Kapitalisme na de crisis

Beurs van Amsterdam, Aalst
Afbeelding ‘Beurs van Amsterdam, Aalst’ van ArcheoNet Vlaanderen (CC BY-NC-SA 2.0)
2 apr 2009
In januari 2009 reisde Nobelprijswinnaar Amartya Sen naar Parijs om te praten met Sarkozy, Merkel en Blair over de kredietcrisis en de toekomst van het kapitalisme. Een nieuwe vorm van kapitalisme is volgens hem niet nodig. Sen stelt dat een verkeerd begrip van hoe een markteconomie functioneert aan dit soort behoeften ten grondslag ligt. Wat wel nodig is, is nieuw begrip voor de oude ideeën van Adam Smith en Arthur Pigou, die in hun werk aandacht vragen voor instituties die marktwerking reguleren, vertrouwen en ongelijkheid in de samenleving.

Crisisjaar

2008 was een jaar vol crises. Eerst was er een voedselcrisis die vooral een bedreiging vormde voor de burgers die in armoede leven, vooral in Afrika. Daar bovenop kwam een recordstijging van de olieprijzen die een bedreiging vormde voor alle olie-importerende landen. Tot slot diende zich in de herfst van 2008 nogal onverwachts een wereldwijde economische recessie aan en deze grijpt in een angstaanjagend tempo steeds verder om zich heen. Het jaar 2009 lijkt een hevige intensivering van de recessie te zullen brengen. Veel economen verwachten een grootschalige depressie, misschien zelfs wel zo omvangrijk als in de jaren dertig. Terwijl sommige vermogens aanzienlijk geslonken zijn, zijn het degenen die er al slecht voor stonden die het meeste te lijden hebben van de crisis.

Is het kapitalisme aan verandering toe?

De vraag die nu het sterkst naar voren komt betreft de aard van het kapitalisme en of het systeem aan verandering toe is. Sommige verdedigers van ongebreideld kapitalisme wijzen verandering af en zijn ervan overtuigd dat het kapitalisme te veel de schuld krijgt van economische problemen op de korte termijn − problemen die ze beurtelings hebben toegeschreven aan slecht bestuur (bijvoorbeeld van de regering Bush) en het slechte gedrag van een aantal individuen (of wat John McCain tijdens de Amerikaanse presidentscampagne omschreef als "the greed of Wall Street"). Anderen zien echter wel ernstige tekortkomingen in het bestaande economische stelsel en willen het hervormen. Ze gaan daarbij op zoek naar een alternatieve aanpak die steeds vaker ‘het nieuwe kapitalisme’ wordt genoemd.

De idee van een oud en nieuw kapitalisme speelde een krachtige rol op een symposium met de titel “New World, New Capitalism” dat in januari in Parijs werd gehouden en werd voorgezeten door de Franse president Nicolas Sarkozy en de voormalige Britse premier Tony Blair, die beiden in hun toespraken wezen op de noodzaak tot verandering. Hetzelfde deed Duitse bondskanselier Angela Merkel, die sprak over de oude Duitse idee van een ‘sociale markt’− een markt gereguleerd op basis van consensus − als een mogelijke blauwdruk voor het nieuwe kapitalisme. Opgemerkt zij dat Duitsland het tijdens de recente crisis niet veel beter heeft gedaan dan andere markteconomieën.

Prangende vragen

Naast strategieën om de crisis op korte termijn aan te pakken, zijn ideeën over het veranderen van de organisatie van de samenleving op de lange termijn hoognodig. Uit de vele vragen die gesteld kunnen worden zou ik er drie uit willen pikken.

  • Nieuw kapitalisme?

    Ten eerste: hebben we echt een soort ‘nieuw kapitalisme’ nodig en niet een economisch systeem dat niet monolithisch is, steunt op een verscheidenheid aan instituties die pragmatisch zijn gekozen en bovendien is gebaseerd op sociale waarden die ethisch verdedigbaar zijn? Kortom, dienen we op zoek te gaan naar een nieuw kapitalisme of naar een ‘nieuwe wereld’, om de andere term te gebruiken die tijdens de conferentie in Parijs werd aangehaald?

  • Nieuwe economische kennis?

