Versnipperde partijen
De verkiezingen hebben een versnipperd politiek landschap achter gelaten.
Minstens vier partijen zijn nodig om een meerderheid in de Tweede Kamer te
genereren. Gelukkig bevindt de economie zich na jaren van stagnatie en
broekriem aanhalen in een opgaande fase en stevenen de overheidsfinanciën
af op een fors overschot. Dit maakt het gemakkelijker om een coalitie te
vormen van partijen die allemaal hun wensenlijstje hebben, maar in
ideologisch opzicht redelijk fors uit elkaar liggen. De middelen om iedere
partij iets van zijn wensenlijstje te geven lijken immers ruimschoots
voorhanden.
Beheersing gevraagd
Toch is het te hopen dat de toekomstige coalitiegenoten, welke dat ook
mogen zijn, zich weten te beheersen. De gunstige ontwikkeling van de
overheidsfinanciën is niet enkel het gevolg van de oplevende conjunctuur,
maar voor een groot deel het resultaat van de enorme ombuigingen van de
afgelopen kabinetten van Rutte. Deze hebben de structurele component van de
overheidsbalans, dat wil zeggen de overheidsbalans geschoond voor de
effecten van de conjunctuur en eenmalige inkomsten en uitgaven, fors
verbeterd. De Nederlandse burger heeft grote offers gebracht om deze
ombuigingen mogelijk te maken, en het zou betreurenswaardig zijn wanneer
deze op lichtzinnige wijze ongedaan worden gemaakt met verruimende
maatregelen die de structurele balans meteen weer verslechteren.
Wat dat laatste betreft zijn de voortekenen niet heel gunstig, als we de
verkiezingsprogramma’s en CPB-doorrekeningen mogen geloven. Bijna alle
partijen tekenen voor een verhoging van de overheidsuitgaven ten opzichte
van het basispad. Deze verhoging loopt op tot een maximum van 22 miljard euro
voor de PvdA in 2021. Van de partijen die op dit moment onderhandelen is
GroenLinks de gulste partij met 10 miljard euro hogere uitgaven in 2021. Op het
structurele EMU-saldo, dat op het basispad op 0,6% BBP in 2021 uitkomt,
hebben de pakketten van de onderhandelende partijen negatieve effecten van
tussen de 0,5 en 0,8% BBP. Dit lijkt niet heel dramatisch, maar een
overheidsbegroting die structureel in balans is, kan onvoldoende zijn om
het tekort in een recessie beneden de 3% te houden zoals ook DNB President
Knot onlangs in het Financieele Dagblad (30 maart 2017) opmerkte – de conjuncturele uitslagen van de Nederlandse
economie lijken groter te zijn geworden sinds de millenniumwisseling.
Bovendien, wanneer een groot aantal partijen tot elkaar moet komen om een
regering te vormen is een makkelijke oplossing om alle wensenlijstjes bij
elkaar op te tellen. Aangezien de wensenlijstjes verschillen is een verdere
verslechtering van de structurele balans niet ondenkbaar.
Wegen die beter vermeden kunnen worden
Extra uitgaven en lagere lasten zijn niet per se slecht. Veel hangt af van
waar de uitgaven aan besteed worden en waar de lagere lasten neerslaan. Er
zijn echter twee kanalen waarlangs een verslechterende structurele balans
tijdens hoogconjunctuur de economie kan schaden. Allereerst leidt dit tot
oververhitting van de economie wanneer deze nog verder aantrekt. De nu al
dreigende krapte op de arbeidsmarkt wordt verder aangewakkerd met stijgende
lonen en prijzen tot gevolg. In een situatie van monetaire autonomie zou de
centrale bank de rente verhogen en de economie afremmen. Het
rente-instrument is echter in handen van de ECB, die zich richt op de
gemiddelde situatie in het eurogebied en om die reden het monetaire beleid
voorlopig ruim zal houden. Een relatieve stijging van het Nederlandse
prijspeil zou niet zo erg zijn, wanneer die zou stoppen op het moment dat
de conjunctuur weer op zijn neutrale punt zou zijn aangeland. Het probleem
zit hem in de persistentie van de (relatieve) inflatie, waardoor de
economie door zijn evenwicht heen schiet en de onvermijdelijke toekomstige
laagconjunctuur dieper maakt. De te lage koppeling van de gulden aan de
euro begin deze eeuw heeft hetzelfde effect gehad bij het barsten van de
internet bubbel, terwijl de Zuid-Europese malaise voor een deel ook te
wijten is aan de te ver doorgeschoten lonen en prijzen tijdens jaren voor
de crisis.
Ten tweede verkleinen intensiveringen de opbouw van de buffer in de
overheidsfinanciën tijdens de aantrekkende conjunctuur. Dat betekent dat de
financiële uitgangspositie bij de volgende conjuncturele neergang zwakker
is, en er dus harder zal moeten worden ingegrepen in de overheidsfinanciën.
Empirisch onderzoek toont aan dat gebrek aan financiële discipline tijdens
opgaande conjunctuur, dat wil zeggen het in onvoldoende mate verbeteren van
de structurele balans, de belangrijkste oorzaak is van
procyclische (verkrappende) budgettaire ingrepen tijdens laagconjunctuur.
Conjuncturele uitslagen worden dus onnodig vergroot met enorme kosten voor
het welzijn van de bevolking. Dit is ook de reden dat de preventieve arm
van het Stabiliteits- en Groeipact een steeds groter gewicht krijgt in het
Europese begrotingstoezicht. Bij een structurele balans die voldoende hoog
is kunnen de automatische stabilisatoren hun werk doen zonder dat tijdens
een recessie de 3-procentgrens op het feitelijke tekort in gevaar komt en
er extra moet worden ingegrepen.
Door de huidige politieke situatie zouden
pijnlijke lessen uit het verleden echter wel eens vergeten kunnen worden.
Te citeren als
Roel Beetsma, “Gooi het zuurverdiende budgettaire herstel niet weg”,
Me Judice,
31 maart 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Turbo Rollercoaster, Brighton’ van Jamie Pem (CC BY-NC-ND 2.0).