Protectionisme VS vergroot kansen voor China en India

auto
Afbeelding ‘Haima Mazda factory, China’ van JOHN LLOYD (CC BY 2.0).
Het protectionistische beleid van de VS berokkent de wereldeconomie schade, maar geeft tegelijk China en India als economische grootmachten de wind in de zeilen. Dit stellen Rabo-economen Hugo Erken en Björn Giesbergen. China en India kunnen vooral profiteren als ze rigoureus betere voorwaarden scheppen voor groei van hoogwaardige productie.

Nervositeit in Azië

Sinds het aantreden van Donald Trump als president van de Verenigde Staten (VS) is de relatie tussen Azië en de VS onder toenemende spanning komen te staan. In de eerste weken sinds zijn aantreden heeft Trump de wereld duidelijk gemaakt dat hij wars is van politieke etiquette en zich alleen aan eerder gemaakte afspraken wil houden, zolang ze passen binnen zijn mantra: “America first”.

Politiek heeft Trump al wat Aziatisch kapitaal verbruid, waardoor de spanningen in verschillende delen van de regio verder zijn opgelopen (figuur 1). Het contact met de Taiwanese president Tsai zette kwaad bloed bij China, en hoewel de gemoederen sindsdien wel wat zijn bedaard door onder meer het onderschrijven van het één-China principe [i] , blijft de nervositeit groot. Ook Trumps houding ten opzichte van Noord-Korea zorgt voor spanning, zeker wanneer het omstreden THAAD [ii] raketafweersysteem uiteindelijk doorgang zal vinden. Op de achtergrond speelt ook nog het conflict rond de Zuid-Chinese Zee. Ook heeft Japan een slepend conflict met China over een eilandengroep in de Oost-Chinese Zee. Maar niet alleen de politieke spanningen zijn toegenomen, ook vanuit handelsperspectief lopen de spanningen verder op.

Figuur 1. Spanningen in Aziatische regio

Azie

Bron: Rabobank

Figuur 2. Handelsbetrekkingen VS-Azie

VS 

Bron: UNCTAD.

Handelsrelaties onder druk

Trump heeft meermaals aangegeven vooral China en Mexico op de korrel te willen nemen door handelsbarrières in te stellen. De belangrijkste reden hiervoor is dat de VS een tekort op de handelsbalans hebben van USD 800 miljard, waarvan het tekort met China USD 350 miljard bedraagt (figuur 2). Deze onevenwichtigheden op de handelsbalans zijn Trump een doorn in het oog, aangezien ze de VS zeer afhankelijk maken van de instroom van buitenlands kapitaal om dit handelstekort te financieren. Feitelijk ligt het lot over het reilen en zeilen van de Amerikaanse economie in handen van buitenlandse spaarders die deze spaaroverschotten in de VS investeren. Mochten die buitenlandse investeringen teruglopen, dan zal de Amerikaanse burger zelf meer moeten gaan sparen, wat ten koste gaat van particuliere consumptie en het BBP.

Trump heeft al wel één punt van zijn protectionistische agenda kunnen afvinken, namelijk het niet ondertekenen van het Trans-Pacific Partnership (TPP), een eerder door de VS geïnitieerd handelsakkoord met vooral Aziatische landen. Verder is echter onduidelijk wat Trump op handelsgebied van plan is met Azië. Hij heeft meermaals aangegeven de handelsrelatie met China opnieuw te gaan herzien en hij heeft een uniform importtarief genoemd op alle Chinese import van 45 procent. De uitvoerbaarheid blijkt echter een stuk weerbarstiger dan Trump aanvankelijk wellicht had voorzien vanwege WTO-regels die voorschrijven dat landen met importtarieven niet kunnen discrimineren tussen de WTO-leden. Momenteel wordt er ook gesproken over de implementatie van een zogenoemde border adjustment tax (BAT) [iii] , simpel gezegd een belasting op invoer en een subsidie op uitvoer. Het is onduidelijk of een BAT in strijd is met de WTO-overeenkomsten. Ook ondervindt Trump veel weerstand van bijvoorbeeld de Amerikaanse detailhandel voor de invoering van een BAT. Deze sector importeert namelijk op grote schaal kleding en elektronica om deze binnenlands af te zetten. Een BAT zou ervoor zorgen dat de Amerikaanse detailhandel alleen de lasten voelen (dus een boete op import), maar niet de lusten (een subsidie op export).

