Evaluatie beleid Rijksoverheid
De Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek [1] (RPE) geeft aan waaraan
onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid van de
Rijksoverheid moet voldoen. De regeling is slechts twee pagina’s lang, de
toelichting zes pagina’s. De uitwerking is op onderdelen zo onduidelijk dat
eenduidige interpretatie niet goed mogelijk is. Deze onduidelijkheid heeft
betrekking op het belang van effecten anders dan op de doelstellingen van
beleid en de voor het oordeel over doelmatigheid relevante kosten.
Eén consequentie hiervan is dat bij de uitvoering van onderzoek telkens
weer een interpretatie van deze begrippen moet worden vastgesteld, door
opdrachtgevers, uitvoerders en/of begeleiders van het onderzoek. Dit is een
inefficiëntie die door een herformulering van de RPE makkelijk kan worden
voorkomen. Een bijkomend risico is dat er tussen onderzoeken verschillen
ontstaan in interpretaties van doeltreffendheid en doelmatigheid, waardoor
het beleid van de Rijksoverheid niet op consistente wijze wordt
geëvalueerd. Dit risico doet zich bijvoorbeeld voor als het ene onderzoek
effecten op kosten van burgers en bedrijven onder doelmatigheid schaart,
terwijl een ander onderzoek dit als onderdeel van doeltreffendheid
interpreteert. Of wanneer het ene onderzoek naast effecten op beleidsdoelen
evenveel aandacht besteedt aan effecten anders dan op beleidsdoelen,
terwijl een ander onderzoek hieraan geen gelijkwaardige aandacht besteedt.
Doeltreffend beleid
De voorschriften in de RPE met betrekking tot doeltreffendheid zijn op zich
duidelijk geformuleerd. Doeltreffendheid is gedefinieerd als “de mate
waarin de beleidsdoelstelling dankzij de inzet van de onderzochte
beleidsinstrumenten wordt gerealiseerd” (artikel 1). De focus ligt daarmee
op de causale relatie tussen beleid en beleidsdoelen. De toelichting laat
hierover niets aan duidelijkheid te wensen over: “Bij de doeltreffendheid
van beleid gaat het om de mate waarin het beleid bijdraagt aan het behalen
van de beoogde maatschappelijke doelstelling. Het gaat dus om het effect
van de ingezette beleidsinstrumenten op de doelstelling(en) van het
beleid”.
Beleid van de overheid heeft evenwel ook effecten op economie en
maatschappij die niet deel uitmaken van de oorspronkelijke doelstellingen
van het beleid. Artikel 3 stelt dan ook dat “de effecten van het gevoerde
beleid” onderdeel zijn van een beleidsdoorlichting. De toelichting stelt
verder: “De centrale vraag in het onderzoek is in hoeverre het beleid
bijdraagt aan het met dat beleid beoogde doel, dan wel in hoeverre er
(gewenste of ongewenste) neveneffecten optreden”. De term “neveneffecten”
wordt geïntroduceerd voor de effecten anders dan op de
beleidsdoelstellingen. Deze neveneffecten zijn onderdeel van de centrale
vraag van elk onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het
beleid. De toelichting stelt verder: “Het belangrijkste onderdeel van
evaluatieonderzoek is het vaststellen van de effecten van het gevoerde
beleid. Door de effecten van het beleid af te zetten tegen de doelstelling
van het beleid kan een uitspraak worden gedaan over de mate waarin het
beleid doeltreffend is geweest”. Kortom: alle effecten dienen te worden
vastgesteld, ook neveneffecten, en confrontatie met de doelstelling geeft
aan hoe doeltreffend het beleid is geweest. De toelichting geeft daarom ook
als onderzoeksvraag bij een beleidsdoorlichting: “Hoe doeltreffend is het
beleid geweest? Zijn er positieve en/of negatieve neveneffecten?”
Doelmatig beleid
De onduidelijkheid in de RPE betreft vooral de tweede component van het
onderzoek, namelijk de doelmatigheid. Deze is gedefinieerd als: “de relatie
tussen de effecten van het beleid en de kosten van het beleid” (artikel 1).
Volgens de toelichting:
“Doelmatigheid betreft de relatie tussen de effecten van het beleid (op het
beleidsdoel en eventuele neveneffecten) en de kosten van het beleid
(beleidsuitgaven en overige kosten binnen en buiten het departement).