    De tweede vraag betreft de economische kennis die vandaag de dag nodig is, vooral in het licht van de huidige economische crisis. Hoe beoordelen we datgene wat door academische economen wordt gedoceerd en verdedigd over het te voeren economisch beleid? Meer in het bijzonder, wat vertelt de huidige economische crisis ons over de instituties en beleidsprioriteiten waar we naar op zoek moeten gaan?

  • Hoe komen we uit de crisis?

    Ten derde, naast ons in te spannen om goed in te schatten welke lange termijn veranderingen nodig zijn, moeten we nadenken – en wel heel snel – over hoe we met zo weinig mogelijk schade uit de huidige crisis kunnen geraken.

Wat is eigenlijk kapitalisme?

Wat zijn de bijzondere eigenschappen die een systeem onweerlegbaar kapitalistisch – oud of nieuw – maken? Als het huidige kapitalistische systeem moet worden hervormd, wat zou het eindresultaat dan tot een nieuw kapitalisme maken en niet iets anders? Over het algemeen wordt een economie als kapitalistisch bestempeld wanneer voor economische transacties volledig vertrouwd wordt op de markt. Daarnaast worden het belang van het winstmotief en van individuele beloningen gebaseerd op particulier eigendom gezien als archetypische kenmerken van kapitalisme. Echter, als dit de noodzakelijke vereisten voor een kapitalistisch zijn, zijn de systemen die we momenteel in bijvoorbeeld Europa en Amerika tegenkomen dan wel echt onvervalst kapitalistisch?

Alle welvarende landen ter wereld – die in Europa, evenals de Verenigde Staten, Canada, Japan, Singapore, Zuid-Korea, Australië en andere landen – zijn al tijdenlang deels afhankelijk van transacties die buiten de markt plaatsvinden. Hieronder vallen onder meer werkloosheidsuitkeringen, staatspensioenen, andere vormen van sociale zekerheid en het bieden van onderwijs, gezondheidszorg en een verscheidenheid aan andere diensten die via niet-marktovereenkomsten worden verdeeld. De aanspraken verbonden aan dergelijke diensten zijn niet gebaseerd op particulier bezit en private eigendomsrechten.

Daarnaast moet in herinnering gebracht worden dat de markteconomie voor haar eigen werking niet alleen afhankelijk is geweest van het maximaliseren van winst maar ook van veel andere activiteiten, zoals het handhaven van de openbare veiligheid en het aanbieden van publieke diensten. Sommige van deze activiteiten hebben burgers meer welvaart opgeleverd dan een economie die puur door winst wordt gedreven. De prestaties van het zogeheten kapitalistische systeem - althans toen de zaken voor de wind gingen - leunde op een combinatie van instituties – uit publiek gefinancierd onderwijs, medische zorg en openbaar vervoer zijn slechts enkele voorbeelden – die veel verder gingen dan het geval zou zijn geweest indien men alleen maar vertrouwd had op een puur door winstgedreven markteconomie.

‘Kapitalisme’ wordt niet goed begrepen

Aan dit vraagstuk ligt een meer basale vraag ten grondslag: is de term ‘kapitalisme’ vandaag de dag nog wel zo bruikbaar? De idee van kapitalisme heeft historisch gezien inderdaad een belangrijke rol gespeeld, maar de bruikbaarheid ervan is intussen misschien wel aardig uitgeput.

Het baanbrekende werk van Adam Smith in de achttiende eeuw toonde bijvoorbeeld de bruikbaarheid en dynamiek van de markteconomie aan en waarom en hoe die dynamiek werkte. Smiths onderzoek leverde een verhelderende diagnose op van de werking van de markt, precies toen die dynamiek sterk in opkomst was. De bijdrage die zijn in 1776 verschenen boek The Wealth of Nations leverde aan het begrijpen van wat later kapitalisme zou worden genoemd, was monumentaal. Smith liet zien hoe het vrijgeven van de handel vaak uiterst nuttig kan zijn. Door middel van specialisatie in productie en door arbeidsdeling en door goed gebruik te maken van schaalvoordelen konden economieën welvaart genereren.

Die lessen blijven uiterst relevant tot op de dag van vandaag. In dat kader is het interessant dat het indrukwekkende en zeer gecompliceerde analytische werk over internationale handel waarvoor Paul Krugman de meest recente Nobelprijs voor Economie heeft gekregen een nauwe verwantschap vertoont met Smiths verreikende inzichten van meer dan 230 jaar geleden. Dankzij de economische analyses die volgden op de vroege uiteenzettingen van Smith over markten en het gebruik van kapitaal in de achttiende eeuw, heeft het marktsysteem zich stevig weten te verankeren in de kern van de economische wetenschap.