Vergelding

Los van de weerbarstige uitvoerbaarheid is het zeer onwaarschijnlijk dat landen die worden getroffen door protectionistische maatregelen op hun handen blijven zitten. China zou op diverse manieren kunnen terugslaan, bijvoorbeeld door zelf tarieven te heffen op Amerikaanse import. Dit zou het Amerikaanse internationale bedrijfsleven in het hart raken. China is een grote markt voor veel grote Amerikaanse bedrijven, vooral op het gebied van consumentenelektronica (Apple, Microsoft), vliegtuigbouwers (Boeing) en auto’s (General Motors). China zou er ook voor kunnen kiezen om kapitaal uit de VS te repatriëren. Dit zou de Amerikaanse dollar sterk onder druk kunnen zetten en ook het Amerikaanse investeringspotentieel sterk aantasten. Aangezien China en de VS gezamenlijk 28 procent van de totale mondiale import voor hun rekening nemen, zouden handelsbarrières tussen beide landen de basis vormen voor een wereldwijde handelsoorlog. Dit hebben we onder meer gezien in de jaren dertig, toen de Smooth-Hawley wet in de VS van kracht werd, waarmee handelstarieven werden geheven op twintigduizend importgoederen. Andere landen reageerden met vergeldingsmaatregelen, waardoor de crisis van de jaren dertig naar verluidt sterk is verergerd.

Dit verklaart wellicht waarom China pleit voor een voortzetting van samenwerking op het gebied van handel. Haaks op de “America First”-retoriek van Trump zijn de woorden van president Xi Jinping op het World Economic Forum in Davos: “ Just blaming economic globalization for the world’s problems is inconsistent with reality, and it will not help solve the problems ”. De positieve houding van China roept de vraag op of Aziatische grootmachten als China en India in staat zijn het vacuüm op te vullen dat Amerika dreigt achter te laten door het opwerpen van protectionistische muren.

Kunnen China en India de voortrekkersrol van de VS overnemen?

Momenteel dragen China en India gezamenlijk gemiddeld ongeveer de helft bij aan de groei van de wereldeconomie (figuur 3). Om een structurele bijdrage aan de wereldeconomie te kunnen blijven vervullen, staan beide landen voor de grote uitdaging om de komende periode de zogenoemde middeninkomensval te ontlopen. De middeninkomensval refereert naar de situatie waarbij de economische groei in opkomende economieën sterk terugvalt, omdat het welvaartsniveau per hoofd van de bevolking een bepaalde drempelwaarde bereikt (figuur 4), waardoor opkomende economieën hun comparatieve kostenvoordeel verliezen.

Figuur 3. Groot belang China en India voor groei wereldeconomie

groot 

Bron: Macrobond, IMF, Rabobank 

Figuur 4. Middeninkomensval grote uitdaging

Midden 

Bron: Macrobond, Conference Board, Rabobank.

Om de middeninkomensval te ontlopen is het belangrijk dat landen hoogwaardigere producten en diensten gaan maken hun arbeidsproductiviteit verhogen, onder meer door meer innovatie en beter onderwijs, en door het verbeteren van institutionele kwaliteit.

Stimuleren productiviteitsgroei

De arbeidsproductiviteit ligt in China op 11 dollar per uur en in India op 7 dollar, wat internationaal gezien erg laag is (figuur 5). De vraag is hoe China en India hun arbeidsproductiviteit de komende tijd kunnen verhogen om te voorkomen dat ze vastlopen in de middeninkomensval. Erken (2017) laat zien dat investeringen in onderwijs en innovatie, het benutten van buitenlandse technologische kennis en het verbeteren van institutionele kwaliteit factoren van belang zijn om de arbeidsproductiviteit te stimuleren en de middeninkomensval te ontlopen (zie ook bijlage 1). Dit betekent dus dat China en India hun productiviteitsagenda moeten verleggen van investeringen in staal en beton naar investeringen in kennis om betere producten en diensten te kunnen maken.

