Nobelprijs 2010: hoe vragers en aanbieders elkaar zoeken en vinden

Nobelprijs 2010: hoe vragers en aanbieders elkaar zoeken en vinden image
De Nobelprijs voor de economie gaat dit jaar naar Peter Diamond, Dale Mortensen en Chris Pissarides, zo werd gisteren bekend. De drie economen krijgen de prijs voor hun onderzoek naar markten waarin vragers en aanbieders moeite moeten doen om tot elkaar te komen. Hun onderzoek richt zich vooral op de arbeidsmarkt, maar de toepassingen zijn breder: van de huizenmarkt tot de huwelijksmarkt. De Amsterdamse arbeidsmarkteconomen Pieter Gautier en Bas van der Klaauw gaan in op het belang van het werk van de Nobelprijswinnaars.

Wie maakt me los?

Waarom hebben identieke goederen verschillende prijzen? Waarom is er werkloosheid terwijl er tegelijkertijd onvervulde vacatures bestaan? Waarom worden sommige huizen pas na maanden verkocht? De standaard economische modellen kunnen niet verklaren waarom markten niet gelijk ruimen en waarom er geen unieke prijs tot stand komt.

Een belangrijke restrictie van de standaard economisch modellen is dat deze veronderstellen dat individuen de hele markt kunnen overzien. In veel gevallen kost het tijd en moeite om informatie in te winnen, bijvoorbeeld over waar een bepaald product goedkoop te krijgen is, welke huizen te koop staan of welk bedrijf vacatures heeft. Het is daarom essentieel om zoekfricties mee te nemen. Diamond, Mortensen en Pissarides (DMP vanaf nu) beschrijven hoe markten met zoekfricties werken, waarbij zij zich voornamelijk op de arbeidsmarkt richtten. Werkgevers en werknemers zijn voortdurend naar elkaar op zoek maar het aantal contacten is beperkt. Werkgevers kunnen niet al te kieskeurig zijn bij het aannemen van werknemers omdat ze anders lang niets produceren en werklozen kunnen ook niet te kritisch zijn omdat ze anders lang zonder baan blijven. Omdat werkzoekenden niet dezelfde werkgevers ontmoeten, kunnen zoekfricties ook verklaren waarom identieke werknemers vaak verschillende lonen verdienen.

Loon en prijsvorming

Zoektheorie zegt niet alleen hoe “matches” tussen vragers en aanbieders tot stand komen, maar geeft ook aan hoe prijzen bepaald worden. DMP gaan er van uit dat matches bilateraal tot stand komen, maar alleen als er een surplus te verdelen is. In het arbeidsmarktmodel geldt dat zowel voor de werkgever als de werknemers het beste alternatief van de match is: verder zoeken naar een betere match. Als de match een surplus heeft, dan wordt het loon bepaald door een (zogenoemd Nash-) onderhandelingsspel maar er zijn ook veel alternatieven. Zoekfricties bepalen echter niet alleen de lonen en de duur tot het vinden van werk, maar in de modellen van DMP beïnvloeden zoekfricties ook de hoeveelheid vacatures die wordt aangeboden en welke banen wel en niet acceptabel zijn.