Economie vaart wel bij meer dan winst alleen

Maar zelfs toen de positieve bijdragen van het kapitalisme door middel van marktwerking helder uit de doeken werd gedaan, werden de negatieve kanten ervan ook steeds meer duidelijk – vaak aangekaart door precies dezelfde analisten. Terwijl een aantal invloedrijke socialistische criticasters, in het bijzonder Karl Marx, sterk pleitten voor het beknotten en uiteindelijk vervangen van het kapitalisme, waren de enorme beperkingen door blind te vertrouwen op de markt ook voor Adam Smith volledig duidelijk. Sterker nog, vroege voorstanders van het gebruik van markten, waaronder Smith, zagen het zuivere marktmechanisme niet als een op zichzelf staande garantie voor succes, noch zagen ze het winstmotief als het enige wat nodig was.

Vertrouwen is essentieel

Ook al drijven mensen handel uit eigenbelang, een economie kan alleen effectief opereren wanneer verschillende marktpartijen elkaar vertrouwen. Wanneer zakelijke activiteiten, waaronder die van banken en andere financiële instellingen, het vertrouwen genereren dat ze de dingen die ze toezeggen kunnen en willen doen, dan kunnen relaties tussen kredietverschaffers en kredietnemers soepel verlopen en elkaar ondersteunen. Zoals Adam Smith in zijn Wealth of Nations schreef:

"When the people of any particular country have such confidence in the fortune, probity, and prudence of a particular banker, as to believe that he is always ready to pay upon demand such of his promissory notes as are likely to be at any time presented to him; those notes come to have the same currency as gold and silver money, from the confidence that such money can at any time be had for them." (Smith, 1976a, blz. 292)

Smith legde uit waarom dit soms niet gebeurde. De moeilijkheden waarmee bedrijven en banken zich vandaag de dag geconfronteerd worden zouden Smith allerminst verbazen, zou ik denken. Het is de wijdverbreide angst en het wantrouwen die kredietmarkten vandaag de dag bevriezen en een gecoördineerde uitbreiding kredietverlening voorkomen.

Evenals zorg om anderen

In deze context is het ook de moeite van het vermelden waard, dat in de verschillende stukken die Smith heeft geschreven hij zich enorm begaan met en bezorgd toonde over het lot van de armen en de minder bevoorrechten. Het falen van het marktmechanisme ligt vooral in de dingen die de markt ongedaan laat. Smiths economische analyse ging veel verder dan alles overlaten aan de onzichtbare hand van het marktmechanisme. Hij verdedigde niet alleen de rol van de staat bij het aanbieden van publieke diensten zoals onderwijs en bij het steunen van de armen - naast het eisen van grotere vrijheid voor de behoeftigen die steun ontvingen die via de Armenwetten uit zijn tijd was geregeld - hij was ook erg bezorgd over de ongelijkheid en armoede die zou kunnen blijven bestaan in een verder succesvolle markteconomie.

Misverstanden over uitleg van Adam Smith

Gebrek aan een duidelijk onderscheid tussen de noodzakelijke en voldoende voorwaarden waaronder een markt functioneert heeft voor veel misverstanden gezorgd over Smiths beoordeling van het marktmechanisme. Vooral onder hen die beweren een volgeling van Smith te zijn. Om een voorbeeld te noemen, Smiths verdediging van de voedselmarkt en zijn kritiek op door de staat opgelegde beperkingen voor de private handel in graan zijn vaak geïnterpreteerd als de stelling dat elk staatsingrijpen honger en de hongersnood alleen maar erger zou maken.

Maar de verdediging van Smith van de handel kwam slechts tot uiting in het feit dat hij zijn twijfels had over de heersende overtuiging dat het stoppen van de voedselhandel het hongervraagstuk zou oplossen. Hiermee ontkent hij op geen enkele wijze de noodzaak voor staatsingrijpen om de werking van de markt aan te vullen door banen en inkomens te creëren (bijvoorbeeld door middel van werkprogramma’s). Als de werkloosheid sterk zou toenemen vanwege slechte economische omstandigheden of slecht overheidsbeleid, dan zou de markt niet uit zichzelf een vervangend inkomen scheppen voor degenen die hun baan hebben verloren. De nieuwe werklozen, zo schreef Smith, “would either starve, or be driven to seek a subsistence either by begging, or by the perpetration perhaps of the greatest enormities, [and] want, famine, and mortality would immediately prevail....” (Smith, 1976, blz. 91). Smith wijst interventies die de markt buiten sluiten af – maar staat niet afwijzend tegenover interventies waarbij de markt betrokken wordt bij pogingen om die belangrijke dingen te doen die de markt uit zichzelf wellicht ongedaan zou laten.