Figuur 5. Lage arbeidsproductiviteit China en India

lage 

Bron: berekeningen Rabobank o.b.v. data Conference Board, Indian Ministry of Statistics, China National Bureau of Statistics (NBS)

Figuur 6. China en India niet innovatief

china 

Bron: berekeningen Rabobank o.b.v. data USPTO, World Bank Development Indicators.

Innovatie en onderwijs

Om de arbeidsproductiviteit te stimuleren zullen China en India dus sterk moeten inzetten op het bevorderen van innovatie en onderwijs. Momenteel lopen beide landen op deze pijlers nog mijlenver achter op andere landen. Nemen we het aantal patenten dat uniek is voor de hele wereld, dan tellen China en India slechts vijf patenten per 100.000 personen in de beroepsbevolking, tegen bijvoorbeeld 430 patenten in Japan en 255 in Zuid-Korea (figuur 6). Ook als we kijken naar het opleidingsniveau in India en China valt op dat beide landen in internationaal perspectief sterk achterlopen. De gemiddelde opleidingsduur van de bevolking ouder dan 25 jaar ligt in China op 7,5 jaar en in India op iets meer dan 5 jaar. Dit is vergelijkbaar met het niveau van landen als Algerije en Uganda.

Institutionele kwaliteit

Voor China en India is het ook van groot belang om de institutionele kwaliteit te verbeteren, aangezien dit voor landen aanzienlijke economische voordelen kan opleveren ( Bruinshoofd, 2016 , Coe et al., 2009 en Acemoglu en Robertson, 2013 ). Een meer open economie in combinatie met prudente regelgeving kan bijvoorbeeld meer (buitenlandse) investeerders aantrekken. Een analyse van zeven World Governance en Ease of Doing Business indicatoren ( EDB) laat zien dat India alleen beter presteert op World Governance-indicatoren [iv] , vanwege een significant hogere score op het terrein van ‘inspraak en verantwoording’. Op alle andere sub-indicatoren staat China er beter voor (figuur 7). Ook voor wat betreft het gemak van zakendoen (EDB) presteert China op alle fronten beter dan India (figuur 8). Het grootste deel van de verschillen kan worden verklaard door het politieke systeem in beide landen. China is immers een communistisch land waarbij de overheidsinvloed significant groter is dan in het democratische Indiase systeem.

Figuur 7. China presteert beter dan India op gebied van governance...

China presteert 

Bron: World Bank (hoe hoger de score, hoe beter (0-100)).

Figuur 8. ... iets wat ook geldt voor het gemak van zakendoen

... iets 

Bron: World Bank (hoe lager de score, hoe beter (score varieert tussen 1-190)).

In de loop der jaren is de institutionele kwaliteit in beide landen aanzienlijk verbeterd ( Giesbergen et al., 2017 ). In 2012 heeft de Chinese president Xi Jinping zelfs zijn anti-corruptiecampagne bovenaan zijn beleidsagenda gezet. India maakt ook werk van de aanpak van corruptie. Het meest recente voorbeeld hiervan is de vervanging van roepiebiljetten van hoge waarde door nieuwe biljetten om de grote hoeveelheid zwart geld uit de economie te bannen. [v] Ook het gemak van zakendoen (EDB) is verbeterd door verschillende maatregelen die in de landen zijn genomen, zoals de verbetering van licenties en registraties en de vermindering van kapitaalvereisten.

