Innovatie in farmaceutische industrie loont

Innovatie in farmaceutische industrie loont image
Volgens sommige critici van de farmaceutische industrie, zoals de Amerikaanse arts Angell (2005), kosten de meeste nieuwe medicijnen die op de markt komen weliswaar veel meer dan oudere medicijnen, maar werken ze niet beter. Als dat klopt, dan zou men verwachten dat de introductie en het gebruik van nieuwe geneesmiddelen nauwelijks invloed hebben op gezondheid en levensduur. Het tegendeel blijkt waar: nieuwe medicijnen redden levens op goedkopere wijze en zijn ook effectiever.

In verschillende eerdere onderzoeken (Lichtenberg 2005a, 2005b) is gekeken naar het effect van farmaceutische innovatie op levensduur in de Verenigde Staten en enkele ontwikkelingslanden. De onderzoeken ondersteunen de hypothese dat de introductie van nieuwe geneesmiddelen een belangrijke rol speelt bij verlenging van de levensduur. De data waarop deze onderzoeken zijn gebaseerd, zijn echter niet perfect: als maatstaf voor farmaceutische innovatie is het (cumulatief) aantal medicijnen dat op een markt verkrijgbaar is genomen.

In ons nieuwe onderzoek bestuderen wij het effect van farmaceutische innovatie op de levensduur van Australiërs in de periode 1995-2003. In één belangrijk opzicht zijn de voor Australië beschikbare gegevens veel beter dan de data die we in eerdere studies hebben gebruikt. We weten namelijk niet alleen of een bepaald middel in een bepaald jaar in Australië verkrijgbaar was, maar ook hoe vaak het in dat jaar is gebruikt. Door deze gegevens te combineren met data uit andere bronnen, kunnen we voor elke aandoening en voor elk jaar het gemiddelde introductiejaar van in Australië gebruikte geneesmiddelen berekenen.

Met deze data hebben we de hypothese getoetst dat als de omstandigheden gelijk blijven, patiënten die nieuwere medicijnen (met een recenter introductiejaar) gebruiken, een betere gezondheid hebben en dus langer leven (later sterven). Deze hypothese is gebaseerd op het idee dat geneesmiddelen, net als andere producten waarbij veel R&D komt kijken, worden gekenmerkt door embodied technological progress. Dat betekent dat technische vooruitgang slechts doorwerkt als deze ook verwerkt wordt in nieuwe producten of kapitaalgoederen. We hebben onze hypothese getoetst door te bepalen of zich bij ziekten waarvoor het gemiddelde introductiejaar van de geneesmiddelen bovengemiddeld was gestegen, ook een bovengemiddelde stijging van de gemiddelde leeftijd bij overlijden had voorgedaan.

Nieuwe medicijnen

Hoe ver het gemiddelde introductiejaar terug in de tijd ligt en hoe snel dit oploopt, varieert sterk, afhankelijk van de klasse geneesmiddelen. Figuur 1 laat het gemiddelde introductiejaar van twee klassen geneesmiddelen in de periode 1995-2003 zien. Medicijnen voor hart- en vaatziekten (cardiovasculair systeem) zijn doorgaans van veel recentere datum dan middelen tegen kanker en immuunziekten (antineoplasie en immunomodulerende stoffen); in 2003 lag het introductiejaar van die laatste middelen gemiddeld tien jaar eerder. Het gemiddelde introductiejaar van middelen tegen hart- en vaatziekten liep in de eerste helft van deze periode bijna twee keer zo snel op (1995-1999) als in de tweede (1999-2003). Daar staat tegenover dat het gemiddelde introductiejaar van middelen tegen kanker en immuunziekten in de tweede helft van de onderzochte periode vier keer zo snel opliep als in de eerste helft.