Beleid is doelmatig als het gewenste beleidseffect tegen zo min mogelijk
kosten en ongewenste neveneffecten wordt bereikt.”
Laten we dit citaat eens afpellen. De eerste zin stelt dat doelmatigheid de
relatie betreft tussen enerzijds alle effecten van het beleid
(effecten op het beleidsdoel en neveneffecten) en anderzijds de kosten van het beleid. De tweede zin stelt het gewenste beleidseffect tegenover kosten en ongewenste neveneffecten. Dit leidt tot onduidelijkheden
en een onevenwichtige analyse. De laatste formulering betrekt ongewenste
neveneffecten bij de kosten en negeert gewenste neveneffecten.
De toelichting stelt verder:
“Doelmatigheid betreft de relatie tussen de effecten van het beleid (op het
beleidsdoel en overige baten) en de kosten van het beleid (de
beleidsuitgaven en overige kosten binnen en buiten het departement). Beleid
is doelmatig als het gewenste beleidseffect tegen zo min mogelijk kosten
wordt bereikt. [...] Onderzoek naar de doelmatigheid van beleid vergelijkt
de verhouding tussen de effecten en kosten van verschillende
beleidsalternatieven (was hetzelfde effect met alternatief beleid ook met
lagere kosten te bereiken, of bereikt andersoortig beleid misschien meer
met dezelfde middelen).”
De eerste zin in bovenstaand citaat introduceert een derde variatie op het
doelmatigheidsthema. Aangenomen dat de term “overige baten” hetzelfde
betekent als “gewenste neveneffecten”, worden nu de effecten op het
beleidsdoel plus de gewenste neveneffecten gezet tegenover de kosten. De
ongewenste neveneffecten zijn uit de relatie verdwenen. Om de verwarring
compleet te maken stelt de tweede zin in het bovenstaande citaat dat
doelmatigheid de relatie betreft tussen het gewenste beleidseffect en
kosten, waarbij neveneffecten in het geheel niet meer voorkomen in deze
relatie.[2]
Kortom, in de RPE worden vier doelmatigheidsvisies gegeven:
- Doelmatigheid betreft de relatie tussen alle effecten van het beleid en
de kosten van het beleid.
- Doelmatigheid betreft de relatie tussen enerzijds het gewenste
beleidseffect en anderzijds kosten en ongewenste neveneffecten.
- Doelmatigheid betreft de relatie tussen enerzijds de effecten op het
beleidsdoel en de gewenste neveneffecten en anderzijds de kosten.
- Doelmatigheid betreft de relatie tussen het gewenste beleidseffect en
kosten.
Kosten volgens de RPE
Op basis van de RPE is het dus niet duidelijk hoe neveneffecten dienen te
worden behandeld en hoe doelmatigheid moet worden onderzocht. Daar komt nog
bij dat de RPE onduidelijk is over welke kosten relevant zijn bij het
beoordelen van de doelmatigheid. De toelichting op artikel 1 noemt
beleidsuitgaven en overige kosten binnen en buiten het departement als
kosten van het beleid. De overige kosten worden daarbij evenwel niet nader
afgebakend. De toelichting op de beleidsdoorlichting noemt uitgaven of
kosten op andere beleidsterreinen en andere begrotingen, en ook kosten voor
andere partijen zoals burgers en het bedrijfsleven, maar deze worden niet
in relatie gebracht met doelmatigheid. Een duidelijke, consistente
herformulering van de RPE vereist een helder onderscheid tussen de fase van
de beleidsvoorbereiding en –uitvoering enerzijds en de effecten van het
uitgevoerde beleid anderzijds. Als kosten van het beleid kunnen dan alle in
de beleidsvoorbereiding en –uitvoering opgeofferde middelen worden
opgevoerd. Kosten voor burgers en bedrijfsleven vallen daar niet onder: dat
zijn effecten van het beleid [3].
Een duidelijke en consistente RPE
Een duidelijke en consistente RPE ontstaat als doeltreffendheid van het
beleid wordt verbreed tot “de effecten van de inzet van de onderzochte
beleidsinstrumenten op de beleidsdoelstelling en de neveneffecten van de
inzet van de onderzochte beleidsinstrumenten”, zodat duidelijk is dat een
onderzoek naar de doeltreffendheid álle effecten (ook gewenste en
ongewenste neveneffecten) omvat [4]. Een oordeel over de
doeltreffendheid van het beleid weegt dan de effecten op het beleidsdoel en
de gewenste en ongewenste neveneffecten mee. De kostenkant van
doelmatigheid kan worden beperkt tot alle in de beleidsvoorbereiding en
–uitvoering opgeofferde middelen. Het oordeel over doelmatigheid hangt dan
af van het oordeel over doeltreffenheid, gerelateerd aan de opgeofferde
middelen.
