Ethische ontsporing van de markt voedt populisme

Ethische ontsporing van de markt voedt populisme image
Florence, Flickr
1 sep 2016
Onder de noemer van vrije marktdenken is het tegenovergestelde gerealiseerd: de macht van gevestigde partijen – in het bijzonder die van multinationale ondernemingen – is versterkt in plaats van ondermijnd. De uitwassen hiervan – exorbitante winsten en bonussen, elkaar de bal toespelen, ongestraft regels overtreden – vormen de voedingsbron voor radicaal andere ‘verhalen’ die een beroep doen op instincten en passies. De demagogen de wind uit de zeilen nemen lukt alleen als de overheid gevestigde economische belangen weet te doorbreken, stelt Bart Nooteboom.

Een ander verhaal

Wat vertelt ons het succes van populisten, rechts (Wilders, LePen, Trump) en links (Bernie Sanders, Corbyn)?

Keynes onderkende radicale onzekerheid, waar de opties en gevolgen van keuzen niet vooraf bekend zijn, en zich pas manifesteren nadat een keuze gemaakt is. Dat trekt het kleed onder calculatieve rationele keuzen vandaan. Het is dan niet irrationeel om achter de muziek aan te lopen, deel te nemen aan ‘animal spirits’, mee te gaan met een ‘narratief’, een aansprekend dominant verhaal. Daaronder ligt, meestal impliciet, een ethiek. Dat kan zijn een beredeneerde ethiek van nut, of plicht, of deugden. Maar men is daarin ook kwetsbaar voor demagogie en appel aan instincten en passies. Dat kan zijn: egoïsme, scoringsdrift, narcisme, maar ook xenofobie en nationalisme.

Het dominante verhaal in de westerse samenleving is nog het verhaal van liberalisme en markt. De achterliggende ethiek is die van nut, in bevrediging van voorkeuren. Oordelen over het goede leven en goed handelen zijn privé, niet het terrein van de staat. Argumenten van rechtvaardigheid of fatsoen zijn in dat denken buiten de orde. Spelbederf in het heersende taalspel. Slechts argumenten in termen van efficiëntie tellen. Politiek die verder gaat heet symboolpolitiek. Onvermijdelijk misschien, maar niet rationeel.

De hechting van dit verhaal in Nederland begon pas goed met het ‘no nonsense’ beleid van Lubbers, en werd ondersteund door Wim Kok met zijn ‘losschudden van de ideologische veren’ waarmee het oude verhaal van links werd uitgekleed. De slogan was ‘It is the economy, stupid’. Ik zie nog voor me hoe Rinnooy Kan dat riep op een congres van het ministerie van EZ in de Haagse schouwburg.

Nu broeit verzet, in wrok en haat, bij een groeiende laag van de bevolking, ‘aan de onderkant’ maar stijgend tot ‘het midden’. Men vertrouwt daar het huidige, gemondialiseerde kapitalisme niet meer, voelt zich slachtoffer daarvan. En het is de schuld van ‘de elite’.

Blindheid

Dat is begrijpelijk. Er is te veel gebeurd op goede, economisch rationele gronden, binnen het dominante verhaal van de markt, maar met een averechts effect op gevoelens van rechtvaardigheid dat nu het verhaal ontkracht. Vele politici en bestuurders, bij bedrijfsleven en overheid, zijn er kennelijk blind voor.

Ik loop een achttal punten na, en geef daarbij aan wat de goede economische gronden zijn en wat de ethische ‘fall-out’.

Ten eerste de ophef over hoge salarissen en bonussen. Daarover wordt terecht opgemerkt dat het ‘klein bier’ is, vergeleken met de veel grotere sommen geld die omgaan. Dat mag waar zijn, maar het wordt gezien als indicatie dat het economische machthebbers niet langer gaat om de klant, patiënt, of burger, maar om eigen positie en gewin. Ze braden de boter er uit terwijl de ‘gewone man’ de broekriem aan moet halen.

Ten tweede de nevenfuncties en ‘draaideur carrières’ tussen overheid, bedrijfsleven en hun lobby’s. Daar zijn argumenten voor, in het mobiliseren en combineren van kennis, dat ook nodig is voor toezicht. Maar het voedt de argwaan dat ‘de elite elkaar de bal toespeelt’.

