Het wereldvreemde denken van De Nederlandsche Bank

Onderwerp:
Het wereldvreemde denken van De Nederlandsche Bank image

Afbeelding ‘Blackboard’ van Amber Case (CC BY-NC 2.0).

2 feb 2017

Wanneer economen over de huidige wereldeconomie denken vallen zij in de valkuil door te denken dat hun theoretische analyse beschrijft van wat er in de wereld echt gebeurt. Klaas Knot gaf onlangs deze visie ten beste toen hij de over de wereldeconomie en de Griekse schuldencrisis sprak in het programma Buitenhof. Volgens Piet Keizer wordt het hoog tijd dat economen hun dogma’s laten varen en zich met de echte economie en echt beleid gaan bemoeien.

Gevestigde ideeën

Zondag 29 januari werd de president van DNB, Klaas Knot, in het televisieprogramma Buitenhof geïnterviewd over het protectionisme van Trump en over de ideeën van het IMF inzake de schuldenpositie van Griekenland. Zijn gezichtspunten bleken naadloos aan te sluiten bij de theorieën die al zolang het economieonderwijs en economisch onderzoek in de westerse wereld domineren – zeker ook in Nederland en Duitsland.

Protectionisme werd door hem afgewezen met argumenten die ontleend worden uit de orthodoxe welvaartseconomie. Zolang partijen vrijwillig met elkaar handel drijven, is de allocatie van schaarse middelen optimaal. In een wereldeconomie met vrije markten, wordt de welvaart gemaximaliseerd. In het geval van externaliteiten, zoals milieuvervuiling moet de overheid wetgeving ontwikkelen om de vervuiling optimaal te laten zijn. Een (tarief)muur rondom de Verenigde Staten zal er voor zorgen dat er meer goederen die door Amerikanen worden gekocht, in Amerika worden gemaakt. Maar de Amerikaanse kopers hebben dan wel een hogere prijs te betalen, terwijl producenten in het buitenland minder kunnen verkopen. Het verlies is groter dan de winst, omdat Amerikaanse werknemers goederen maken die goedkoper in het buitenland hadden kunnen worden gemaakt, en dus beter iets anders hadden kunnen produceren, met andere woorden: Ricardo’s wet van het comparatieve voordeel. Ergo, ontmantel de tariefmuren en de welvaart in de wereld stijgt.

Twee werelden

Hier doet zich nu een probleem van de eerste orde voor. Er worden twee situaties met elkaar vergeleken: de eerste situatie is een statisch beeld van de wereldeconomie met muren, en de tweede situatie geeft eenzelfde beeld, maar dan zonder muren. Het grote probleem met comparatieve statica is dat impliciet wordt aangenomen dat het aanpassingsproces geen tijd kost en perfect verloopt. Hoe anders is de dagelijkse realiteit: we zitten vrijwel allemaal permanent in een veelheid van aanpassingsprocessen. Maar sommigen hebben veel meer mogelijkheden tot efficiënte aanpassing dan anderen. In Nederland hebben academici een door de overheid gefinancierde buffer opgebouwd in de vorm van menselijk kapitaal. Worden ze werkloos, dan kan bij- of herscholing de werkloze al snel weer in meer belovende richtingen solliciteren. Mensen die geestdodend werk verrichten, zijn wat dat betreft, veel kwetsbaarder voor verandering. Toenemende vrijhandel en technologische vooruitgang vormen voor hen een dodelijke combinatie. Angelsaksische tekstboeken laten deze processen niet zien, en behandelen ook niet de sociale oorzaken en gevolgen van het voortdurende ontstaan van sociale schisma’s.

Grote fout

De orthodoxe welvaartseconomie gaat ook in op de vraag of een steeds toenemende wereldwelvaart betekent dat vrijhandel voor ieder persoon voordelig is. Het antwoord is nee. Vele industriearbeiders in het westen hebben hun baan verloren, omdat andere regio’s in de wereld het werk overnamen. Die westerse arbeiders moeten zich dus aanpassen, en bijvoorbeeld computercursussen gaan volgen, of opnieuw naar de middelbare school. Velen hebben daar de intellectuele en mentale capaciteit niet voor. In een markteconomie betekent dit dat er voor hen geen plaats is – de verwachte marginale productiviteit is daarvoor veel te laag.

De bedenkers van de welvaartseconomie hebben hun analyses nooit bedoeld als beschrijvingen van de reële wereld. 

De theorie adviseert dat de winnaars de verliezers te compenseren. In de praktijk komt daar vaak niets van terecht. De bedenkers van de welvaartseconomie hebben hun analyses nooit bedoeld als beschrijvingen van de reële wereld. Liberaal georiënteerde economen, zoals Van Wijnbergen, Bovenberg, en in iets mindere mate Teulings en Jacobs, zijn dat toch gaan doen: orthodoxe economie als theoretische fundering van empirisch onderzoek en beleidsadvies. Dit zijn we de neoklassieke analyse gaan noemen. Deze analytische fout is een catastrofe gebleken.