Figuur 1 brengt in kaart hoe zo’n evenwichtige analyse kan plaatsvinden. In
de figuur hangt het oordeel over doeltreffendheid af van de mate waarin het
beleid effect heeft gehad op de geformuleerde beleidsdoelstelling, en van
de omvang van gerealiseerde gewenste en ongewenste neveneffecten. De
doelmatigheid hangt per definitie positief af van de doeltreffendheid: het
betreft de relatie tussen doeltreffendheid en kosten (van de voor het
beleid opgeofferde middelen). Weinig doeltreffend beleid kan toch positief
scoren op doelmatigheid, als hiervoor ook weinig kosten zijn gemaakt.
Figuur 1: Een consistente herformulering van doeltreffendheid, kosten en
doelmatigheid in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek
Bovenstaande figuur bevat drie samenhangende verduidelijkingen ten opzichte
van de RPE. Ten eerste is het belang van neveneffecten duidelijk: deze
spelen in de eerste plaats een rol in de beoordeling van doeltreffendheid.
Ten tweede is duidelijk dat doelmatigheid gaat over de relatie tussen
doeltreffendheid en kosten, waarbij de neveneffecten al bij de
doeltreffendheid zijn beoordeeld. Ten derde gaat het bij de kosten om alle
in de beleidsvoorbereiding en –uitvoering opgeofferde middelen. De RPE
daarentegen zet gewenste en ongewenste neveneffecten nu nog op
verschillende plekken neer bij de passages over doelmatigheid, waardoor het
belang van neveneffecten onduidelijk wordt en de interpretatie van
doelmatigheid te veel ruis bevat. Ook is de RPE niet helder over de kosten
die moeten worden meegenomen in oordelen over de doelmatigheid van beleid.
Conclusie
De RPE is gebaat bij een herformulering die duidelijkheid verschaft bij het
onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid. Dit voorkomt discussies
bij elk nieuw onderzoek en bevordert consistentie tussen onderzoeken.
Concreet kan doeltreffendheid worden geformuleerd als de effecten van de
inzet van de onderzochte beleidsinstrumenten op de beleidsdoelstelling plus
de neveneffecten van die beleidsinstrumenten en kan doelmatigheid worden
betrokken op de relatie tussen doeltreffendheid en de in de
beleidsvoorbereiding en –uitvoering opgeofferde middelen.
Voetnoten:
[1]
Regeling van de Minister van Financiën van 15 augustus 2014
houdende regels voor periodiek evaluatieonderzoek (Regeling
Periodiek Evaluatieonderzoek), Staatscourant Nr. 27142 (25
september 2014).
[2]
De derde zin in bovenstaand citaat verhaalt weer over de relatie
tussen “de effecten” en kosten, een versie die we al eerder zagen
en die bij de toelichting op de beleidsdoorlichting ook weer wordt
genoemd.
[3]
Dit sluit aan bij het het in de Handreiking beleidsdoorlichtingen
genoemde inzicht in de middelen dat noodzakelijk is voor een
oordeel over de doelmatigheid, waarbij “[a]lle middelen die
gebruikt zijn om de effecten te leveren moeten worden meegenomen in
de berekening”.
[4]
Dit sluit aan bij, maar gaat tevens nog een stap verder dan het in
de Handreiking beleidsdoorlichtingen gegeven advies: “Positieve of
negatieve neveneffecten van beleid worden niet expliciet besproken
in de toelichting van de RPE op het begrip doeltreffendheid. Toch
kan het nuttig zijn om neveneffecten mee te nemen in een
beleidsdoorlichting. Immers: inzicht in onbedoelde en wellicht
onverwachte effecten kan net zo goed aanknopingspunten bieden ter
verbetering van het beleid als inzicht in de bedoelde effecten.”
Te citeren als
Bert Hof, “Naar een gebalanceerde evaluatie van het Rijksoverheidsbeleid”,
Me Judice,
27 december 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Weegschaal’ van Franklin Heijnen (CC BY-SA 2.0)