De Diamond paradox

In een kort en elegant artikel uit (1971) dat zo origineel is dat het geen enkele referentie bevat stelt Peter Diamond een belangrijke en fundamentele vraag, namelijk waarom er op de markt geen unieke prijs tot stand komt. Voor het gemak vertalen we deze vraag naar een arbeidsmarkt met zoekfricties. Stel dat werkeloze schoonmakers bereid zijn te werken voor 15 euro per uur. Bedrijven hebben dan geen prikkel om meer dan 15 euro per uur aan te bieden als er eenmaal een match is. Echter voordat er een match tot stand komt moet de werkloze schoonmaker zoekkosten maken. Geringe zoekkosten (een fietstocht naar het arbeidsbureau, een postzegel etc.) zorgen er dan al voor dat de zoekkosten groter zijn dan de toekomstige opbrengsten van werken. De paradox is dat Diamond onder realistische veronderstellingen liet zien dat een gehele markt kan verdwijnen, maar dat we dit toch niet (vaak) waarnemen. Dit artikel was het begin van een snel groeiende literatuur in de arbeidseconomie en industriële organisatie. Het antwoord op de Diamond paradox was eenvoudig. Als werknemers gelijktijdig in contact kunnen komen met meerdere werkgevers dan zullen bedrijven genoodzaakt zijn om ook hogere lonen te bieden. Werknemers kunnen in contact komen met meerdere werkgevers bijvoorbeeld door verder te zoeken als ze een baan hebben of door meerdere sollicitaties te versturen. Bedrijven die hoge lonen bieden houden werknemers langer vast maar maken hogere kosten, terwijl bedrijven die lage lonen bieden weinig kosten maken maar ze raken hun werknemers wel sneller kwijt. In evenwicht bestaan beide soorten bedrijven en zijn er dus verschillende lonen voor identieke werknemers

Zoekfricties en de kredietcrisis

Het werk van DMP naar zoekfricties kan ons ook helpen de omvang van de kredietcrisis beter te begrijpen. Een essentiële vraag is hoe het kan dat een relatief beperkte schok op de markt voor complexe hypotheekproducten zulke enorme effecten op de wereldeconomie heeft. Om deze vraag te beantwoorden is een model van Peter Diamond (1982) nog steeds relevant. In dit model vindt er handel plaats als twee handelaren elkaar vinden op een markt. De beslissing om actief te worden op een bepaalde markt hangt af van het verwachte aantal handelspartners dat iemand verwacht tegen te komen. In dit model zijn meerdere evenwichten mogelijk. Goede evenwichten waarbij alle handelaren actief zijn en er veel transacties plaats vinden en slechte evenwichten waarbij geen of weinig handelaren actief zijn. In een slecht evenwicht heeft geen enkele handelaar een prikkel om actief te worden op de markt omdat er geen handelspartners zijn. Als door een kleine schok in het goede evenwicht een aantal handelaars weg valt, dan kan de markt omslaan naar het slechte evenwicht. Een kleine schok kan dus desastreuze effecten hebben op de omvang van de handel. Tijdens de kredietcrisis kwam een aantal financiële instellingen in liquiditeitsproblemen, waarna eerst de kapitaalmarkt en daarna de internationale handel snel opdroogde met de bekende desastreuze gevolgen.

Empirie

Zoekfricties zijn niet alleen belangrijk geweest in theoretische analyses van markten, maar hebben ook een impuls gegeven aan empirisch onderzoek. Modellen met zoekfricties laten zien hoe uitkomsten op de arbeidsmarkt, zoals werkloosheidsduur, lonen en baanduur, aan elkaar gerelateerd zijn. Dat geeft ook direct de tekortkomingen aan van traditionele regressie modellen waarbij het loon verklaard wordt uit de verschillende kenmerken van werknemers. De zoektheorie leert ons dat matches niet willekeurig tot stand komen, maar dat vaak de beste werknemers op de beste banen terecht komen. De recente ontwikkeling van baanzoekmodellen laat zien dat correcties voor niet-geobserveerde werknemerkenmerken (zoals zogenoemde fixed effect panel data methoden) de onzuiverheid in traditionele regressie modellen ook niet opheffen.

De ontwikkeling van modellen met zoekfricties is daarom en belangrijke stap geweest voor structureel econometrische analyses. In structurele modellen wordt het gedrag van vragers en aanbieders expliciet gemaakt en in evenwicht komt een prijsverdeling tot stand. De in de data geobserveerde prijs- of loonverdeling kan worden gebruikt om in het model te bepalen hoe groot zoekfricties daadwerkelijk zijn of belangrijke beleidsparameter te schatten die niet direct waarneembaar zijn zoals de zoekintensiteit of de kosten van zoekinspanningen. Of het nu gaat om de arbeidsmarkt, de huizenmarkt, producten op internet, verzekeringen of andere financiële producten, empirische resultaten laten bijna altijd zien dat zoekfricties substantieel zijn. Dit geeft direct het belang aan van het door DMP geïnitieerde onderzoek naar zoekfricties.