Productiviteitswinsten in China en India

Om de middeninkomensval te ontlopen, zullen China en India nog heel wat werk moeten verzetten. Tegelijkertijd laat Erken (2017) zien wat de economische baten zijn als China en India erin slagen om een serieuze kennis- en innovatieagenda te implementeren en hun instituties te verbeteren. In een relatief conservatief scenario zou het patentkapitaal stijgen naar het niveau van Singapore (123 patenten per 100.000 werkenden), het hoger-onderwijsniveau zou toenemen naar het niveau van Japan (één jaar voor alle personen ouder dan 25 jaar), de kwaliteit van de regulering zou worden verbeterd naar het niveau van Portugal en de mate van openheid van de economie zou stijgen tot het niveau van Griekenland en Costa Rica. Dit pakket zou leiden tot een stijging van de productiviteit in China van USD 11 nu naar USD 20 in 2025, een winst ten opzichte van het basisscenario van 3,7 dollar (figuur 9). Dit effect lijkt gering, maar bedenk dat er in China 1.770 miljard uur wordt gewerkt. Uiteindelijk zou een dergelijke agenda in China leiden tot 6.500 miljard extra dollar aan toegevoegde waarde, wat gelijk staat aan meer dan een derde van de Amerikaanse economie (USD 18.000 miljard). In India zouden de extra welvaartseffecten neerkomen op USD 3.100 miljard (figuur 10).

Figuur 9. Stimulering verdubbelt arbeidsproductiviteitsgroei in China

stimu

Bron: Rabobank o.b.v. Macrobond, Penn World Tables 9.0

Figuur 10. Stimulering verhoogt arbeidsproductiviteitsgroei in India naar 8 procent

arbeidsproductiviteit 

Bron: Rabobank o.b.v. Macrobond, Penn World Tables 9.0

China en India in de Aziatische innovatievoorhoede

In een extreem scenario waarin zowel China als India qua innovatiekracht, onderwijsniveau en institutionele kwaliteit de Aziatische top evenaart [vi] , zal de arbeidsproductiviteitgroei in China stijgen naar meer dan 10% in 2025 (figuur 11). Dit heeft als consequentie dat de arbeidsproductiviteit per uur stijgt van USD 11 per uur nu naar USD 25 per uur in 2025. Hoewel de arbeidsproductiviteit per uur dan misschien nog steeds aanzienlijk lager ligt dan gemiddeld in de OESO, zal een dergelijke stimulans voor een enorme welvaartsschok zorgen van maar liefst USD 19.000 miljard in China en USD 6.000 miljard in India. Hiermee boeken beide landen gezamenlijk een welvaartswinst die een stuk hoger ligt dan het totale bruto binnenlands product van de Verenigde Staten.

Figuur 11. Navolging van Aziatische top zorgt voor Chinese productiviteitsgroei van meer dan 10%

Navolging 

Bron: Rabobank op basis van Macrobond, Penn World Tables 9.0

Hoewel dit scenario zeer ambitieus is, hebben andere Aziatische landen laten zien dat forse ontwikkelingssprongen naar een innovatieve kenniseconomie in korte tijd wel degelijk mogelijk zijn. Het vergt echter een sterke strategische visie en investeringscommitment, waarbij overheden ook accepteren dat bepaalde onrendabele bedrijfstakken niet langer steun ontvangen. Op dit vlak hebben China en India echter nog een lange weg te gaan. In beide landen krijgen staatsbedrijven momenteel veel steun en moeten macro-economische onevenwichtigheden worden afgebouwd. China heeft als uitdaging om veel overcapaciteit in bijvoorbeeld de kolen- en staalindustrie af te bouwen. Daarnaast vormt de sterk opgelopen schuldenlast bij grote Chinese staatsbedrijven en op regionaal niveau een groot risico voor onder meer de bankensector. Ook de Indiase bankensector heeft de afgelopen jaren te veel geld geleend aan grootschalige projecten van dubieuze kwaliteit. Dit heeft ervoor gezorgd dat het percentage slechte leningen bij vooral staatsbanken is opgelopen naar bijna 10 procent. Als gevolg van de tegenvallers in de Indiase financiële sector zijn de kredietverlening en de private investeringen recent zelfs gekrompen.

Conclusie

Sinds zijn aantreden heeft president Donald Trump de gemoederen wereldwijd flink verhit. Ook in Azië heeft Trumps onconventionele manier van opereren de politieke spanningen vergroot. En hoewel Trump zijn protectionistische agenda enigszins in gang heeft gezet, blijkt de verdere uitvoering hiervan weerbarstig en levert zij economisch alleen maar verliezers op.

