Niets doen maakt duurzame energie niet goedkoper

Onderwerpen:
windmolens
Afbeelding ‘wind power’ van Martin Abegglen (CC BY-SA 2.0)
13 jun 2013
Het kabinet heeft groot gelijk om in te zetten op 16 procent duurzame energie in 2020. Dit stelt Bert Tieben op basis van een onderzoek naar de kosten en baten van dit beleid. Het argument van het bedrijfsleven dat duurzame energie nu nog te kostbaar is snijdt geen hout. Zolang het bedrijfsleven niet stevig investeert in duurzame energie, blijven de kosten daarvan namelijk hoog. Juist door te investeren in duurzame energie wordt het gebruik ervan aantrekkelijker.

16 procent duurzame energie in 2020

Nederland kent een ‘vuile’ economische structuur. Productie en consumptie vragen relatief veel energie die vooral wordt opgewekt met een aardgas en kolen. Ons land is geen koploper in de wereld van duurzame energie.

Het kabinet Rutte-II zet een stap in de goede richting door te streven naar een aandeel van 16 procent duurzame energie in 2020. Het bedrijfsleven bekritiseert deze stap, omdat duurzame energietechnologieën op dit moment nog onvoldoende rendabel zijn. De 16-procent doelstelling verhoogt de energiekosten en dat betekent een concurrentienadeel voor de relatief energie-intensieve Nederlandse industrie. Een meer geleidelijke invoering van duurzame energie zou voordeliger zijn. Dan wordt geprofiteerd van toekomstige kostendalingen van de benodigde technologieën. Als het om innovatie gaat is sneller altijd duurder. De mantra luidt daarom dat de doelstellingen voor duurzame energie “kosten-effectief” gerealiseerd moeten worden in balans met de belangen van het internationaal concurrerende bedrijfsleven.

Kosten-effectief is in deze benadering een eufemisme voor niets doen. Op dit moment is het aandeel duurzame energie in het eindverbruik 4,3 procent. Bij uitvoering van het nu voorgenomen beleid realiseert Nederland in 2020 een aandeel van circa 11 procent duurzame energie. Concrete doelstellingen voor de periode daarna bestaan op dit moment niet behalve de toezegging van het kabinet om internationaal in 2050 tot een volledig duurzame energiehuishouding te komen. Open vraag is wat Nederland hier zelf aan gaat bijdragen.

De prijs van uitstel

16 procent duurzame energie in 2020 zou een prima eerste stap zijn en een doel waar de Nederlandse samenleving op verschillende manier van profiteert. De kosten van dit doel zijn echter aanzienlijk gezien de korte periode die ons rest de productie van duurzame energie te verhogen. Dit is de prijs van nietsdoen. Al in 2007 zijn de plannen gesmeed om in 2020 tot tenminste 14 procent te komen. In de jaren daarna is bar weinig vooruitgang geboekt. Na 2008 is er op de Noordzee geen windmolen meer in gebruik genomen, de eerdere ambities zijn weer ingetrokken.

De prijs van dit uitstel is enorm. De meerkosten om de eerder afgesproken doelstellingen voor 2020 te realiseren zijn minimaal 10 miljard euro in totaal. Realisatie van exact dezelfde doelstelling zou aanzienlijk goedkoper zijn geweest als het kabinet zoals afgesproken in 2008 was begonnen in plaats van 2013. Over kosteneffectief gesproken.

Daar komt bij dat de verwachte toekomstige kostendalingen van duurzame energie alleen gerealiseerd worden als er daadwerkelijk investeringen plaatsvinden. Bij het huidige beleid resteert alleen de hoop dat Nederland kan profiteren van kennisontwikkeling in het buitenland. De 16-procent doelstelling van dit kabinet zou investeringen losmaken waarmee de leercurve voor duurzame energietechnologieën sneller wordt doorlopen. In dit geval is investeren na 2020 inderdaad goedkoper, maar daarop wachten is zinloos als niet nu wordt gehandeld.