Prijsmechanisme lost alle problemen op

Het tweede onderwerp dat in Buitenhof werd besproken, was de visie van het IMF op de schuldenpositie van de Griekse overheid. Knot stelde zich niet achter het IMF op, maar benadrukte het grote belang dat de Grieken hun economie liberaliseren. Zonder marktconforme instituties geven marktprijzen geen goede indicatie van de schaarste van een goed. In geval van werkloosheid moeten de lonen omlaag, waardoor Griekse arbeid weer meer concurrerend wordt.

Weer die orthodoxe economie, zonder restrictie toegepast op de dagelijkse werkelijkheid. Wat hier ontbreekt is het besef dat een marktanalyse niet hetzelfde is als een analyse van een markteconomie. Bovendien functioneert een stabiele markteconomie – altijd in de buurt van evenwicht – anders dan een markteconomie die zich in een depressie bevindt. Dit houdt in dat een algehele Griekse loondaling een daling van de vraag naar goederen genereert, waardoor productie en werkgelegenheid dalen. In de neoklassieke economie is dat niet het geval – bestedingen zijn als gevolg van algeheel optimisme over de aanhoudende welvaart niet gevoelig voor een loondaling. Het beroemde hoofdstuk 19 van de “General theory” beschrijft het aanpassingsproces in tijden van depressie nauwkeurig. Maar Keynes is al lang geen onderdeel meer van de universitaire programma's. Wel sneu voor de Grieken.

Gebrek aan brede opleiding

De president van DNB is een intelligente en integere man, die in een persoonlijk gesprek goed luistert. Dat maakt hem tot een ideaal persoon om de negatieve invloed van zijn opleiding en het netwerk waarin hij zich begeeft te illustreren. Uit zijn argumentatie blijkt dat hij zichzelf nooit grondig heeft geconfronteerd met heterodoxe economie. Dit geldt voor praktisch alle vooraanstaande economen. Er zit een sociale muur omheen: heterodoxe economie dringt zodoende niet door tot de leden van de groep van leidende economen – laat staan een confrontatie met orthodoxe sociologie en orthodoxe psychologie (Keizer, 2015, 2016). Maar een intelligent en integer persoon heeft toch de intellectuele en mentale lenigheid om over een dergelijke muur heen te stappen? In de praktijk blijkt echter telkens weer dat – zeker voor mensen met drukke banen – de geest zich afsluit voor informatie die hun comfortzone bedreigt: “het zal toch blijken dat we ons al die tijd zo fors hebben vergist” (Kahneman, 2012). Niet iedereen heeft een sterke persoonlijkheid zoals de Belgische econoom Paul de Grauwe, die vorig jaar nog in de NRC bepleitte: “mensen, laat die dogma’s toch eens los”, wel blijkt te hebben.

Om te laten zien dat het denken van DNB niet louter steunt op de teksten van de president, maak ik nog een paar opmerkingen over het interview van Job Swank in het Financieele Dagblad (31 januari 2017). Hij blijkt nog steeds vast te houden aan de idee dat de crisis, die het gevolg was van een gedereguleerde financiële wereld, het beste kon worden bestreden met forse bezuinigingen op de overheidsuitgaven. Ondanks het feit dat de hoogte van de particuliere schulden het probleem waren en nog steeds zijn, legt hij de nadruk op de overheidsschulden. Ook vindt hij begrotingsevenwicht iets moois – ook in onze wereld van particuliere spaaroverschotten. Hier is geen kruit tegen gewassen. Met Nederland gaat het beter – zeker. Maar wat heeft ons land parasitair gedrag vertoont door in depressietijd, samen met Duitsland, bewust het overschot op de rekening van de betalingsbalans te laten oplopen. Via de export heeft Nederland zich voorlopig hersteld; met dank aan de Verenigde Staten en de BRIC-landen.

Muren in de economie

We hebben dus te maken met drie typen van muren in de economie van alledag: economische, sociale en cognitieve. Open economieën vragen dus dat de leden van de diverse landen en culturen elkaar vertrouwen op alle drie punten. Zijn de goederen wel veilig, zijn de immigranten wel van eenzelfde cultuur en hebben ze wel de openheid van geest om te begrijpen dat er altijd belangrijke verschillen tussen mensen zullen bestaan. Misschien wel de allerbelangrijkste vraag: zijn we zelf wel te vertrouwen op de genoemde punten. De manier waarop economen met elkaar omgaan – sterke muren om de neoklassieke leidende elite – doet het ergste vermoeden. Toen onlangs de Vereniging voor Staathuishoudkunde haar jaarvergadering hield over het onderwerp ‘economisch onderwijs’ was er een strakke regie, waarbij er geen gelegenheid was om vragen te stellen en kritische opmerkingen te maken. Altijd maar weer die muren.

Referenties:

Kahneman, D. (2011), Thinking Fast and Slow, London: Penguin Group.

Keizer, P. (2015), Multidisciplinary Economics, A Methodological Account, Oxford: Oxford University Press.

Keizer, P.(2016), Hoe de crisis het economische denken verandert; linkse en rechtse dogma’s ontrafeld, Amsterdam: Amsterdam University Press.

Te citeren als

Piet Keizer, “Het wereldvreemde denken van De Nederlandsche Bank”, Me Judice, 2 februari 2017.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘Blackboard’ van Amber Case (CC BY-NC 2.0).

Links

Ontvang updates via e-mail