Arbeidsmarktbeleid

Zoekfricties zijn een belangrijke reden waarom markten falen en waarom overheidsingrijpen gerechtvaardigd is. Op de arbeidsmarkt vinden inderdaad veel overheidsinterventies plaats. Denk aan: minimumlonen, werkloosheidsuitkeringen, ontslagbescherming en activerend arbeidsmarktbeleid. Omdat uitkeringen de pijn van het werkloos zijn verzachten, zijn werklozen geneigd te weinig te solliciteren. Het eerste activerend arbeidsmarktbeleid richtte zich begin jaren ’90 op het stimuleren van sollicitatie-inspanningen door werklozen. Dat bestond met name uit het helpen met solliciteren (dus verlaging van zoekkosten) of het strikter controleren van sollicitatiegedrag. Nog steeds blijkt uit empirische analyses dat het opleggen van strafkortingen op de uitkering bij onvoldoende sollicitatieontspanningen het meest effectieve activerend arbeidsmarktbeleid is, wat een duidelijke indicatie is van de aanwezigheid van zoekfricties. Daarnaast proberen overheden zoekfricties op de arbeidsmarkt te verminderen. Het UWV Werkbedrijf richt zich niet alleen op werkzoekenden, maar verzamelt ook informatie over vacatures en probeert deze te matchen. Het handelt dus als een klassieke ‘veiligmeester’ zoals beschreven in het werk van DMP.

Het werk van DMP geeft echter ook de beperkingen aan van micro-econometrische evaluatie studies. Grootschalige interventies hebben vaak substantiële spillover effecten. Neem bijvoorbeeld een verhoging van het minimumloon. Allereerst zal hierdoor de vorm van de loonverdeling veranderen. Daarnaast heeft het minimumloon een effect op het aantal vacatures dat geopend wordt. De loonverdeling en het aantal vacatures zijn belangrijk voor de individuele participatiebeslissing en het sollicitatiegedrag. Echter de loonverdeling en het aantal vacatures hangen weer af van het aantal werkzoekenden en hun baanzoekinspanningen. Daarnaast moet er rekening gehouden worden met de externe effecten van zoekinspanningen. Een werkzoekende vindt lastiger een baan als alle andere werkzoekenden meer gaan solliciteren en een bedrijf vervult minder makkelijk een vacature als andere bedrijven gelijktijdig ook veel vacatures hebben. De grootste bijdrage van DMP is daarom wellicht dat ze een relatief eenvoudig raamwerk hebben gecreëerd waarin dit soort evenwichtseffecten systematisch kunnen worden onderzocht. .

Conclusie

Modellen met zoekfricties zijn voornamelijk gebruikt voor de arbeidsmarkt. Echter zoekfricties hebben een veel bredere toepassing, het is een manier van denken over hoe vraag en aanbod op een markt bij elkaar komen. Er zijn momenteel onder andere toepassingen op de goederen-, geld-, huizen- en zelfs de huwelijksmarkt. Het grote succes van websites die individuen helpen met keuzes te maken, zoals independer.nl en funda.nl, laat zien dat fricties relevant zijn in het dagelijkse leven. Naast de noodzaak van het meenemen van zoekfricties om realistische modellen te maken, zijn modellen met zoekfricties ook leuker en interessanter om te analyseren. Onder economen die zich bezig houden met het bestuderen van zoekfricties geldt al jaren de uitspraak “Economics is like sex, without frictions it is less fun”. De commissie die de Nobelprijzen uitreikt, blijkt dat nu ook in te zien.

Te citeren als

Pieter Gautier, Bas van der Klaauw, “Nobelprijs 2010: hoe vragers en aanbieders elkaar zoeken en vinden”, Me Judice, 12 oktober 2010.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Ontvang updates via e-mail