Figuur 1. Gemiddeld introductiejaar ("vintage") van twee klassen geneesmiddelen 1995-2003

Uit onze schattingen blijkt dat de gemiddelde leeftijd bij overlijden sterker is toegenomen bij aandoeningen waarbij het introductiejaar van de geneesmiddelen relatief sterk is opgelopen, en dat een toename van het gemiddelde introductiejaar met vijf jaar een gemiddelde levenswinst van bijna 11 maanden heeft opgeleverd. De schattingen duiden er verder op dat voortijdige sterfte onder Australiërs, vooral onder mensen jonger dan 65, door het gebruik van recentere middelen is teruggedrongen.

De waarde van nieuwe medicijnen

Op basis van onze schattingen konden we de werkelijke stijging van de gemiddelde leeftijd bij overlijden tussen 1995 en 2003 vergelijken met de stijging die zich zou hebben voorgedaan als het introductiejaar van de geneesmiddelen niet was opgelopen, als er, met andere woorden, geen recentere medicijnen waren bijgekomen. Figuur 2 laat zien dat de gemiddelde leeftijd bij overlijden in deze periode met 2,0 jaar is gestegen, van 74,4 naar 76,4. Uit onze berekeningen blijkt dat de gemiddelde leeftijd bij overlijden zonder recentere medicijnen met slechts 0,7 jaar zou zijn gestegen. De totale stijging van de gemiddelde leeftijd bij overlijden kan dus voor 65 procent worden verklaard uit recentere geneesmiddelen (oplopend introductiejaar).

Figuur 2. Werkelijke stijging van de leeftijd bij overlijden en de stijging zoals die eruit zou hebben gezien zonder gebruik van recentere geneesmiddelen (oplopend introductiejaar)

Ook hebben we een ruwe schatting gemaakt van de kosten per gewonnen levensjaar die aan het gebruik van recentere middelen zijn verbonden. Op basis van onze aannames kwamen we tot de conclusie dat de levensverwachting bij het gebruik van nieuwere medicijnen (met een recenter introductiejaar) met 1,23 jaar toeneemt en de levenslange kosten van medicijngebruik met € 8.000 stijgen. De kosten per gewonnen levensjaar als gevolg van nieuwere medicijnen bedragen € 6.504 (= 8.000 / 1,23). Viscusi (2005) raamt de waarde van een statistisch Australisch leven op 4,2 miljoen US dollar, wat bij de huidige wisselkoersen gelijk staat aan 2,65 miljoen euro. Hieruit volgt dat de waarde van een statistisch Australisch levensjaar € 34.725 bedraagt (2,65 miljoen euro / 76,4 jaar): dus 5,4 keer zo veel als onze schatting van de kosten per gewonnen levensjaar voor het gebruik van recentere medicijnen.

Bronnen van onzekerheid

Onze raming van de kosten per gewonnen levensjaar kan om diverse redenen te hoog of juist te laag zijn. Uit diverse studies blijkt dat het gebruik van nieuwere geneesmiddelen leidt tot minder ziekenhuis- en verpleeghuisopnamen en minder arbeidsongeschiktheid. Door deze gegevens niet mee te wegen, hebben we de kosten per gewonnen levensjaar mogelijk te hoog ingeschat.

Ook kan het gebruiken van nieuwere geneesmiddelen overloopeffecten hebben op andere ziekten: door voor de ene ziekte nieuwere medicijnen te gebruiken, kan men de sterfte aan andere aandoeningen doen stijgen of juist dalen. Zulke overloopeffecten kunnen positief en negatief zijn. Door bijvoorbeeld kanker met een nieuw middel te behandelen, kan men de sterfte aan kanker terugdringen, maar het aantal levensjaren dat aan hart- en vaatziekte verloren gaat, juist doen stijgen. Daar staat tegenover dat een recenter middel tegen depressie en andere psychische aandoeningen juist kan leiden tot betere resultaten bij hart- en vaatziekten.

