Pensioenen en AOW geen onderwerp voor de SER

Onderwerp:
Dossier:
Pensioenen en AOW geen onderwerp voor de SER image

Afbeelding ‘SER-gebouw’ van Lennon Ying-Dah Wong (CC BY-NC-ND 2.0).

31 mrt 2009
Het kabinet heeft zijn crisisplannen gepresenteerd en het meest pijnlijke onderdeel – geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar - is voorlopig doorgeschoven naar de overlegtafel in de SER. Volgens de Amsterdamse economen Beetsma en Romp is dit gezelschap niet geschikt, omdat het debat over het pensioenstelsel bij uitstek gaat om toekomstige, ongeboren generaties en vakbonden en werkgevers meer oog hebben voor hun eigen vergrijsde leden dan voor de toekomstige generaties.

Crisisaanpak

De kogel is door de kerk. Na drie weken van onderhandelingen heeft het kabinet aangegeven hoe ze de crisis gaat bestrijden. Wat opvalt, is dat ze het enige heilige huisje dat ze hebben proberen aan te pakken, de AOW-leeftijd, nog zes maanden vooruit hebben geschoven. De sociale partners, verenigd in de SER, hebben tot 1 oktober dit jaar de tijd om met alternatieven te komen om een lange termijn gat van 0,7% van het BBP te dichten. Daarnaast willen de vakbonden dat onze pensioenfondsen meer tijd krijgen voor hun herstel, lees: niet hoeven te korten op opgebouwde rechten.

SER vertegenwoordigt niet alle belanghebbenden

Als het om de AOW gaat, of pensioen in het algemeen, is het onmogelijk om alle betrokkenen bij elkaar te roepen. Het gaat bij een pensioenstelsel om inter¬generationele risicodeling: om het delen van risico’s tussen ouderen, jongeren en zelfs toekomstige generaties. Het is al moeilijk om ouderen en jongeren aan dezelfde tafel te krijgen, maar voor ongeboren generaties is dit onmogelijk. Dit is echter geen reden om de jongeren en ongeborenen dan maar buiten spel te zetten. En dit is precies wat er gebeurt wanneer de vakbonden bij de regering aan de onderhandelingstafel gaan zitten om een crisispakket samen te stellen en vervolgens nog eens via de SER de gelegenheid krijgen om de maatregelen eventueel bij te stellen. Vakbonden vertegenwoordigen slechts circa 22 procent van de werkenden. Deze groep is grotendeels oud, mannelijk en werkzaam in de traditionele industrie. (1) Bepaald geen representatieve vertegenwoordiging van de Nederlandse beroepsbevolking. De regering moet zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf beslissingen nemen, en daarbij ook de belangen van de jongere werknemers en de toekomstige generatie laten meewegen.

Maar waarom is de vakbond tegen?

Het is eigenlijk verbazingwekkend dat de vakbonden met hun vergrijsde ledenbestand zo fel zijn tegen verhoging van de AOW leeftijd. Zoals het huidige voorstel is geformuleerd (vanaf 2012 elk jaar één maand omhoog), zal de 67 pas in 2036 zijn bereikt. Ruim voor die tijd zijn veel van de huidige vakbondsleden al met pensioen. Korten van de nominale pensioenaanspraken en -rechten treft deze groep wel direct, zoals CPB-onderzoekers Bonenkamp et al. (2008) ook laten zien. Het CPB kijkt in die analyse echter uitsluitend naar de intergenerationele verdeling van de kosten die nodig zijn voor het huidige herstel van de pensioenreserves. Ze negeren eventuele te kleine bijdragen in het verleden. Gezien de hoge rendementen, premiekortingen en zelfs terugstortingen in de jaren negentig zullen de totale generatierekeningen er heel anders uit zien wanneer hiermee rekening wordt gehouden. Een groot deel van de huidige vakbondsleden die nu zo mordicus tegen verhoging van de pensioenleeftijd zijn hebben in het verleden flink geprofiteerd en zijn daarmee een belangrijke oorzaak van de onderdekking van de pensioenfondsen. Het is de vraag of de jongeren bereid zijn de tegenvallers nu te delen met generaties die destijds de meevallers voor zichzelf hielden.

Vakbonden en werkgeversorganisaties zijn niet de juiste overlegpartners

Het is begrijpelijk dat de regeringscoalitie een breed maatschappelijk draagvlak wil voor haar maatregelen. Maar juist daarom is het onverstandig de vakbonden en werkgeversorganisaties aan te laten schuiven bij de onderhandelingstafel. Zij vertegenwoordigen slechts een klein en selectief deel van de Nederlandse bevolking. Verder hebben zij slechts verantwoording af te leggen aan hun achterban en voelen daardoor geen morele druk om “te doen wat goed is voor het land”, maar slechts “om te doen wat goed is voor hun leden”. Het laatste wat we nu nodig hebben is een groep jongeren die opstaat en weigert bij te dragen aan het herstel. Zij zijn het die de kosten van de huidige uitgaven op zich moeten nemen, zij moeten de opgelopen tekorten terugbrengen en zij zullen de AOW van de huidige vakbondsleden moeten betalen. Als iemand had moeten aanschuiven in het Catshuis, dan waren het wel de jongerenorganisaties van de politieke partijen.

Voetnoot:

(1) 61% is ouder dan 45 en 12% werkt zelfs niet meer. Bij de FNV en CNV zijn deze cijfers nog iets dramatischer. Voorts is 75% van de leden man en is de bulk van de leden werkzaam in delfstoffen en industrie, overheid en de zorg.

Referentie:

Bonenkamp, J., van Ewijk, C., ter Rele, H. en E. Westerhout (2008), Herstel dekkingsgraad pensioenfondsen vergt grote inkomensoffers, Economische Statistische Berichten 94, 20 maart, pp. 166-169

Te citeren als

Roel Beetsma, Ward Romp, “Pensioenen en AOW geen onderwerp voor de SER”, Me Judice, 31 maart 2009.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘SER-gebouw’ van Lennon Ying-Dah Wong (CC BY-NC-ND 2.0).

Ontvang updates via e-mail