Ongebreidelde marktwerking is niet de boodschap van Smith

Smith heeft nooit de term ‘kapitalisme’ als zodanig gebruikt (althans, voor zover ik heb kunnen nagaan), maar het zou bovendien lastig zijn om uit zijn werken een theorie te distilleren die pleit voor de toereikendheid van marktkrachten of voor de noodzaak om de dominantie van kapitaal te accepteren. In The Wealth of Nations sprak hij over het belang van deze bredere waarden die verder gaan dan louter winst maken. In zijn eerste boek, The Theory of Moral Sentiments, dat exact 250 jaar geleden verscheen in 1759, onderzoekt hij uitgebreid de sterke behoefte aan handelingen gebaseerd op waarden die veel verder gaan dan winst nastreven. Terwijl Smith ‘prudentie’ of verlicht eigenbelang zag als de deugd die het individu het meest gedienstig is, ging hij nog verder door te stellen dat “humaniteit, rechtvaardigheid, vrijgevigheid en hart voor de publieke zaak, kwaliteiten zijn die anderen het meest gedienstig zijn” (Smith, 1976b, blz. 189-190).

Smith vond dat markten en kapitaal goed werk verrichten binnen hun eigen domein, maar allereerst vereisen zij steun van andere instituties – waaronder publieke diensten zoals scholen – en waarden anders dan de zucht naar winst. Ten tweede hadden markten beperking en correctie nodig door weer andere instituties – bijvoorbeeld financiële reguleringen en staatshulp voor de armen – om instabiliteit, ongelijkheid en onrechtvaardigheid te voorkomen. Als we dan op zoek gaan naar een nieuwe benadering voor de organisatie van de economie dan zouden we de hervormingsagenda die Smith schetste toen hij kapitalisme zowel verdedigde als bekritiseerde eerder navolgen dan hiervan afwijken.

Instituties zijn altijd van belang

Historisch gezien kwam het kapitalisme pas opzetten toen nieuwe systemen private eigendomsrechten beschermden en een op eigendom gebaseerde economie werkbaar maakten. Commerciële transacties konden pas effectief plaatsvinden toen de heersende bedrijfsmoraliteit contracten houdbaar en betaalbaar maakte. Marktpartijen zouden bijvoorbeeld anderen die zich niet aan hun verplichtingen houden continu moeten vervolgen. Investeringen in ondernemingen konden pas floreren toen corruptie veel minder lonend werd. Het kapitalisme heeft altijd geleund op steun van andere institutionele waarden.

De morele en wettelijke verplichtingen en verantwoordelijkheden verbonden aan transacties zijn de laatste jaren steeds moeilijker te achterhalen ten gevolge van de snelle ontwikkeling van (secundaire) markten in derivaten en andere financiële instrumenten. Een zogenaamde ‘subprime’ kredietverschaffer die een kredietnemer misleidt en onverstandige risico’s laat nemen, kan de vorderingen doorspelen aan derden – die ver verwijderd zijn van de oorspronkelijke transactie. De verantwoordingsplicht is daardoor flink ondermijnd en de behoefte aan supervisie en regulering is veel sterker geworden.

Overschatting zelfregulering

En toch is de toezichthoudende rol van de overheid, vooral in de Verenigde Staten, in dezelfde periode dat deze handel in ‘subprime’ kredieten opkwam sterk beknot, gevoed door een toenemend geloof in de zelfregulerende aard van de markteconomie. Juist toen de behoefte aan staatstoezicht groeide, nam het benodigde toezicht af. Het gevolg was dat er een ramp aan zat te komen, die zich uiteindelijk vorig jaar aandiende, en dit heeft zeker aanzienlijk bijgedragen aan de financiële crisis die de wereld vandaag de dag in zijn greep heeft. De ontoereikende regulering van financiële activiteiten heeft implicaties: niet alleen vergemakkelijkt het illegale praktijken maar het leidt ook tot excessief speculeren. En speculaties, zoals Adam Smith al betoogde, hebben de neiging mensen in hun greep te houden bij hun onverminderde zucht naar winst.

