Back

Artikel

Home

Innovatie en Kabinet Schoof I: veel woorden, weinig daden

18 okt 2024
Onderwerpen: Innovatie, Openbare financiën
Kabinet Schoof I zegt innovatie te zien als oplossing voor tal van maatschappelijke problemen, maar kiest tegelijkertijd voor ongekende bezuinigingen op het Nationale Groeifonds en Universiteiten. In EU-verband beloofde Nederland 40 jaar geleden om 3% van het BBP uit te geven jaarlijks uit te geven aan innovatie. Het werd nooit gehaald – en met de aangekondigde bezuinigingen lijkt innovatie als oplossing voor maatschappelijke problematiek steeds verder weg. 

Inleiding

Inmiddels heb ik ’t gelezen in menige column: de redactie van De Avondshow met Arjen Lubach heeft het woord innovatie 85 keer geturfd in het Regeerprogramma van het kabinet Schoof I, terwijl datzelfde kabinet tegelijkertijd netto ten minste zeven miljard aan innovatie-gerelateerde bezuinigingen heeft ingeboekt. Twee prominente voorbeelden spreken boekdelen: bijna zeven miljard wordt uit Nationale Groeifonds overgeboekt ten behoeve van vooral consumptieve uitgaven en de universiteiten moeten ruim een miljard inleveren omdat buitenlands talent bij de landsgrenzen moet worden tegengehouden vanwege de ‘’ervaren immigratiecrisis’’.

Hoewel blijkbaar succes in peilingen en verkiezingen afhangt van woorden en niet van daden, durf ik te stellen dat voor de economie uiteindelijk het omgekeerde geldt – helaas voor Schoof I en vooral voor Nederland.

Ondanks de belofte in EU-verband om ooit minstens drie procent van het bruto binnenlands product (bbp) aan innovatie te besteden, mag niet worden uitgesloten dat Nederland daardoor zelfs door de lage bodem van twee procent van het bbp zal zakken. Hoewel blijkbaar succes in peilingen en verkiezingen afhangt van woorden en niet van daden, durf ik te stellen dat voor de economie uiteindelijk het omgekeerde geldt – helaas voor Schoof I en vooral voor Nederland. Wat gaan die ingeboekte daden daarom uiteindelijk betekenen voor dat grillige kikkerlandje dat vol hoop, lef en trots te lange leste alle nationale crises gaat oplossen, liefst door met behulp van een noodwet de moeder aller crises aan te pakken?

Recent onderzoek over innovatie

Hoewel het kabinet uiteraard is gevuld met louter intellectuele zwaargewichten die zich vooral laten leiden door feitelijk bewijs, durf ik nog een stelling aan: niemand van dit illustere gezelschap heeft de baanbrekende studie van Nicholas Bloom, Charles Jones, John Van Reenen en Michael Webb uit 2020 gelezen. De in het vooraanstaande tijdschrift American Economic Review verschenen publicatie doet in 40 pagina’s haarfijn en overtuigend uit de doeken – aan de hand van statistieken vol eenduidig bewijs – waarom juist (veel) meer in plaats van minder in innovatie moet worden geïnvesteerd.[1] En dat is van groot belang, omdat de groei van een economie voor een groot deel afhangt van de stijging van de productiviteit, naast volumegroei van productiefactoren. In geavanceerde economieën als de Nederlandse is de volumegroei van productiefactoren van ondergeschikt belang, dat overigens met een “grenzen dicht”-politiek nog verder aan banden wordt gelegd. Het gaat met name om vergroting van de productiviteit. Daarom ook streeft het ene na het andere kabinet ernaar de Nederlandse kenniseconomie te versterken. Helaas doet het kabinet Schoof I het omgekeerde, verstopt achter een woordenmist vol lippendienst aan innovatie. Omdat ik van nature de sterke neiging heb mij behulpzaam op te stellen, zal ik hierna in een paar alinea’s de boodschap van Bloom cum suis kort belichten. Juist omdat het kabinet Schoof I voornamelijk bestaat uit leergierige intellectuelen, reken ik erop dat nog voor de Voorjaarsnota 2025 het kabinet het beleid met 180 graden zal hebben omgegooid.

Het bewijs dat zij opvoeren voor de Verenigde Staten is overweldigend: om dezelfde vergroting van de productiviteit te bewerkstelligen moeten jaar in jaar uit extra investeringen in onderzoek worden gedaan.

De vraag die Bloom c.s. zich stellen, is of de onderzoekproductiviteit inderdaad ongeveer constant is gebleven, zoals bijna altijd wordt verondersteld in eerder onderzoek naar economische groei en het effect daarop van specifieke beleidsmaatregelen. In dat geval zou elke Euro die extra wordt geïnvesteerd in onderzoek zich op termijn rechttoe-rechtaan vertalen in een navenant minisprongetje in de productiviteit. Ze tonen echter zeer overtuigend aan dat de productiviteit van onderzoekinspanningen inmiddels decennialang in rap tempo aan het afnemen is. Het bewijs dat zij opvoeren voor de Verenigde Staten is overweldigend: om dezelfde vergroting van de productiviteit te bewerkstelligen moeten jaar in jaar uit extra investeringen in onderzoek worden gedaan. Op deze plaats kunnen een paar voorbeelden van bevindingen volstaan. In de studie zelf is een groot aantal aanvullende analyses te vinden die keer op keer de hoofdconclusie bevestigen.