Dit verklaart wellicht waarom de houding van president Xi Jinping als voorvechter van mondiale vrijhandel diametraal staat op de anti-wereldhandelsretoriek van president Trump. Maar het roept ook de vraag op of China en India met een gezamenlijke bevolking van 2,7 miljard mensen in staat zijn om de mondiale voortrekkersrol van de VS over te nemen. Niet alleen als hoeders van politieke stabiliteit en het klimaat, maar ook als bron van economische groei en innovatie.

De belangrijkste uitdaging die China en India hebben, is het overbruggen van de zogenoemde middeninkomensval. Landen die in staat zijn hun economie op te schalen naar een hoogwaardigere productie lopen namelijk niet vast in deze middeninkomensval. Mochten China en India hun onevenwichtigheden weten af te bouwen, hun instituties weten te verbeteren en een ambitieuze investeringsagenda lanceren in kennis en onderwijs, dan kunnen ze een aanzienlijke welvaartswinst boeken. Dit kan bij een relatief conservatief scenario de helft van het Amerikaanse bbp betreffen (USD 9.600 miljard aan extra toegevoegde waarde). En mochten beide landen zich in de innovatievoorhoede van Azië manoeuvreren, dan kan de welvaartswinst zelfs oplopen tot USD 25.000 miljard.

Dit is een verkorte versie van een grotere publicatie die eerder op de website van Rabobank Research is verschenen.

Bijlage 1. Opbouw van welvaartsniveau van een land

opbouw 

Bron: Erken, Giesbergen en Prins (2017)


[i] China erkent Taiwan niet als onafhankelijke natie. De Chinese regering noemt Taiwan een afvallige provincie. Onder druk van China hebben veel landen hun betrekkingen met Taiwan in het verleden opgezegd.

[ii] Terminal High Altitude Area Defense (THAAD) is een raketafweersysteem dat de VS op Amerikaanse bases in Zuid-Korea willen plaatsen. Deze systemen zijn ontworpen om uiteenlopende ballistische raketten neer te schieten, waarvan Noord-Korea claimt deze in bezit te hebben. China is geen voorstander van THAAD, omdat het vermoedt dat het radarsysteem van de THAAD Chinese militaire activiteit kan waarnemen.

[iii] Door de invoering van een BAT kunnen de kosten van importen niet meer worden afgetrokken van de inkomsten van een bedrijf, terwijl de inkomsten uit exporten niet langer zullen worden opgenomen in de totale omzet van een bedrijf.

[iv] De zes WGI’s zijn voice and accountability (inspraak en verantwoording), rule of law (rechtstaat),regulatory quality (kwaliteit regelgeving), political stability and absence of violence (politieke stabiliteit en afwezigheid geweld), government effectiveness (effectiviteit overheid), control of corruption (corruptiebeheersing).

[v] Op 9 november kondigde premier Modi aan dat alle biljetten van 500 en 1.000 roepie niet langer als rechtsgeldig betaalmiddel werden beschouwd en tot 30 december konden worden ingewisseld voor nieuwe biljetten van 500 en 2.000 roepie. Met deze zogenoemde demonetisatie-operatie werd in een klap 86 procent van de bankbiljetten in circulatie ongeldig verklaard en de conversie van grote sommen geld zou worden onderworpen aan controle door de Indiase fiscus. Door deze onorthodoxe maatregel wilde de overheid de grote hoeveelheid zwart geld uit de economie bannen, betalingen via digitale bankkanalen stimuleren en de belastingopbrengsten van de overheid vergroten.

[vi] In dit extreme scenario zouden China en India hun patentkapitaal moeten verhogen naar het relatieve niveau van Taiwan (500 patenten per 100.000 werkenden), het hoger-onderwijsniveau moeten verhogen naar het niveau van Zuid-Korea (gemiddelde opleidingsduur van 1,5 jaar per persoon ouder dan 25 jaar), en de kwaliteit van regelgeving en openheid van de economie moeten verhogen naar het niveau van Hong Kong.

Te citeren als

Hugo Erken, Björn Giesbergen, “Protectionisme VS vergroot kansen voor China en India”, Me Judice, 7 april 2017.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘Haima Mazda factory, China’ van JOHN LLOYD (CC BY 2.0).

Ontvang updates via e-mail