Vooral over handel
Strikt genomen is de weerstand tegen het verdrag opmerkelijk omdat het verdrag vooral over vrijhandel gaat. Van de 323 pagina’s gaan er 306 over
internationale handel. Er zijn bibliotheken volgeschreven over de voordelen van vrijhandel. De kern is een betere arbeidsverdeling op internationale
schaal; ik doe als land wat ik relatief het beste kan, jij doet als land hetzelfde en door internationale handel gaan wij er in principe beide op vooruit.
Een tegenstem is vanuit dit oogpunt bezien opmerkelijk tenzij handel met Oekraïne als bedreiging wordt gezien. Maar waarom dit opeens voor handel
met dit (arme) land zou gelden en niet voor de EU-handel met de rest van de wereld is dan wel de vraag. Daarnaast formuleert het verdrag, in diplomatieke
bewoordingen, dat de Oekraïense regelgeving uiteindelijk op EU-leest geschoeid dient te worden. In feite gaat het hier over het tegengaan van corruptie,
ongeoorloofde staatssteun, problemen met het functioneren van het juridische en politieke systeem, etc. Allemaal zaken waar, volgens zowel vriend als vijand
van het verdrag, Oekraïne veel heeft te winnen. Door tegen het verdrag te stemmen dreigt juist dit alles niet aangepakt te worden. Verder staat nergens
in het verdrag dat Oekraïne lid van de EU gaat worden, en is dit associatieverdrag er een in een lange rij met landen die nooit EU-lid zullen worden of
zijn geworden.
Weerstand tegen Brussel
Ook de koppeling van de weerstand tegen ‘ Brussel’ aan dit associatieverdrag is opmerkelijk. Landen kunnen natuurlijk beslissingen, zoals het aangaan van
een handelsverdrag met Oekraïne, weer geheel in eigen hand nemen maar dat wordt een bilaterale chaos. Door onderhandelingen hierover naar ‘Brussel’ te
verplaatsen en daarmee niet door elk land afzonderlijk te laten uitvoeren, kunnen de onderhandelingen veel efficiënter afgehandeld worden. Een eenvoudige
rekensom kan dit illustreren. De EU bestaat momenteel uit 28 landen. Stel die 28 landen willen alle overeenkomsten met andere landen geheel in eigen hand
houden en zonder tussenkomst van ‘Brussel’ handelsverdragen afsluiten. Dat betekent dat de huidige club van 28 landen 28x27/2 = 378 handelsverdragen moet
afsluiten om hetzelfde resultaat te krijgen als nu via ‘Brussel’ (de rekensom: ‘ 27’ omdat landen niet met zichzelf een verdrag afsluiten, en delen door ‘
2’ omdat een onderhandeling tussen land A met land B, hetzelfde is als tussen land B en A). Voor alle grensoverschrijdende problemen dient dan dezelfde
carrousel van onderhandelingen plaats te vinden. Dat geldt voor internationale handel, maar ook voor andere grensoverschrijdende vraagstukken zoals
migratie, mededinging, vervuiling, richtlijnen voor productveiligheid en productharmonisatie, octrooibescherming, etc. Er is weinig fantasie voor nodig om
te zien dat dit niet gaat lukken. De EU is van verre van perfect, maar een toonbeeld van efficiëntie vergeleken met een wereld waar alleen bilateraal
afspraken kunnen worden gemaakt.
EU te groot
De tragiek van dit referendum is dat het niets zal veranderen aan wat onderliggend wel een hoogst serieus probleem is: de EU heeft een
legitimiteitsprobleem. Dit heeft te maken met het hoge abstractieniveau van Brussel waarin de burger zich niet makkelijk herkent, maar ook met de
diversiteit van de EU. Deze is met de successievelijke uitbreidingsronden enorm toegenomen, de zes oorspronkelijke oprichters – waaronder Nederland -
hebben in de loop van de tijd gezelschap gekregen van 22 andere landen. Stemmingen over alle mogelijke onderwerpen binnen de EU lopen een steeds grotere
kans om niet de vereiste meerderheid te krijgen; hoe meer landen hoe meer stemmingscombinaties er mogelijk zijn en hoe moeilijker het is tot een besluit te
komen. In de praktijk blijkt dit ook, en duurt het steeds langer om ergens overeenstemming over te bereiken. De EU probeert dit in goede banen te leiden
door stemmingsprocedures aan te passen (bijvoorbeeld door niet langer unanimiteit bij stemmingen te verlangen maar (gekwalificeerde) meerderheden), maar de
trage besluitvorming blijft en dreigt alleen maar toe te nemen als de EU verder zou uitbreiden. Een steeds grotere EU betekent onafwendbaar dat de
culturele en economische verschillen tussen landen toenemen en dat is fnuikend onder de huidige officiële besluitvormingsprocedures.
De EU-landen zoeken hierdoor andere besluitvormingsmodellen om tot overeenstemming te komen; kleine landen verenigen zich als het handig lijkt tegenover de
grote landen, rijke landen tegenover arme landen, West-Europa versus Oost-Europa, etc. De problemen rond de euro illustreren dit. Toen de euro crisis zich
in volle omvang toonde leek Noord Europa zich te verenigen tegen Zuid-Europa en was de rol van de Europese Commissie een onduidelijke en leek zich achter
Noord-Europa te scharen, misschien met erg goede redenen, maar in ieder geval was deze gelegenheidscoalitie niet democratisch gelegitimeerd. Ook de huidige
problemen met de migratiecrisis wijzen in deze richting; een kleine groep landen neemt het initiatief om tot een oplossing te komen en anderen staan erbij
en kijken ernaar.
Legitimiteit echte probleem
Door de geografische uitgestrektheid van de EU neemt het onbegrip binnen de unie toe, en dreigen er steeds vaker onduidelijke Europese coalities te
ontstaan. De legitimiteit van de EU wordt hierdoor verder aangetast. Dit roept de vraag op wat de optimale omvang is van de EU. Waar slaat de efficiëntie
van gemeenschappelijke onderhandelingen om in het tegendeel? De vraag is overigens niet uniek voor de EU als instituut, maar doet zich ook voor bij
bijvoorbeeld de Wereldhandelsorganisatie, die is inmiddels dusdanig groot geworden dat overeenstemming tussen landen in de praktijk onmogelijk is geworden.
Een makkelijk antwoord op deze vraag is er niet; de oorspronkelijke EU-6 was te klein, maar is de huidige EU-28 dus niet te groot? De uitkomst van het
referendum over het associatieverdrag met Oekraïne geeft in ieder geval geen antwoord op deze vraag: dat is vooral een Nederlandse kwestie. Maar de vraag
ligt na het referendum – los van de uitkomst – hoe dan ook nog steeds levensgroot op tafel, waar begint en eindigt de EU?
Te citeren als
Steven Brakman, Harry Garretsen, “Het Oekraïne-referendum: de grootte van de EU is het echte issue”,
Me Judice,
10 maart 2016.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Jan Roos PowNews.’ van Roel Wijnants (CC BY-NC 2.0)