Smith noemde degenen die bij het nastreven van winst buitensporig risico propageerden “verkwisters en oplichters” – een redelijk adequate omschrijving van de verstrekkers van ‘subprime’ hypotheken. Bij het bespreken van wetten tegen woekerpraktijken wilde Smith bijvoorbeeld staatsregulering om burgers te beschermen tegen de ‘verkwisters en oplichters’ die ongezonde leningen stimuleerden:

“A great part of the capital of the country would thus be kept out of the hands which were most likely to make a profitable and advantageous use of it, and thrown into those which were most likely to waste and destroy it.” (Smith, 1976a, blz. 357)

Het vertrouwen in het vermogen van de markt om zichzelf te corrigeren heeft een houding in het leven geroepen die grotendeels verantwoordelijk is voor het afschaffen van bestaande reguleringen in de Verenigde Staten. En precies door dat vertrouwen ontstond de neiging om de activiteiten van verkwisters en oplichters te negeren op een manier die Adam Smith gechoqueerd zou hebben.

De huidige economische crisis is deels veroorzaakt door een enorme overschatting van de marktprocessen, en de crisis wordt nu verergerd door onrust en gebrek aan vertrouwen in de financiële markt en in bedrijven in het algemeen. Dergelijke reacties kwamen ook tot uiting in de respons van de markt op de reeks van stimuleringsplannen, waaronder het stimuleringsplan van 787 miljard dollar dat in februari door de regering Obama is aangenomen. Het ‘toeval’ wil dat deze overschattingsproblemen in de achttiende eeuw al werden onderkend door Smith, hoewel ze werden genegeerd door degenen die de laatste jaren aan de macht waren, vooral in de Verenigde Staten De ironie is dat deze machthebbers te pas en te onpas Adam Smith citeerden in hun steun voor ongebreidelde vrije marktwerking.

Wedergeboorte van Keynes?

Terwijl Adam Smith recentelijk veel geciteerd maar niet veel gelezen is, hebben we nog recenter een enorme heropleving van John Maynard Keynes kunnen constateren. Zeker, de recessie die we op dit moment zien en die ons steeds meer aan de rand van een depressie brengt, heeft duidelijke Keynesiaanse trekken; de verminderde inkomens van één groep personen heeft ertoe geleid dat ze minder aankopen verricht hebben, wat weer een verdere afname van het inkomen van anderen tot gevolg heeft gehad.

Keynes kan echter slechts in beperkte mate als onze verlosser dienen en we moeten veel verder kijken dan zijn theorie om de huidige crisis te kunnen begrijpen. Eén econoom wiens denkbeelden veel minder worden erkend, is Keynes’ rivaal Arthur Cecil Pigou, die tegelijkertijd met Keynes in Cambridge verbleef en eveneens aan King’s College studeerde. Pigou hield zich veel meer dan Keynes bezig met economische psychologie en de vele wegen waarlangs economisch gedrag conjunctuurcycli kan beïnvloeden en een economische recessie zo zeer kan verscherpen en verharden dat die ons richting een depressie zou kunnen leiden. Pigou schreef economische schommelingen deels toe aan ‘psychologische oorzaken’ bestaande uit:

“Variations in the tone of mind of persons whose action controls industry, emerging in errors of undue optimism or undue pessimism in their business forecasts.” (Pigou, 1929, blz. 73)

We kunnen moeilijk ontkennen dat we ons vandaag de dag, naast Keynesiaanse effecten van elkaar versterkende neerwaartse krachten, sterk geconfronteerd zien met ‘errors of undue pessimism’, kortom, buitensporig pessimisme. Pigou richtte zich in zijn werk vooral op de noodzaak om de kredietmarkt te ontdooien wanneer de economie in de greep is van buitensporig pessimisme:

“Hence, other things being equal, the actual occurrence of business failures will be more or less widespread, according [to whether] bankers' loans, in the face of crisis of demands, are less or more readily obtainable." (Pigou, 1929, blz. 96)

Bestrijding besmettelijk pessimisme

Ondanks enorme geldinjecties in de Amerikaanse en Europese economieën, grotendeels afkomstig van de overheid, zijn de banken en financiële instellingen tot nu toe niet bereid geweest om de kredietmarkt te ontdooien. Andere bedrijven blijven ook in gebreke, deels in reactie op een reeds afgenomen vraag (het Keynesiaanse ‘multipliereffect’), maar ook als reactie op de angst voor een nog lagere vraag in de toekomst in een klimaat van algemene somberheid (het Pigoviaanse uitgangspunt van ‘besmettelijk pessimisme’).

