Jongeren gebaat bij gemeentelijke verantwoordelijkheid voor zorg en inkomensondersteuning

Jongeren gebaat bij gemeentelijke verantwoordelijkheid voor zorg en inkomensondersteuning image
Afbeelding ‘Transformatie_Jeugdzorg'

 

Jongeren die voor zorgverlening aankloppen doen ook relatief vaak een beroep op inkomensondersteuning. Dit blijkt uit een nieuw onderzoek van CPB-economen Mariëlle Non en Wouter Vermeulen. Eerder onderzoek wees juist op een beperkte overlap. Door gemeenten voor beide beleidsterreinen verantwoordelijk te maken, zoals vorig jaar is gebeurd, zijn jongeren beter en tegen lagere kosten te bedienen. Het is nog te vroeg om te concluderen of dit ook is gelukt.

Volgtijdelijk voorzieningengebruik jongeren voor het eerst in beeld

Gemeenten hebben begin 2015 een forse uitbreiding van hun takenpakket gekregen en zijn nu onder andere verantwoordelijk voor de jeugdzorg, de werk- en inkomensregelingen die onder de participatiewet vallen en ondersteuning van mensen met een beperking in het kader van de wmo 2015. Een van de ideeën achter deze decentralisaties is dat een concentratie van regelingen bij één verantwoordelijke partij de zorg beter en uiteindelijk goedkoper maakt. Het uitgangspunt bij dit idee is dat veel mensen te maken hebben met een stapeling van problemen en gebaat zijn bij een integrale aanpak. Eerder onderzoek wees echter op een beperkte gelijktijdige overlap tussen de verschillende regelingen. [1] Non (2016) laat zien dat er bij jongvolwassenen met een achtergrond in jeugdzorg wél sprake is van een sterke overlap. Hiertoe is voor het eerst het gebruik van zorg en inkomensondersteuning van jongeren uit de jeugdzorg in de loop van de tijd onderzocht.

Het onderzoek is gebaseerd op de gegevens van alle Nederlandse jongeren die in 2011 18 jaar werden. Deze jongeren worden gevolgd tot en met 2014, het jaar waarin ze 21 werden. Van de jongeren die in 2014 een Wajong uitkering kregen, heeft ongeveer 80% in 2011 gebruik gemaakt van één of meer vormen van jeugd-AWBZ, provinciale jeugdzorg, jeugd-GGZ of speciaal onderwijs. Voor de bijstand ligt dit percentage op circa 40% en voor de AWBZ (die deels is opgegaan in de wmo 2015) is dit ruwweg 90%. Het grootste deel van de jongvolwassen gebruikers van Wajong, bijstand en Wmo 2015 is dus al in een vroeg stadium bekend bij de gemeente vanuit de jeugdzorg.

Instroom in uitkering of zorg niet alleen hoog voor jongeren met handicap

De instroom in Wajong, Bijstand en AWBZ betreft lang niet alleen jongeren met een zware verstandelijke of lichamelijke handicap. Figuur 1 geeft aan welk type jeugdzorgachtergrond de jongeren hadden die in 2014 een beroep deden op Wajong, Bijstand of AWBZ. De figuur onderscheidt jongeren die in 2011 jeugd-AWBZ kregen vanwege een verstandelijke of lichamelijke handicap [2], jongeren die in 2011 een andere vorm van jeugdzorg kregen en jongeren die in 2011 geen jeugdzorg gebruikten. Van de jongvolwassen gebruikers van gemeentelijke sociale voorzieningen heeft zo’n 30 tot 40% een achtergrond in jeugdzorg om een andere reden dan een lichamelijke of verstandelijke handicap. Het gaat onder andere om jongeren met psychiatrische problemen, uit huis geplaatste jongeren, jongeren die onder de jeugdreclassering vallen en jongeren uit het speciaal onderwijs.

Figuur 1: Achtergrond van 21 jarigen die in 2014 een uitkering of zorg ontvingen

Kansen voor integraal beleid

Deze overlap in het gebruik van regelingen biedt gemeenten kansen om de ondersteuning efficiënt vorm te geven. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een integraal jongerenloket, wat de overgang van jeugdzorg naar de participatiewet en wmo zo soepel mogelijk maakt. Maar ook liggen er kansen voor preventief beleid, bijvoorbeeld beleid wat bij de jeugdhulp al rekening houdt met het latere perspectief op de arbeidsmarkt. [3] De huidige financiering waarbij gemeenten een vast bedrag krijgen voor de uitvoer van hun taken, eventuele overschotten vrij mogen besteden en eventuele tekorten uit eigen zak moeten aanvullen, geeft gemeenten een prikkel voor zulk preventief beleid.

