Het ragfijne spel van de komende coalitievorming

Onderwerp:
Het ragfijne spel van de komende coalitievorming image
Afbeelding ‘P1920060’ van Franklin Heijnen (CC BY-SA 2.0)
3 sep 2012
De peilingen over de Tweede Kamerverkiezingen vliegen om je oren maar wat betekenen die peilingen voor de toekomstige coalitie die Nederland gaat regeren? De Utrechtse econoom Groot laat aan de hand van uitspraken van politici, in combinatie met recente peilingen en enkele regels van coalitievorming zien dat een centrumrechtse coalitie waarschijnlijk is. D66-leider Pechtold verzwakt nu al zijn onderhandelingspositie door de SP uit te sluiten. Het lijkt erop dat niemand om de PvdA heen kan in de komende coalitievorming.

Nederland is door de lage kiesdrempel en het stelsel van evenredige vertegenwoordiging een coalitieland. Volgens de laatste peilingen van de Politieke Barometer van Ipsos Synovate, TNS NIPO en de synthetische peiling van de Peilingwijzer die een aantal opiniepeilingen middelt (zie http://peiling.tomlouwerse.nl/ voor de methodiek) komen na 12 september maar liefst elf partijen in het parlement en zijn voor een coalitie minimaal drie partijen nodig (Tabel 1). De Kunduz-coalitie behaalt bij de huidige stand van zaken geen meerderheid, net zomin als Paars, maar een kabinet met alle ‘linkse’ partijen (SP-GL-PvdA-CU-D66, dus zelfs zonder de Partij voor de Dieren en 50PLUS) wel.

Tabel 1: Zetelverdeling volgens de Politieke Barometer (PB, 31 augustus 2012), TNS NIPO (NIPO, 28 augustus 2012) en de Peilingwijzer (PW, 29 augustus 2012)

Tabel 1: Zetelverdeling volgens de Politieke Barometer (PB, 31 augustus 2012), TNS NIPO (NIPO, 28 augustus 2012) en de Peilingwijzer (PW, 29 augustus 2012)

Bij coalitievorming zijn er twee regels die vaak opgaan (zie de Swaan 1973 voor een meer uitgebreide analyse):

  • Regel 1: het aantal coalitiepartners dient zo klein mogelijk te zijn;
  • Regel 2: coalitiepartners zijn elkaars buren op het links-rechts spectrum.

In Tabel 1 zijn vanwege de eerste regel de partijen met meer dan tien zetels afgezonderd van de overige partijen. Voorts zijn binnen de grote en binnen de kleine partijen de partijen gerangschikt van links naar rechts, conform de rangschikking van de site ‘Stel zelf een coalitie samen’ van de Politieke Barometer. Regel 2 zal in het vervolg soepel worden toegepast, waarbij het voldoende is dat coalitiepartijen binnen het links-rechts spectrum elkaars grote buren zijn (dus een coalitie SP-PvdA-D66-CDA voldoet, ondanks dat GL en CU niet meedoen). Een coalitie met zowel VVD als SP valt echter af. Ofwel alle tussenliggende grote partijen doen mee zodat aan de tweede regel is voldaan, maar dan is het aantal partijen hoger dan nodig, ofwel een van de tussenliggende grote partijen doet niet mee maar dan zijn de coalitiepartijen niet meer elkaars grote buren. Op basis van de huidige peilingen ligt een coalitie van minimaal vier partijen dan in het verschiet, ofwel SP-PvdA-D66-CDA, ofwel PvdA-D66-CDA-VVD, wat neerkomt op wat ik een centrumlinks of een centrumrechts kabinet zal noemen.

Geen PVV in coalitie

Afgelopen weken zijn er met het oog op de coalitie na de verkiezingen een aantal opmerkelijke uitspraken gedaan. Wilders heeft tegenover de NOS verklaard bereid te zijn deel te nemen aan een coalitie SP-VVD-PVV. Deze coalitie schendt de tweede regel van nabuurschap. Bovendien, na het Catshuis-debâcle moeten er heel wat coalities onmogelijk blijken wil een coalitie met deelname van de PVV tot stand komen. In de coalitieberekeningen is er daarom vanuit gegaan dat de PVV vooralsnog geen coalitiepartij is, de reden waarom PVV in Tabel 1 apart is gezet. Rutte heeft verklaard een links blok van SP en PvdA niet aan een meerderheid te helpen (De Telegraaf, woendag 29 augustus), waarna Roemer op zijn beurt heeft gezegd een rechts blok niet in het zadel te helpen.

Pechtold: dom of oprecht?