Tot slot kan men de langere levensduur ook toeschrijven aan nieuwere hulpmiddelen, apparatuur en procedures, en niet alleen aan nieuwere geneesmiddelen. In onze rekenmodellen hebben we overigens alleen gecorrigeerd voor innovaties van procedures, apparatuur en hulpmiddelen die bij alle ziekten worden gebruikt, en niet voor innovaties die specifiek zijn voor een bepaalde ziekte. Die laatste zijn veel moeilijker te meten dan ziektespecifieke innovaties van medicijnen. Omdat innovaties van hulpmiddelen, apparatuur en procedures zowel als aanvulling op als ter vervanging van innovatieve geneesmiddelen kunnen dienen, zou een correctie voor ziektespecifieke innovatie van hulpmiddelen, apparatuur en procedures zowel tot een stijging als een daling kunnen leiden van onze geraamde kosten per gewonnen levensjaar voor het gebruik van nieuwere geneesmiddelen.

Innovatiewinsten

Onze op samengestelde data gebaseerde bevindingen komen in grote lijnen overeen met eerdere, op afzonderlijke data gebaseerde bevindingen. In Lichtenberg en Virabhak (2007) wordt, op basis van gegevens over (individuele) Amerikanen, het effect bestudeerd van het introductiejaar van geneesmiddelen op gezondheid en levensduur voor én na gebruik van de middelen. Hieruit bleek dat patiënten die recentere middelen gebruikten, na de behandeling gezonder waren dan patiënten die voor dezelfde aandoening oudere medicijnen gebruikten. Daarbij is gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, etniciteit, burgerlijke staat, opleiding, inkomen, beschikking over ziektekostenverzekering en gezondheidstoestand voorafgaand aan de ziekte. Patiënten die recentere medicijnen kregen hadden meer kans te overleven, hun gezondheidstoestand werd hoger ingeschat, ze waren actiever en ervoeren minder sociale en lichamelijke belemmeringen. De meeste gezondheidsindicatoren geven aan dat het effect van het introductiejaar op de gezondheid groter is bij mensen die vóór hun ziekte al minder gezond waren dan bij mensen die vóór hun ziekte in goede gezondheid verkeerden. Dit doet vermoeden dat de verwerking van technische vooruitgang in farmaceutische producten waarschijnlijk ook helpt om ongelijkheid te verminderen en de economische groei in brede zin te bevorderen.

Referenties:

Angell, Marcia, The Truth about the Drug Companies: How They Deceive Us and what to Do about it (Random House, 2005).

Lichtenberg, Frank (2005a), Pharmaceutical knowledge-capital accumulation and longevity, in Measuring capital in the new economy, ed. by Carol Corrado, John Haltiwanger, and Dan Sichel, 237-269 (University of Chicago Press).

Lichtenberg, Frank (2005b), The impact of new drug launches on longevity: evidence from longitudinal disease-level data from 52 countries, 1982-2001, International Journal of Health Care Finance and Economics 5, 47-73.

Lichtenberg, Frank, and Suchin Virabhak (2007), Pharmaceutical-embodied technical progress, longevity, and quality of life: drugs as ‘equipment for your health’, Managerial and Decision Economics 28: 371–392.

Viscusi, W. Kip. (2005), The value of life, Discussion Paper No. 517, Harvard Law School, Cambridge, MA.

Voetnoten:

1 De oorspronkelijke Engelse term is vintage. Met het introductiejaar (of de vintage) van een geneesmiddel wordt in dit artikel het jaar bedoeld waarin het werkzame bestanddeel van het middel door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) is toegelaten. De FDA, die als sinds 1938 bestaat, beschikt over de meest uitgebreide gegevens over toelatingsjaren van medicijnen. Zo geldt voor alle producten (zowel merk- als generieke middelen) die simvastatine bevatten het introductiejaar 1991, omdat die werkzame stof in dat jaar door de FDA is toegelaten. Nieuwere middelen hebben dus een recenter introductiejaar.

Te citeren als

Gautier Duflos, Frank Lichtenberg, “Innovatie in farmaceutische industrie loont”, Me Judice, 18 juli 2008.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Ontvang updates via e-mail