Uitverkoop van Nederland: waar is de visie?

Uitverkoop van Nederland: waar is de visie? image

Afbeelding ‘NUON is publiek bezit’ van SP (CC BY-NC-ND 2.0).

20 mei 2009
De Nederlandse overheid heeft op grote schaal belastinggeld verjubeld en het Nederlandse publieke belang verwaarloosd met de verkoop van ABN Amro. Menno Tamminga pleit daarom voor expliciet toetsen van buitenlandse overnames op het publieke belang en de oprichting van fonds dat verjubeling van aardgasbaten voorkomt en nutsbedrijven een stabiele kernaandeelhouder biedt.

Verjubelen van belastinggeld

Het is de nachtmerrie van elke minister van Financiën. En het zou een nachtmerrie van elke burger moeten zijn. Wee de dag waarop duidelijk wordt dat private aandeelhouders riante opbrengsten hebben verkregen bij de verkoop van een grote bank, maar dat het vervolgens fout gaat met die bank, dat onrust uitbreekt onder spaarders en andere geldschieters en dat de minister van Financiën vervolgens zijn collega’s in het kabinet moet zeggen: we moeten iets doen, de bank overnemen, bijvoorbeeld.

Het overkwam het kabinet Balkenende IV. Minister van Financiën Wouter Bos (PvdA) en president Nout Wellink van de toezichthoudende Nederlandsche Bank gingen medio september 2007 akkoord met de overname van ABN Amro die de private aandeelhouders zo’n 71 miljard euro opleverde. De topmanagers en het hogere kader van de bank incasseerden zo’n 1 miljard euro aan optie- en aandelenregelingen. Ruim een jaar later zag het kabinet zich gedwongen het restant van ABN Amro plus Fortis Nederland terug te kopen. Dat vergde een bedrag van vergelijkbare omvang. De opbrengsten van de verkoop waren geprivatiseerd, de kosten van de reddingsacties bleken gesocialiseerd. De burger betaalt de reddingsactie met een hogere staatsschuld.

De verkoop van ABN Amro eind 2007 was aantoonbaar slecht voor het Nederlandse bedrijfsleven. In een onderzoek ten behoeve van het ministerie van Economische Zaken ontdekte adviesbureau Berenschot al snel dat het middelgrote Nederlandse bedrijfsleven zich ernstige zorgen maakte. Het buitenlandse kantorennetwerk van de bank bleek ontmanteld, althans de vanzelfsprekende persoonlijke relaties waren weg en dat kost Nederland, als exportland bij uitstek, gewoon omzet. Het kost economische groei. Het kost banen. Deze overwegingen speelden in de besluitvorming over de verkoop van ABN Amro geen rol. Sterker nog: volgens de wet mocht dat ook geen rol spelen, legde staatssecretaris Frank Heemskerk (PvdA; ex-ABN Amro medewerker) later uit. Nee, het eigen economische belang voorop stellen is niet de kracht van Nederland.

Verkoop zonder visie

De verkoop, opsplitsing en redding van ABN Amro vormen het hoogtepunt in de uitverkoop van grote en middelgrote Nederlandse bedrijven in de afgelopen tien jaar. Niet elke verkoop is een nationale halszaak. De continuïteit van sommige bedrijven, zoals KLM, is er duidelijk op vooruitgegaan dankzij de overname door Air France. Voor een groter aantal bedrijven geldt echter dat de overname slecht uitpakt voor Nederland. Cruciale bedrijfsbeslissingen worden in het vervolg niet meer in Nederland genomen, maar elders. Investeringen in kennis en ontwikkeling worden langzaam maar zeker verplaatst naar de thuisbasis van de nieuwe eigenaar.

Arbeidsverhoudingen lijden eronder, zeker in tijden van economische crisis. Belastingopbrengsten lijden eronder, zeker als de opkopers financieel gedreven zijn en zij de overnames hebben gefinancierd met een overmaat aan bankschuld en rentedragende leningen. Daardoor maken ‘hun’ bedrijven structureel verlies en betalen zij geen belastingen.

Het meest kwetsbaar is Nederland voor een verdere uitverkoop van ondernemingen die een duidelijke nutsfunctie in de economie en samenleving hebben. Grote banken als ABN Amro hebben zo’n nutsfunctie. Zij zijn schakels in het betalingsverkeer en de hoeders van spaargelden van burgers, van deposito’s van grote bedrijven en van de creditgelden van het midden- en kleinbedrijf. Ook energiebedrijven, waterbedrijven, de Nederlandse Spoorwegen, Schiphol en de Gasunie vallen in deze categorie van nutsbedrijven.

En het gaat maar door

Over hun toekomst vallen nu de beslissingen. De lokale en provinciale publieke aandeelhouders van de twee grootste energiebedrijven, Essent en Nuon, hebben zich al gecommitteerd aan nieuwe buitenlandse eigenaren. In het geval van Nuon is dat overigens een staatsbedrijf.