Eerder al, in een interview met Het Parool (22 augustus 2012), heeft Pechtold verklaard een coalitie samen met de SP niet te zien zitten. Enerzijds is dit begrijpelijk gezien de hervormingsagenda van D66, anderzijds schaadt dit de onderhandelingspositie van D66 bij de formatie. Om dit in te zien is het nodig strategische overwegingen voor en na de verkiezingen van elkaar te onderscheiden. Zo heeft de PvdA er voor de verkiezingen belang bij de SP aan te vallen omdat daar een groot deel van haar potentiële electoraat zit. Na de verkiezingsuitslag gaat het de PvdA vooral om haar ideologische voorkeuren in beleid om te zetten en om het aantal ministersposten per kamerzetel te maximeren.

In de coalitietheorie van Gamson en Riker (zie Van den Doel 1981) gaat bij de keuze tussen verschillende mogelijke coalities met eenzelfde aantal partijen de voorkeur uit naar die coalitie waarbij het aantal ministersposten per kamerzetel zo hoog mogelijk is, wat neerkomt op de keuze voor de coalitie met de kleinst mogelijke meerderheid. Zowel qua zetelaantal als ideologisch zwaartepunt gaat voor de PvdA bij de keuze tussen links, centrumlinks of centrumrechts de voorkeur dan uit naar over links.

Centrumrechts waarschijnlijk?

Maar aangezien D66 de combinatie met de SP heeft uitgesloten blijft alleen centrumrechts over, met volgens de peilingen 87 zetels (PB), 85 zetels (NIPO) of 82 zetels (PW). Maar in deze coalitie kan volgens de PB- en NIPO-peiling D66 (of het CDA) desgewenst worden vervangen door GL of CU zonder dat de meerderheid verloren gaat. Een centrumlinks kabinet heeft bij de huidige peilingen echter een zetelaantal van 80 (PB), 79 (NIPO) of 81 (PW) zetels, waarbij D66 dus niet vervangen kan worden door CU of GL zonder dat de meerderheid verloren gaat. Met andere woorden, met het uitsluiten van de SP laat D66 bij de huidige peilingen nog maar één waarschijnlijke coalitie open, waarbij ze mogelijk door een kleine partij kan worden vervangen. De uitspraak van Pechtold mag dan wellicht gedaan zijn uit inhoudelijke overwegingen, qua onderhandelingsmacht na de verkiezingen kan het D66 duur komen te staan.

Geen Kunduz-coalitie

Van alle partijen die deel uitmaken van de zogenaamde Kunduz-coalitie is D66 wellicht het meest standvastig gebleken in het overeind houden van de overeengekomen maatregelen (m.u.v. de forensentaks op treinreizigers), maar in geen van de peilingen behaalt deze coalitie een meerderheid. Bovendien, door het ontbreken van de PvdA en deelname van GL schendt deze coalitie de strenge toepassing van de regel dat de coalitiepartners elkaars buren zijn. Mocht de Kunduz-coalitie niet haalbaar blijken, dan betekent een stem op D66 - door het uitsluiten van de SP - bij de huidige peilingen een stem op een centrumrechts kabinet. Voor een partij die zich afficheert als sociaal-liberaal is dit een merkwaardige uitkomst, temeer daar met de uitsluiting van de SP niet alleen een centrumlinks maar ook een links kabinet wordt uitgesloten.

Iedere partij is vervangbaar

Uit de politieke stemtheorie is bekend dat het zetelaantal een gebrekkige maatstaf is voor de mate van invloed. Om een voorbeeld te geven, als er in een gemeenteraad 9 zetels zijn en drie partijen A, B en C met 4, 3 en 2 zetels, dan is bij toepassing van de meerderheidsregel elke partij even invloedrijk. Daarom wordt op basis van het zetelaantal en de meerderheidsregel vaak de Banzhaf voting power index berekend. In het voorbeeld zijn er vier mogelijke coalities AB, AC, BC en ABC, waarbij elk van de drie partijen even vaak beslissend zijn voor een meerderheidsbeslissing (weergegeven door een underscore). Dus hoewel A het dubbele aantal zetels heeft als C, is de Banzhaf index van beide partijen gelijk aan ⅓, namelijk het aantal keer dat een partij een beslissende stem (‘swing vote’) heeft gedeeld door het totaal aantal beslissende stemmen. Als we alle coalities toelaten, dus inclusief de kleine partijen en de PVV, dan zijn er maar liefst 2106 ‘swing votes’ en is de power index van elke partij bij benadering gelijk aan het zetelaandeel.