Ook binnen de jeugdzorg kan een integrale benadering waardevol zijn. Bij veel jongeren die gebruik maken van jeugdzorg worden meerdere vormen van zorg ingezet, zoals een combinatie van thuisbegeleiding en GGZ. Nu de gemeenten verantwoordelijk zijn voor vrijwel alle vormen van jeugdzorg, kan een goede verbinding tussen de verschillende zorgvormen de zorg doelmatiger maken. Bovendien wijst het onderzoek op een sterke overlap tussen het gebruik van jeugdzorg en speciaal onderwijs en tussen het gebruik van speciaal onderwijs en werk- en inkomensregelingen. Gemeenten kunnen hier bijvoorbeeld op inspelen door de inzet van een schoolcoach die leerlingen, ouders en docenten ondersteunt bij zorgvragen, met de bedoeling escalatie te voorkomen. [4]

Verhuisgedrag van jongeren is aandachtspunt

Hoewel de decentralisaties voor deze groep jongvolwassenen dus kansen biedt, is er is er ook een punt van zorg. Jongeren zijn over het algemeen vrij mobiel en jongeren met een achtergrond in jeugdzorg vormen hierop geen uitzondering. Tussen 1 januari 2011 en 31 december 2013 is in de groep jongeren die in 2011 jeugdzorg gebruikten 23,7% verhuisd naar een andere gemeente. Ter vergelijking, onder jongeren die in 2011 geen jeugdzorg gebruikten is dit 22,8%, waarvan circa 13,5 procentpunt wordt veroorzaakt door verhuizende studenten. Jongeren met een achtergrond in jeugdzorg volgen veelal geen hogere opleiding; hun verhuisgedrag wordt dus niet gedreven door een studie in een andere stad. Wel neemt de mobiliteit fors af wanneer gekeken wordt naar verhuizingen naar een andere regio[5]. Van de jongeren met een achtergrond in jeugdzorg verhuist 15,0% tussen 1 januari 2011 en 31 december 2013 naar een andere regio, voor jongeren zonder jeugdzorg is dit 18,7%.

De mobiliteit van jongeren haalt voor gemeenten deels de prikkel tot preventief beleid weg. Investeren in een jongere levert immers financieel gezien weinig op als de kans groot is dat de jongere wegtrekt naar een andere gemeente. Daarnaast gaan door een verhuizing naar een andere gemeente ook andere synergievoordelen verloren. De jongere is nog niet bekend bij de ontvangende gemeente en moet onder andere opnieuw een dossier opbouwen. Een regionale aanpak van de ondersteuning van deze jongeren kan dit probleem deels ondervangen. Afspraken over het delen van kosten op regionaal of eventueel landelijk niveau kunnen hiervan onderdeel uitmaken.[6]

Meer onderzoek naar effectiviteit van integraal beleid nodig

De decentralisaties van 2015 lijken vooral bij de groep jongeren en jongvolwassenen met een achtergrond in jeugdzorg tot synergievoordelen te kunnen leiden. Omdat jongeren vaak nog een lang leven voor zich hebben, zijn de potentiële baten van effectief beleid hoog. [7] Gemeenten staan voor de uitdaging nieuw jongerenbeleid te ontwikkelen wat de overlap tussen de verschillende domeinen benut. Omdat het nieuwe stelsel nog niet zo lang in werking is, is er nog weinig kennis over de effecten van concreet beleid. Een goede evaluatie van de initiatieven en pilots die her en der al zijn opgestart is nodig om te kunnen leren hoe groot de synergievoordelen door de decentralisaties in de praktijk zijn en welk beleid deze voordelen verzilvert.

Voetnoten

[1] Volgens SCP (2015) combineert slechts 11% van de huishoudens die ondersteuning krijgen uit de jeugdwet, participatiewet of wmo 2015 twee of meer van deze domeinen in hetzelfde jaar. Eerder lieten Non en Vermeulen (2014) al zien dat de overlap in het gebruik van de wmo en de Participatiewet beperkt is.

[2] In deze groep bevindt zich ook een zeer klein aantal jongeren met een somatische aandoening of zintuiglijke handicap.

[3] Een recente handreiking van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) geeft verschillende voorbeelden van nieuwe gemeentelijke initiatieven om de problematiek van de jongeren integraal te benaderen. Ziehttp://www.nji.nl/nl/Van-jeugd-naar-volwassenheid.

[4] De gemeenten Bergen op Zoom en Roosendaal doen hier ervaring mee op, ziehttp://www.nji.nl/nl/Databank/%28321386%29-Schoolcoach---Bergen-op-Zoom--Roosendaal voor meer informatie.

[5] Regio is in het onderzoek gedefinieerd als rta-regio, wat samenwerkingsverbanden van gemeenten zijn rondom de inkoop van jeugdzorg. Er zijn in totaal 41 rta regio’s in Nederland, die qua grootte variëren tussen een handvol gemeenten in bijvoorbeeld de Achterhoek en de volledige provincie Friesland.

[6] Zie Vermeulen (2014).

[7] Zie Goodman e.a. (2011).

Referenties

Goodman, A., R. Joyce en J.P. Smith, 2011, The long shadow cast by childhood physical and mental problems on adult life, Proceedings of the National Academy of Sciences, vol. 108(15): 6032-6037.

Non, M. (2016), Op eigen benen? Samenhang van jeugdzorg met het gebruik van WMO-zorg en inkomensondersteuning vanaf het achttiende levensjaar, CPB Notitie, 13 juni 2016.

Non, M. en W. Vermeulen (2014). Samenhang bij decentralisaties in het sociaal domein. Economisch-Statistische Berichten, 99: 594-597.

SCP, Overall rapportage sociaal domein 2015. Rondom de transitie, SCP Publicatie 2016-9, 18 mei 2016.

Vermeulen, W., Financiële prikkels bij decentralisatie sociaal beleid vragen aandacht, Me Judice, 9 september 2014.

Te citeren als

Marielle Non, Wouter Vermeulen, “Jongeren gebaat bij gemeentelijke verantwoordelijkheid voor zorg en inkomensondersteuning”, Me Judice, 27 juni 2016.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘Transformatie_Jeugdzorg'

 

Ontvang updates via e-mail