Inkrimping
Eind augustus vorig jaar ontvouwde het kabinet haar visie op de wenselijke karakteristieken en toekomst van de Nederlandse bancaire sector. Een overzicht
van de huidige stand van zaken was overwegend somber. «De combinatie van omvang en concentratie van de Nederlandse bankensector vormt een potentieel risico
voor de overheid en de financiële stabiliteit», aldus het kabinet. Zo hebben de activa van alle Nederlandse banken tezamen een omvang van 4,5 keer het BBP
en het marktaandeel van de vier grootste banken (respectievelijk ING Bank, Rabobank, ABN AMRO en SNS Bank) telt op tot bijna 80%. Veel economen pleiten om
deze reden voor een inkrimping van zowel de gehele bancaire sector als de individuele marktaandelen.
Ik geloof niet dat hier het probleem zit. Er bestaat immers geen enkele aanwijzing dat de omvang van de sector bepalend is voor de risicograad ervan. Waar
het om gaat, is de bereidheid van banken om risico’s te nemen. Dit hangt niet noodzakelijkerwijs samen met de grootte van banken. Bovendien duidt de omvang
van de sector eerder op Nederlandse comparatieve voordelen in de financiële dienstverlening. Een aantal grote Nederlandse multinationals vaart wel bij
dienstverlening door grote Nederlandse banken. Inkrimping van deze banken zou betekenen dat steeds meer activiteiten moeten worden overgenomen door
buitenlandse banken. Dit kost Nederland de bijbehorende banen.
Kortom, een grote bancaire sector of individuele bank an sich zijn weinig zorgwekkend. Beleidsmakers zouden zich vooral moeten richten op het in
voldoende mate afdekken van risico’s en het wegnemen van perverse prikkels.
Beperking risico belastingbetaler
Daartoe zette het Europees Parlement onlangs een stevige stap in de goede richting; ze stemde definitief in met zowel een saneringsfonds voor banken als
een vernieuwd depositogarantiestelsel. Hiermee is de Europese bankenunie zo goed als rondgekomen. Al eerder werd besloten tot een centraal bankentoezicht
door de Europese Centrale Bank (ECB) in samenwerking met de nationale toezichthouders.
Eerstgenoemde maatregel leidt tot banken die zelf het risico van een eventueel faillissement dragen in plaats van de belastingbetaler. Nog altijd geldt dat
aandeelhouders en ongedekte schuldeisers als eerste worden geconfronteerd met de verliezen van in nood verkerende financiële instellingen. Al in juni vorig
jaar besloot hetzelfde parlement immers over een bail-in van deze partijen van ten minste 8% van het balanstotaal. Dit is gerechtvaardigd, omdat
het hier gaat om private partijen die bewust risico’s nemen met als doel een hoog rendement te behalen.
Pas daarna kan een probleembank zich wenden tot het nieuw op te zetten saneringsfonds, welke door banken uit landen uit de bankenunie zelf zal worden
gefinancierd. Het fonds zal over een periode van acht jaar worden opgebouwd tot een bedrag van 55 miljard euro. Tot die tijd zullen nationale overheden
garant blijven staan. Voor een daadwerkelijk geloofwaardig interbancair vangnet zou het bedrag overigens vele malen hoger moeten liggen.
In Nederland kenden we al een depositogarantiestelsel. Dit is een systeem waarbij de banktegoeden van spaarders tot 100.000 euro zijn beschermd. Een zelfde
regeling wordt nu voor alle landen die zijn aangesloten bij de bankenunie in het leven geroepen. Wanneer een bank zelf niet in staat is om hieraan te
voldoen, kan men zich wederom wenden tot een door banken uit de bankenunie gefinancierd fonds.
De maatregelen zorgen ervoor dat de risico’s voor de belastingbetaler verder worden beperkt. Tegelijkertijd verkleinen ze de prikkels voor banken om
risicovolle activiteiten te ondernemen. De impliciete too-big-to-fail garantie door overheden verdwijnt naar de achtergrond; het zijn in eerste
instantie de banken zelf die garant staan. Het concurrentievoordeel van grote banken is hiermee verleden tijd.