Tabel 2: Machtsverhoudingen grote partijen afgemeten aan zetenaandeel volgens de drie peilingen

Tabel 2: Machtsverhoudingen grote partijen afgemeten aan zetenaandeel volgens de drie peilingen

Noot: Zetenaandelen volgens PB, NIPO en PW, aantal keer dat coalitie-deelname van een partij beslissend is (swings) en de Banzhaf power index (BPI) op basis van alle mogelijke grote partijen coalities en op basis van alleen centrumlinks en centrumrechts (R_BPI)

Iets soortgelijks als in het voorbeeld is aan de hand als we op basis van de huidige peilingen de Banzhaf indices berekenen voor de subset van grote partijen (zie Tabel 2). Volgens de PB-peiling is het zetelaandeel van de VVD 6 á 7 procent groter dan die van PvdA en SP, maar haar Banzhaf voting power index is gelijk aan die van PvdA en SP. De PvdA haalt volgens de NIPO-peiling tweemaal zo veel zetels als D66 en CDA, ofwel 21 procent van het zeteltotaal van de grote partijen tegenover 10 en 11 procent voor D66 en het CDA, maar haar Banzhaf index (ook die voor de PW-score) is niettemin gelijk aan die van D66 en het CDA.

Tabel 3: Mogelijke coalities van grote partijen, met zetelaantal volgens de peilingen

Tabel 3: Mogelijke coalities van grote partijen, met zetelaantal volgens de peilingen

Beslissende deelname van een partij is weergegeven door vetgedrukt bij de peiling volgens PB en door een underscore bij NIPO en PW; een kruis bij Regel 1 of 2 geeft aan dat niet aan de regel is voldaan

Tabel 3 laat zien hoe dit komt. Er zijn negen mogelijke meerderheidscoalities van grote partijen exclusief de PVV. In coalitie 1 is de steun van elke deelnemende partij beslissend om de meerderheid te behouden, terwijl in coalitie 9 de steun van geen enkele partij afzonderlijk beslissend is. De steun van de SP, PvdA en de VVD is vijf keer beslissend en deelname van CDA en D66 is drie keer beslissend (in Tabel 3 vetgedrukt) op basis van de PB-peiling en de Banzhaf indices zijn dan gelijk aan 24 en 14 procent (kolom 5 en 6 in Tabel 2). Op basis van NIPO en PW (aangegeven met underscores) is de steun van de SP net als de VVD zeven keer beslissend terwijl PvdA, D66 en CDA ieder drie keer beslissend zijn (zie kolom 7 in Tabel 2). De Banzhaf index voor SP en VVD bij NIPO en PW is dan gelijk aan 7/23 ofwel 30 procent en voor PvdA, D66 en CDA gelijk aan 3/23 ofwel 13 procent. Hoewel het zetelaandeel van de SP onder de grote partijen volgens NIPO maar 5 procent hoger is dan die van de PvdA (26 versus 21 procent) is de power index meer dan het dubbele (30 versus 13 procent). Voorts is het qua zetelaandeel tweemaal zo grote PvdA bij de coalitievorming even machtig als D66 en CDA.

Kwetsbare positie D66 en CDA

Men kan bij de berekening van de Banzhaf index terecht het bezwaar maken dat niet elke mogelijke coalitie even waarschijnlijk is, bijvoorbeeld coalitie 5 is na de uitspraken van Rutte minder waarschijnlijk dan de centrumlinkse of –rechtse coalities 1 of 8. In de laatste twee kolommen van Tabel 3 wordt daarom gecheckt of aan Regel 1 (niet meer partijen dan nodig voor een meerderheid) en Regel 2 (coalitiepartijen zijn buren) is voldaan. Bij toepassing van beide regels blijven dan alleen coalities 1 en 8 over, te weten centrumlinks en centrumrechts. De nieuwe berekening van de Banzhaf index, dus met toepassing van beide regels op de set van mogelijke coalities, geeft een zeer verrassend resultaat (kolom 9 en 10 in Tabel 2). De twee grootste partijen VVD en SP hebben met 12,5 procent de laagste Banzhaf index, terwijl PvdA, CDA en D66 met 25 procent een tweemaal zo hoge index hebben! De reden is dat als alleen centrumlinks of –rechts realistische opties zijn, dat dan ofwel SP ofwel VVD buiten de boot valt, terwijl de centrumpartijen altijd ‘van de partij zijn’ in beide coalities en ook beslissend zijn met hun deelname. Zoals hierboven opgemerkt bevinden D66 en CDA zich in een kwetsbare positie omdat zij mogelijk vervangen kunnen worden door een van de kleinere partijen. Bij de huidige peilingen, met name het gegeven dat de Kunduz-coalitie geen meerderheid heeft, is de positie van de PvdA riant.

Referenties

Doel, H. van den, 1981, Progressieve Coalitietheorie, ESB, Jaargang 66 Nr. 3314, 691.

Swaan, A., de, 1973, Coalition Theory and Cabinet Formation: A Study of Formal Theories of Coalition For mation Applied to Nine European Parliaments After 1918, Amsterdam, Elsevier Scientific Publishing Company.

Te citeren als

Loek Groot, “Het ragfijne spel van de komende coalitievorming”, Me Judice, 3 september 2012.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘P1920060’ van Franklin Heijnen (CC BY-SA 2.0)

Ontvang updates via e-mail