Drie aansprekende voorbeelden betreffen de chipindustrie, gezondheidszorg en landbouw. In de chipindustrie wordt vaak verwezen naar de Wet van Moore: de rekenkracht van een chip verdubbelt elke twee jaar. Echter: om dat vol te houden moeten de investeringen in onderzoek in hoog tempo worden opgeschroefd. In de periode van 1971 t/m 2014 is de onderzoekproductiviteit namelijk met jaarlijks gemiddeld ongeveer 8% gedaald.[2] Voor de gezondheidszorg wordt gewerkt met de stijging in levensverwachting. Voor verschillende kankersoorten en hartziekten is de gemiddelde jaarlijkse onderzoekproductiviteit tussen 1975 en 2006 met een percentage ingezakt dat schommelt tussen 7 en 10% (voor hartziekten respectievelijk borstkanker). Het beeld voor de landbouw is hetzelfde. Afhankelijk van het gewas is de onderzoekproductiviteit in termen van gewasopbrengst tussen 1969 en 2009 afgenomen met gemiddeld tussen de 3 en 10% per jaar (voor respectievelijk katoen en maïs).

Ideeën zijn moeilijker en moeilijker te vinden. In die wetenschap zou ervoor moeten worden gekozen harder te zoeken in plaats van kalmer aan te doen.

Het patroon van deze bevindingen wordt krachtig gerepliceerd met Amerikaanse data voor de industrie in het algemeen (een jaarlijkse reductie van de onderzoekproductiviteit van ongeveer 6% tussen 1980 en 2007) en voor beursgenoteerde bedrijven in het bijzonder (een jaarlijkse daling van de onderzoekproductiviteit met circa 11% tussen 1992 en 2012). De Europese economie, inclusief de Nederlandse, is beduidend minder innovatief dan de Amerikaanse. Daarover wordt bijna permanent gebakkeleid, want het zal de nationale soevereiniteit maar aantasten, vanwege de grote noodzaak van Europees beleid ter zake zonder dat van enige verbetering sprake is. Integendeel: in het recente EU-rapport van Mario Draghi (2024) wordt geconstateerd dat zo langzamerhand drastisch ingrijpen nodig is om te voorkomen dat Europa wegzakt in de mondiale periferie van irrelevantie. Met de resultaten van Bloom c.s. in de hand kan slechts worden geconstateerd dat zelfs de drastische inzet die door Draghi wordt gepropageerd, naar alle waarschijnlijk onvoldoende zal blijken te zijn.  

Slot

Pleidooien voor hogere investeringen in onderwijs, onderzoek en ontwikkeling – de drie Os – zijn schering en inslag. Ik kan mij niet herinneren dat, sinds ik mijzelf econoom mag noemen vanaf begin 1985, een jaar voorbijging waarin niet met een zekere verontwaardiging en onbegrip op deze trom werd geslagen. Die drie procent van het bbp heeft Nederland in de vier decennia die sindsdien zijn verstreken bij mijn weten nooit gehaald – bij lange na niet zelfs. De kans dat ook maar iemand in Den Haag e.o. de moeite neemt om even van het navelstaren op te kijken om het zoveelste pleidooi in deze richting te verwerken en ter harte te nemen, zeker in de hoopvolle kringen van onze nationalistisch-xenofobe coalitie, is nagenoeg nul. Ook het luide geklingel van de noodklok door Mario Draghi heeft recentelijk weer alleen een holle kabinetsreactie uitgelokt. Maar mij kan gebrek aan halsstarrigheid en naïviteit niet worden verweten. De bevindingen van Nicholas Bloom en zijn collega’s maken glashelder duidelijk dat zelfs de jaar in jaar uit onhaalbaar gebleken ambitie van drie procent van het bbp niet toereikend is in het licht van de voortdurend in rap tempo dalende onderzoekproductiviteit. Ideeën zijn moeilijker en moeilijker te vinden. In die wetenschap zou ervoor moeten worden gekozen harder te zoeken in plaats van kalmer aan te doen. Het laatste is waarvoor het populistische Schoof I heeft gekozen.

Voetnoten


[1] Bloom, N, C. I. Jones, J. Van Reenen & M. Webb (2024), “Are Ideas Getting Harder to Find?”, American Economic Review, 110(4): 1104-1144. Na een wat treurige vergadering van het Gemeenschappelijk Overleg (vergelijkbaar met een faculteitsraad) van de School of Business and Economics van de Vrije Universiteit Amsterdam vanwege de tsunami aan barre maatregelen vanuit Den Haag heeft mijn collega Paul Koster mij op deze studie geattendeerd.

[2] Boom c.s. rapporteren de resultaten van dermate veel verschillende analyses dat ik in deze samenvatting noodgedwongen telkens een representatieve bevinding bij wijze van voorbeeld opneem.

Referenties

Draghi, M. (2024), The Future of European Competitiveness: A competitiveness strategy for Europe, Brussels: European Commission.

Gerelateerde artikelen

Volledig artikel
© copyright 2025 Mejudice
Privacybeleid Voorwaarden voor gebruik