Een van de problemen waar de regering Obama mee te maken heeft is dat de echte crisis, ontstaan uit financieel wanbeheer en andere overtredingen, door een psychologische ineenstorting vele malen is uitvergroot. Onder de maatregelen die nu in Washington en elders worden besproken om de kredietmarkt te herstellen vallen onder meer financiële injecties – met stevige eisen dat gesubsidieerde financiële instellingen daadwerkelijk leningen gaan verstrekken – aankopen van ‘giftige’ activa door de overheid, verzekering tegen wanbetaling van leningen, en nationalisering van banken. Het laatste voorstel beangstigt veel conservatieven in dezelfde mate waarin particuliere controle over de publieke gelden die aan de banken worden gegeven de mensen zorgen baart die zich druk maken om verantwoordingsplicht. Zoals de zwakke reactie van de markt op de regeringsmaatregelen tot dusver suggereert, zou elk van deze beleidsmaatregelen deels moeten worden beoordeeld op hun invloed op het economisch gedrag van bedrijven en consumenten, vooral in de Verenigde Staten.

Pigou had meer aandacht voor verdelingsvraagstuk

Het contrast tussen Pigou en Keynes is om nog een andere reden relevant. Terwijl Keynes zich erg bezighield met de vraag hoe het totale inkomen kon worden verhoogd, was hij minder betrokken bij het analyseren van problemen zoals ongelijke verdeling van welvaart en sociale zorg. Pigou daarentegen schreef niet alleen de klassieke studie The Economics of Welfare (1920), maar hij was ook de eerste die economische ongelijkheid probeerde te meten en als een belangrijke indicator voor economische beleidsmaatregelen zag.(1) Aangezien de situatie van de meest achtergestelden in iedere samenleving – en in de wereld – de meest urgente aandacht opeist, kan de ondersteunende rol van bedrijfsleven en overheid niet stoppen bij een gecoördineerde aanpak om economische groei te stimuleren. Bij het bedenken van een reactie op de huidige crisis moet er speciale aandacht worden geschonken aan de ‘underdogs’ van de maatschappij en aan maatregelen die meer beogen dan alleen maar economische groei. Gezinnen die bedreigd worden met werkloosheid, met gebrek aan gezondheidszorg, en met maatschappelijke en economische achterstand, hebben het bijzonder zwaar te verduren. De beperkingen van de Keynesiaanse theorie om deze problemen aan te pakken zouden in veel bredere kring erkend moeten worden.

Sociale voorzieningen blinde vlek Keynes

Een derde manier waarop Keynes aanvulling behoeft, betreft zijn veronachtzaming van sociale voorzieningen. Zelfs Otto von Bismarck had meer te vertellen over dit onderwerp dan Keynes. Dat de markt faalt in het leveren van collectieve goederen (zoals onderwijs en gezondheidszorg) is al besproken door een aantal leidende economen uit onze tijd, waaronder Paul Samuelson en Kenneth Arrow. Pigou heeft ook bijgedragen aan dit onderwerp met de nadruk die hij legde op de ‘externe effecten’ van markttransacties, waar winst en verlies niet alleen beperkt zijn tot de directe kopers en verkopers. Marktfalen is uiteraard een langetermijnvraagstuk, maar het is de moeite waard om op te merken dat de invloed van een recessie veel sterker kan zijn wanneer vooral gezondheidszorg niet voor iedereen is gegarandeerd.