Hogere kapitaalbuffers
Ook het Nederlandse kabinet heeft diverse maatregelen aangekondigd om de bankensector meer solide en stabiel te maken. De belangrijkste maatregel betreft
de invoering van een leverage ratio – het eigen vermogen gedeeld door de niet naar risico gewogen totale activa – van minimaal 4% voor
systeemrelevante instellingen. Nederland gaat hiermee verder dan de eis die is vastgelegd in het Basel III akkoord; het Basels Comité voor Bankentoezicht
streeft naar een verplichte 3% per 2018. Gemiddeld genomen voldoen de Nederlandse banken momenteel al aan de eis van 4%.
Vooropgesteld, het vaststellen van een minimale ongewogen kapitaalratio voor systeembanken is een goede maatregel. De ratio bleek ten tijde van de
financiële crisis een goede indicator van welke banken in de problemen dreigden te komen. Op termijn zou een flink hogere verhouding tussen het eigen
vermogen en het balanstotaal van banken gewenst zijn, tot meer dan 10%. Mits geleidelijk ingevoerd en mits het speelveld voor alle banken gelijk blijft.
Van laatstgenoemde is op dit moment dus geen sprake.
Met een hogere leverage ratio komt de kredietverlening verder onder druk te staan. Voor de opbouw van kapitaalbuffers zijn banken vooral aangewezen op
winstinhouding. Eerder werden banken al geconfronteerd met de bankenbelasting en andersoortige heffingen. Zodra aan banken over de landsgrenzen minder
strikte eisen worden gesteld, heeft dit kwalijke gevolgen voor de concurrentiekracht van Nederlandse banken. Afspraken over de hoogte van de ratio moeten
dus te allen tijde in internationaal verband worden gemaakt.
Met zijn antwoorden op recente Kamervragen van Tweede Kamerlid Aukje de Vries (VVD) toont Minister Dijsselbloem (Financiën) aan onvoldoende doordrongen te
zijn van de geschetste negatieve effecten. De Vries uitte haar zorgen over de kabinetseisen in aanvulling op de standaard Europese regelgeving, maar
Dijsselbloem houdt vast aan een leverage ratio van minimaal 4%, ook wanneer de rest van Europa hier niet in meegaat.
Samenvattend
Nu er bijkans sprake is van een Europese bankenunie, is de noodzaak om de bancaire sector of individuele banken in te krimpen van de baan. Samen met een
voldoende hoge leverage ratio wordt de risicobereidheid van banken – en daarmee het risico voor de belastingbetaler – sterk ingeperkt. Omdat Nederlandse
banken in een Europese context opereren, is het echter van groot belang dat de minimale leverage ratio niet uit de pas loopt met de overige landen uit de
bankenunie. Het kabinet lijkt hier onvoldoende van doordrongen.
Referenties
Admati, A. en Hellwig, M. (2013). The Bankers’ New Clothes. What’s Wrong with Banking and What to Do about It. Oxford: Princeton University Press.
Benink, H., Kool, C. en Sanders, M. (2013). Kabinet moet meer doen om belastingbetaler te behoeden voor het redden van banken. Artikel in Het Financieele
Dagblad.
Bökkerink, I. en Horde, C. de (2013). Den Haag worstelt met extra eisen aan Nederlandse banken. Artikel in Het Financieele Dagblad.
Commissie Liikanen (2012). High-level Expert Group on reforming the structure of the EU banking sector. Brussel.
Dijsselbloem, J.R.V.A. (2013). Kabinetsvisie Nederlandse Bankensector d.d. 23 augustus 2013. Den Haag: Ministerie van Financiën.
Dijsselbloem, J.R.V.A. (2014). Antwoord op vragen van het lid Aukje de Vries over extra eisen Nederlandse banken d.d. 4 april 2014. Den Haag: Ministerie
van Financiën.
Te citeren als
Werner Liebregts, “Met strenge regels is grote bankensector prima”,
Me Judice,
23 mei 2014.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Udo Geisler, Flickr.