijvertjes. Na een jaar is 60 procent verdwenen. Het jaar daarop verdwijnt 15 procent van de relaties en na 4 of 5 jaar bestaat nog maar 10 tot 15 procent van het aantal oorspronkelijke relaties. Deze resultaten sluiten aan bij bevindingen van anderen. Besedeš en Prusa (2006a, 2006b) concluderen dat de mediane duur van een handelsrelatie, gespecificeerd door product en bestemming, twee tot vier jaar is. In dit onderzoek is de mediane duur nog iets korter, omdat de exportrelaties per bedrijf gespecificeerd zijn, terwijl bij Besedeš en Prusa deze relaties over de bedrijven geaggregeerd zijn.

Figuur 2: de ontwikkeling van het aantal exportrelaties tussen 2002 en 2008

figuur 2

Bron: CBS microdata Internationale Handel, 2002 -2008.

De korte duur van handelsrelaties wekt verbazing in het licht van de nieuwe literatuur over productiviteit en handel. Bedrijven worden geconfronteerd met markttoetredingskosten. Kneller en Pisu (2011) onderscheiden verschillen typen kosten, variërend van kosten gerelateerd aan netwerken en marktverkenning tot kosten in verband met de instituties en regels in andere landen. Deze zijn vaak substantieel (Das e.a. 2007) en worden vaak niet na een eenmalige export goedgemaakt.

Verschillen verklaard

Nieuwe handelsrelaties zijn het gevolg van nieuwe exporterende bedrijven en van gevestigde bedrijven die nieuwe producten, naar nieuwe markten, nieuwe producten naar nieuwe markten of nieuwe combinaties van bestaande producten en bestaande markten exporteren. De schattingen van de hazard rate modellen tonen aan dat nieuwe handelsbetrekkingen door nieuwe exporterende bedrijven of bestaande ondernemingen naar nieuwe markten ongeveer 15 procent kleinere kans hebben dat de relatie eindigt. Tabel 1 presenteert deze resultaten, zie de dummies voor nieuw bedrijf en nieuwe bestemming. Deze geschatte effecten volgen uit een discreet duurmodel. Dit model bepaalt het effect van de verklarende variabelen op de kans dat een handelsrelatie eindigt. Hiervoor wordt een logit model met random effects gebruikt (zie Lejour 2013 voor de details). Een handelsrelatie met een nieuw product heeft juist een 30 procent grotere kans om ten onder te gaan. In het geval dat het nieuwe product naar een nieuwe bestemming wordt geëxporteerd ligt dit iets lager, namelijk ongeveer 20 procent. De markttoetredingskosten voor nieuwe bedrijven en nieuwe markten zijn groter dan voor nieuwe producten. Het zou kunnen zijn dat bedrijven zich vanwege de hogere toetredingskosten meer moeite doen om succesvol te exporteren, terwijl met nieuwe producten veel meer geëxperimenteerd kan worden, omdat de faalkosten veel kleiner zijn.

Daarnaast kunnen kenmerken van de exportbestemmingen en productkenmerken worden onderscheiden. Een hoger bbp verkleint de kans op beëindiging en een grotere afstand tot Nederland verhoogt deze kans. Van veel groter belang is het EU of EFTA lidmaatschap van de exportmarkt. De toegang tot de interne markt verlaagt een kortstondige duur met 40 ruim procent. Als de goederen worden ingedeeld volgens de conservatieve classificatie van Rauch (1999) in homogene producten, zoals olie, veel agrarische producten en staal en gedifferentieerde producten volgt dat homogene producten een 10 procent kleinere kans om te eindigen dan handelsrelaties met gedifferentieerde goederen.

Tabel 1 het effect van de determinanten op het einde van de handelsrelatie

tabel 1

Bron: Eigen schattingen op basis van CBS microdata Internationale Handel, 2002 -2008.

De eerste verkopen zijn ook een goede indicator voor de duur van de handelsrelatie. Relaties met een gemiddelde initiële exportwaarde van € 50.000 overleven niet, terwijl die met een initiële waarde van € 200.000 tenminste een paar jaar bestaan. De export van homogene goederen, zoals olie, staal en graan, heeft een hogere initiële handelswaarde en deze relaties bestaan langer. Brenton e.a. (2009) and Besedeš and Prusa (2006a) vinden vergelijkbare resultaten voor de initiële exportwaarde.

Naarmate een handelsrelatie langer bestaat wordt de kans ook steeds kleiner dat deze beëindigd wordt. Gerelateerd aan handelsrelaties die tenminste 5 jaar bestaan, is de kans dat een nieuwe relatie eindigt ruim 4 keer zo groot en voor een twee-jaar durende relatie is dat nog twee keer zo groot. Daarna vlakt de afname van de overlevingskans af, zie figuur 3.

Figuur 3: overlevingskans van een nieuwe handelsrelatie tussen 2003 en 2008 (in jaren)

overlevingskans

Bron: Eigen schattingen op basis van CBS microdata Internationale Handel. 2002 -2008.

Exportbeleid

Het blijkt dat de meeste handelsrelaties van zeer korte duur zijn. Bedrijven wisselen vaak van export producten en iets minder vaak van bestemmingen. Hierbij lijkt veel sprake te zijn van uitproberen, dat geldt vooral voor veranderingen in de exportproducten, waar de markttoetredingskosten relatief laag zijn. Voor nieuwe bestemmingen zijn deze kosten hoger en zijn de handelsrelaties gemiddeld van langere duur. Dit suggereert dat het exportgedrag van bedrijven is te beïnvloeden. Dat is van belang voor de exportpromotie van de overheid. Het is weinig zinvol een handelsrelatie te stimuleren als deze na 1 of 2 jaar niet meer bestaat. Het is effectiever de inzet te richten op handelsrelaties die potentieel duurzaam zijn. Anderzijds lijkt het ook niet effectief als de exportondersteuning een groot deel van de markttoetredingskosten wegneemt. Dat zou bedrijven stimuleren lichtvaardig nieuwe buitenlandse markten uit te proberen en een negatief effect op de duur van exportrelaties kunnen hebben.

Referenties

Bernard, A. B., J.B. Jensen, S.J. Redding and P.K. Schott, 2009, The margins of US Trade (long version), NBER Working Paper 14662.

Besedeš, T. and T. Prusa, 2006a,Product differentiation and duration of US import trade, Journal of International Economics 70, 339-358.

Besedeš T. and T. Prusa, 2006b,Ins, outs and the duration of trade, Canadian Journal of Economics 39(1), 266-295.

Brenton, P., C. Saborowski and E. von Uexhull, 2009, What explains the low survival rates of developing county export flows?, World Bank Economic Review 24(3), 474-499.

Das, S., M.J. Roberts and J.R. Tybout, 2007,Market Entry Costs, Producer Heterogeneity, and Export Dynamics, Econometrica 75(3), 837-873.

Kneller R., en M. Pisu, 2011,Barriers to Exporting: What are They and Who do They Matter to? The World Economy 34(6), 893-930.

Lejour, A., 2013, The duration of Dutch export relations: decomposing firm country and product characteristics , CPB Discussion Paper 258.

Rauch, J.E., 1999, Networks versus Markets in International Trade, Journal of International Economics, 48(1), 7-35.

Te citeren als

Arjan Lejour, “Exportavonturen Nederlandse ondernemingen vaak van korte duur”, Me Judice, 4 december 2013.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘UKIBC Dinner in Notting Hill’ van Mark Hillary (CC BY 2.0)

Ontvang updates via e-mail