De publieke reflexen rond de verkoop van Essent nu vertonen frappante overeenkomsten met die bij ABN Amro in 2007. De betrokken minister zegt niet te kunnen ingrijpen, want geen bevoegdheden. De coalitiepartijen steunen hun minister en laten andere overwegingen niet toe. Nationale belangen worden afgeschilderd als benepen, wij moeten hier met een Europese blik naar kijken. In de finale van de verkoopbeslissing zwelt nog een gevoel van weemoed op. Een gevoel dat Nederland nog een kéér moet nadenken voordat het te laat is, wordt van tafel geveegd. De betrokken aandeelhouders kiezen, begrijpelijkerwijs, voor hun eigen financiële belang. Minister Bos heeft de aandeelhouders van banken, en impliciet die van ABN Amro, enkele maanden geleden aangevallen op het beleid dat zij voerden, waaronder het opjagen van bestuurders om meer risico te nemen en hogere rendementen te maken. Zouden hij, of minister Van der Hoeven (CDA; Economische Zaken), straks hetzelfde doen tegenover de publieke energie-aandeelhouders als er een kink in de kabel komt bij een verkocht energiebedrijf?

Politiek staart zich blind op Britse ervaring

In politiek Den Haag wekt het kabinet al geruime tijd de indruk dat er wel alternatieven zijn voor het liberale Nederlandse beleid, maar op een of andere manier wil het maar niet lukken iets van de grond te krijgen dat op een alternatief lijkt. Nederland staart zich blind op de Britse ervaringen waarin bijvoorbeeld ook de nutsbedrijven, de kerncentrales en de luchthavens aan nieuwe buitenlandse eigenaren zijn verkocht.

Toets gewoon overnames

Als Nederland op de dijk of op het duin zou klimmen en de andere kant op zou kijken, niet naar het westen, maar naar Europa, dan zou Nederland twee dingen kunnen leren. Het eerste is dat het heel normaal is om wetgeving te hebben die buitenlandse overnames in strategische sectoren toetst op het algemeen belang. Elk land doet dat op zijn eigen manier. Nederland doet niets. Maar toetsing werpt geen barrières op. Toetsing schaadt het vestigingsklimaat niet. Nuttige overnames worden goedgekeurd. Het versterkt zelfs de onderhandelspositie van het bedrijf dat doelwit is van een overname. En omdat omringende landen gewend zijn aan zulke regels is het voor hen ook geen extra hindernis. Nederland voegt zich simpelweg naar de Europese mores. En als Nederland daarvan echt werk wil maken moet zij naar de Verenigde Staten kijken. Nergens is het zo moeilijk om als buitenlandse concurrent een bedrijf over te nemen in sectoren als media, defensie of luchtvaartmaatschappijen als in de liberale Verenigde Staten.

Richt Nationaal Vermogensfonds op

Het tweede voorbeeld dat Nederland direct in de praktijk moet brengen is de oprichting van een aardgasbatenfonds. Minister van Financiën Jelle Zijlstra was meer dan veertig jaar geleden gekant tegen de vorming van een fonds waarin de prille en bescheiden aardgasopbrengsten zouden worden gestort. Hij wilde als minister het complete kasboek van de rijksoverheid bestieren: de inkomsten én de uitgaven. Hoe begrijpelijk dat toen wellicht was, het begint nu potsierlijk te worden. De aardgasopbrengsten zijn via het Fonds voor Economische Structuurversterking (FES) een verlengstuk geworden van departementale wensenlijstjes. Maar zoals Zijlstra zijn greep op het kasboek niet wilde loslaten, zo willen ministers nu hun greep op de FES niet loslaten.

Nederland moet zich spiegelen aan het Noorse oliefonds: aardgasbaten oppotten en werkelijk investeren en beleggen. Op die manier hebben toekomstige generaties ook nog rendement van het aardgas. Dit Nationaal Vermogensfonds kan tevens kernaandeelhouder zijn van cruciale Nederlandse ondernemingen, waaronder de eerder genoemde nutsbedrijven. Ook hier kan Nederland Europese voorbeelden kiezen. Duitsland heeft nog de KfW, een kredietinstituut dat de naoorlogse wederopbouw hielp financieren. De Fransen hebben de Caisse des Depots, een staatsbank die in een derde van de grote Franse beursgenoteerde bedrijven een kernaandeelhouder is. Nederland had ooit ook zo’n industriefinancier: de Nationale Investeringsbank. Deze bank is verkocht aan buitenlandse financiers en gaat nu door het leven als zakenbank.

De oprichting van een Nationaal Vermogensfonds, dat gevoed wordt met de gasbaten, kan vier vliegen in één klap slaan. Het biedt expansiekapitaal voor bedrijven met een nutskarakter, het fonds helpt Nederlandse bedrijven bij een nationale verankering, het is als lange termijn aandeelhouder een natuurlijk barrière tegen snel-geld artiesten in de aandeelhouderswereld en het houdt het aardgasrendement vast dat nu gedeeltelijk wordt verjubeld. En het mooie is: met zo’n fonds sluit Nederland zich aan bij de grote Europese familie. Niet op basis van historisch idealisme, maar op basis van welbegrepen toekomstbelang.

Te citeren als

Menno Tamminga, “Uitverkoop van Nederland: waar is de visie?”, Me Judice, 20 mei 2009.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘NUON is publiek bezit’ van SP (CC BY-NC-ND 2.0).

Ontvang updates via e-mail