Effect op de welvaart

Er zijn nog meer voordelen van het kabinetsplan om in 2020 16 procent duurzame energie te realiseren. De timing van een investeringsplan voor dit doel is gezien de stand van de economische conjunctuur nagenoeg perfect. Het vraagt miljarden aan extra investeringen die een daadkrachtig antwoord vormen op het achterblijven van investeringen in de marktsector. In een hoogconjunctuur leidt deze bestedingsimpuls tot verdringing op de arbeidsmarkt. In de huidige recessie zorgen de extra investeringen voor zeer welkome extra banen in sectoren die het moeilijk hebben, zoals de bouw.

Voor deze investeringen zijn omvangrijke subsidies nodig, die er tevens voor zorgen dat de concurrentiepositie van het energie-intensieve bedrijfsleven niet verslechtert. Vraag is of de subsidies welvaartsverhogend zijn. Een maatschappelijke kosten-baten analyse van de 16 procent doelstelling is nooit uitgevoerd. Een kwalitatieve analyse leert echter dat de directe kosten van het extra aandeel duurzame energie gecompenseerd worden door indirecte maatschappelijke baten, zoals verbetering van de voorzieningszekerheid, het uitlokken van innovatie en kostendalingen na 2020, de winst van een snellere reductie van CO2-emissies en een verbetering van de koopkracht door extra energiebesparing. Of de maatschappelijke baten de kosten volledig compenseren is zonder een kwantitatieve toespitsing niet te zeggen. Wel is duidelijk dat sneller investeren voor de duurzame energiedoelstelling voor 2020 niet per se negatief uitpakt op de welvaart vanwege de hogere investeringskosten.

Biomassa of energiebesparing?

De economische effecten hangen sterk samen met de productiemix waarmee Nederland de 16 procent doelstelling gaat invullen. Elektriciteitsproducenten zetten in op het meestoken van biomassa in kolencentrales. Dit is een snelle methode om het aandeel duurzame energie in de mix te vergroten, maar echt duurzaam is de optie niet. Het meestoken van biomassa in centrales leidt tot extra luchtverontreiniging via de uitstoor van fijnstof. Bovendien wordt schaarse biomassa op deze manier simpelweg opgestookt. Er zijn betere opties voor het gebruik van biomassa die bovendien rendabeler zijn zoals de productie van groen gas en biobrandstof. De kosten van de benodigde aanpassing van de kolencentrales zijn bovendien dermate hoog dat het Energie Centrum Nederland (ECN) er geen gooi naar durft te doen.

Beter zou zijn om af te zien van biomassa en in plaats hiervan extra te investeren in energiebesparing. Door het tempo van energiebesparing omhoog te brengen naar 2 procent per jaar kan de 16-procent doelstelling voor duurzame energie gehaald worden met inzet van vooral extra windenergie en een deel zonne-energie. Energiebesparing heeft als voordeel dat huishoudens en bedrijven direct economisch voordeel ondervinden in de vorm van een lagere energierekening. Voor sommige besparingsopties zijn de opbrengsten zelfs groter dan de kosten, de energieconsument laat soms letterlijk geld liggen.

Leren van fouten uit het verleden

Voor de Nederlandse samenleving is van belang dat de fouten uit het verleden niet herhaald worden. Laks energiebeleid veroorzaakt hoge kosten. Uitstel of temporisering van de plannen voor een groter aandeel duurzame energie betekent alleen maar dat toekomstig beleid exponentieel duurder wordt. Anticiperen op toekomstige kostendalingen van de benodigde technologieën is een veredelde vorm van wensdenken als het energieveld in Nederland zelf op zijn handen blijft zitten.

Referenties

B. Tieben (2013), Duurzame energie naar 16 procent: kosten en baten van een ambitieus energieprogramma, SEO-rapport 2013-25, Amsterdam.

Te citeren als

Bert Tieben, “Niets doen maakt duurzame energie niet goedkoper”, Me Judice, 13 juni 2013.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘wind power’ van Martin Abegglen (CC BY-SA 2.0)

Ontvang updates via e-mail