Zo levert bijvoorbeeld bij afwezigheid van een nationaal gezondheidsstelsel iedere verloren baan een grotere uitsluiting van essentiële gezondheidszorg op vanwege inkomensverlies of het wegvallen van een werkgerelateerde particuliere ziektekostenverzekering. De Verenigde Staten heeft momenteel een werkloosheidscijfer van 7,6 procent en dit begint ernstige maatschappelijke problemen te veroorzaken. Het is de moeite waard om ons af te vragen hoe Europese landen, waaronder Frankrijk, Italië en Spanje, die decennialang veel hogere werkloosheidscijfers hebben gekend, een vrije val van hun levenskwaliteit hebben weten te vermijden. Het antwoord schuilt deels in de manier waarop de Europese verzorgingsstaten opereren, met veel sterkere werkloosheidsverzekeringen dan in Amerika, en wellicht veel belangrijker, in het feit dat de staat iedereen een basispakket aan medische zorg biedt.

De markt voor zorg faalt

Het onvermogen van het marktmechanisme om gezondheidszorg voor iedereen te bieden is onmiskenbaar. Dit is het duidelijkst zichtbaar in de Verenigde Staten, maar ook in de plotselinge stilstand in de vooruitgang van gezondheid en levensverwachting in China nadat het in 1979 de collectieve gezondheidszorg afschafte. Voorafgaand aan de economische hervormingen van dat jaar was iedere Chinese burger verzekerd van gezondheidszorg die, weliswaar op een zeer basaal niveau, door de staat of de coöperaties werd geboden. Toen China afstand deed van zijn contraproductieve systeem van door bureaucraten bestuurde landbouwcoöperaties, communes en industriële bedrijven, leidde dit tot een groeicijfer van het bruto binnenlands product dat hoger lag dan waar ook ter wereld. Maar geleid door dit nieuwe vertrouwen in de markteconomie schafte China tegelijkertijd ook het systeem van collectieve gezondheidszorg af en na de hervormingen van 1979 moesten burgers zelf hun ziektekostenverzekering betalen (2). Door deze veranderingen werd de snelle stijging van de levensverwachting in China plotseling enorm vertraagd.

Dit vormde al een probleem toen China’s nationale inkomen extreem snel groeide, maar het zal een nog veel groter probleem worden wanneer de Chinese economie flink vertraagt, zoals momenteel het geval is. De Chinese regering probeert nu uit alle macht om opnieuw een ziektekostenverzekering voor alle burgers in te voeren en de Amerikaanse regering heeft sinds Obama aan de macht is collectieve ziektekostenverzekering ook hoog op de agenda staan. In zowel China als de Verenigde Staten hebben deze aanpassingen nog een lange weg te gaan, maar ze dienen centraal te staan bij het aanpakken van de economische crisis én bij het bewerkstelligen van een transformatie van deze twee samenlevingen op de lange termijn.

Niet Keynes, maar Smith en Pigou verdienen aandacht

De heropleving van Keynes kan een grote bijdrage leveren, zowel aan economische analyse als aan economisch beleid, maar we moeten ons blikveld veel meer verbreden. Ook al wordt Keynes vaak gezien als een soort ‘rebel’ in de hedendaagse economie, feit is dat hij bijna de goeroe van een nieuwe vorm van kapitalisme werd die zich richtte op pogingen om de fluctuaties van de markteconomie te stabiliseren (weliswaar met relatief weinig aandacht voor de psychologische oorzaken van conjunctuurschommelingen). Ook al hebben Smith en Pigou de reputatie nogal conservatieve economen te zijn, toch zijn veel van de diepe inzichten over het belang van niet-marktinstellingen en nonprofit-waarden van hen afkomstig in plaats van dat ze door Keynes en zijn volgers werden aangedragen.

Dit is het moment voor heroverweging

Een crisis betekent niet alleen een uitdaging die direct het hoofd moet worden geboden. Het biedt ook een gelegenheid om langetermijnproblemen aan te pakken in een periode waarin mensen bereid zijn om gevestigde ideeën en conventies te heroverwegen. Daarom is het bij de huidige crisis ook belangrijk om de langetermijnvraagstukken die zo lang zijn genegeerd aan te pakken. Behoud van het milieu, nationale gezondheidszorg en de noodzaak van openbaar vervoer, het zijn allemaal zaken die de afgelopen decennia zwaar zijn verwaarloosd en zelfs nu nog (ten tijde van het schrijven van dit artikel) geen aandacht krijgen in de eerste beleidsmaatregelen die door de regering Obama zijn aangekondigd. Economische haalbaarheid is natuurlijk een belangrijk punt, maar zoals het voorbeeld van de Indiase deelstaat Kerala laat zien, is het mogelijk om tegen relatief lage kosten gezondheidszorg voor iedereen te garanderen. Sinds de Chinezen de algemene ziektekostenverzekering in 1979 hebben laten vallen, heeft Kerala – die dit nog wel altijd aanbiedt – China in ruime mate ingehaald wat betreft gemiddelde levensverwachting en indicatoren als kindersterfte, ondanks dat het een veel lager inkomen per hoofd van de bevolking heeft. Dus er zijn wel degelijk mogelijkheden voor arme landen.

Maar de Verenigde Staten staan voor de grootste uitdagingen. Het land heeft al de hoogste gezondheidsuitgaven per hoofd van de bevolking ter wereld, maar scoort nog altijd relatief laag op het gebied van gezondheid en heeft meer dan veertig miljoen inwoners die geen aanspraak kunnen maken op gezondheidszorg. Een deel van dit probleem heeft te maken met de houding en het begrip van het publiek. Gigantisch verdraaide percepties over hoe een nationale gezondheidsdienst werkt dienen door middel van het publieke debat te worden gecorrigeerd. Zo neemt men in de VS bijvoorbeeld veelal aan dat een verzekerde in een Europees nationaal ziektekostenstelsel niet uit verschillende artsen kan kiezen, hetgeen helemaal niet het geval is.

Er is echter ook een behoefte aan beter begrip van de verschillende opties die er bestaan. In Amerikaanse discussies over hervormingen van de gezondheidszorg heeft men zich te veel geconcentreerd op het Canadese systeem – een stelsel van publieke gezondheidszorg dat het erg lastig maakt om particuliere medische zorg te genieten. Terwijl in West-Europa de nationale gezondheidsinstellingen zorg bieden aan iedereen, en daarnaast ook particuliere praktijken en particuliere ziektekostenverzekering toestaan voor degenen die het geld hebben en het op deze manier willen besteden. Het is niet duidelijk waarom rijken wel vrijelijk geld kunnen besteden aan een jacht en andere luxegoederen maar dit niet zouden mogen besteden aan MRI’s of hersenscans. Als we ons richten naar Smiths argumenten voor een diversiteit aan instituties en voor het tegemoetkomen aan een verscheidenheid aan onderliggende redenen, zijn er praktische maatregelen die we kunnen nemen die een enorm verschil zouden kunnen betekenen voor de wereld waarin we leven.

Herwaardering voor oude ideeën

De huidige economische crises roepen naar mijn mening niet om een ‘nieuw kapitalisme’, maar vragen om een nieuw begrip van oude ideeën zoals die van Adam Smith en (iets recenter) die van Arthur Pigou, hoewel op veel van die ideeën helaas geen acht is geslagen. Waar ook behoefte aan bestaat, is een heldere perceptie over hoe verschillende instituties eigenlijk werken en hoe een verscheidenheid aan organisaties – van de markt tot de staat – verder kunnen gaan dan kortetermijnoplossingen bieden. En hoe ze kunnen bijdragen aan het totstandbrengen van een fatsoenlijkere economische wereld.

Voetnoten

(1) Huidig werk op het terrein van economische ongelijkheid, waaronder het werk van Atkinson (1983), is voor een belangrijk deel geïnspireerd door het pionierswerk van Pigou.

(2) Met uitzondering van een aantal zeldzame gevallen waarin de staat en enkele grote ondernemingen dit regelden voor hun werknemers en andere rechthebbenden.

Referenties:

Atkinson, A.B., 1983, Social Justice and Public Policy, Cambridge MA: MIT Press.

Pigou, A.C., 1920, The Economics of Welfare, London: Macmillan.

Pigou, A.C., 1929, Industrial Fluctuations, London: Macmillan.

Smith, A., 1976a, An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations, edited by R.H. Campbell and A.S. Skinner, Oxford: Clarendon Press.

Smith, A., 1976b, The Theory of Moral Sentiments, edited by D.D. Raphael and A.L. Macfie, Oxford: Clarendon Press.

* Overgenomen en vertaald uit The New York Review of Books, jaargang 56, nummer 5 · 26 maart 2009

Te citeren als

Amartya Sen, “Kapitalisme na de crisis”, Me Judice, 2 april 2009.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘Beurs van Amsterdam, Aalst’ van ArcheoNet Vlaanderen (CC BY-NC-SA 2.0)

Ontvang updates via e-mail