Ten derde de raden van commissarissen. Die wekken de indruk dat daar bestuurders elkaar het foute spel gunnen dat ze zelf ook spelen. Er zijn al beperkingen opgelegd aan de zittingsduur en het aantal toegestane commissariaten, en de corporate governance staat opnieuw ter discussie. Het bezwaar tegen de maatregelen is dat zij het gebruik van gedeelde, gespecialiseerde kennis tegen gaan. Dat kan waar zijn, maar dat omvat dan ook de kennis en gewoonte van ongewenste praktijken. Meer variatie en diversiteit in samenstelling van de raden kan juist kennis en maatschappelijk bewustzijn vergroten. Het kan ook helpen een perspectief op de langere termijn te bevorderen.

Ten vierde de reactie bij kritische ondervraging van uitwassen dat ‘over individuele gevallen geen uitspraken worden gedaan’. Begrijpelijk, want die persoon kan op dat moment geen weerwoord geven, en je kunt een proces wegens smaad aan de broek krijgen. Maar om concreet te zijn moeten man en aard genoemd worden. Daar niet op reageren bevestigt het wantrouwen dat men ‘elkaar de hand boven het hoofd houdt’.

Ten vijfde de belastingontduiking van grote bedrijven. Die komen vaak weg met een beperkte boete in plaats van het volle pond dat de uitkomst zou moeten zijn van een rechtszaak. Dat is rationeel, omdat de betrokken bedrijven gebruik maken van topadvocaten die de aanklagers vaak overschaduwen. Die kunnen de zaak eindeloos traineren, en de uitkomst is onzeker.

Ten zesde de zelfcontrole, waarbij bedrijven en personen zelf moeten bepalen of zij aan voorschriften voldoen, en melden als dat niet het geval is. Dat is niet erg zolang er gecontroleerd wordt op het niet-voldoen, maar dat is vaak niet doenlijk omdat de vereiste informatie niet altijd opeisbaar of traceerbaar is, en de controle onbetaalbaar zou worden. Maar het bevestigt het beeld dat partijen als betrouwbaar behandeld worden terwijl zij keer op keer laten zien dat zij dat niet zijn. En de ‘gewone man’ kan zich niets permitteren en wordt nauwkeurig gecontroleerd, hoe betrouwbaar hij in feite ook is.

Ten zevende ontwijking van regels, zoals onlangs met de ‘sjoemelsoftware’ om de uitstoot van automotoren te verhullen. De ratio daarvoor is de macht van de automobielindustrie als wekgever en afnemer van technologie. Maar de burger wordt afgestraft zodra hij niet aan regels voldoet.

Ten achtste, en ten overvloede, de tolerantie van ‘moral hazard’ waarbij bedrijven risico’s afwentelen op burgers omdat ze ‘te groot zijn om te falen’, terwijl de burger niet groot is en dus mag falen. Op het niveau van de EU wordt nu geprobeerd banken zelf de last van falen te laten dragen.

Tegenactie

Wangedrag wordt getolereerd als gevolg van de macht van multinationale bedrijven in mondiale markten, met de dreiging de werkgelegenheid naar elders te verplaatsen als men zijn zin niet krijgt. Onlangs kwam dat weer naar voren in twijfels over de beperking van beloningen in Nederland, waardoor de kans kleiner is dat de financiële industrie Amsterdam kiest als zij vlucht voor de Brexit.

Tegenactie werkt alleen in gezamenlijk supranationaal verband. Nationalisme brengt ons van de regen in de drup. Hier ligt een herkansing voor de EU, als zij zich omturnt van een gemeenschap voor alleen de markt naar een gemeenschap voor het volk. De EU heeft veel bereikt ten gunste van de burger, op terreinen van milieu, veiligheid, standaarden, en vermindering van transactiekosten. Maar dat dekt de onvrede niet, de gevoelens van onrecht. Dat vergt een nieuw verhaal, een nieuw narratief.

De ethiek van nut en efficiëntie botst op ethische intuïties van plicht en deugd. Liberale smetvrees voor deugden en moraal is onschadelijk zolang de markt uitspattingen van egoïsme, gulzigheid, machtsmisbruik, en narcisme afstraft. Maar dat gebeurt niet meer. Concentratie van macht in grote, multinationale bedrijven maakt dat zij de omgeving naar hun hand kunnen zetten. Het belang van consumenten heet centraal te staan, maar zij zien zich ten dienste staan van bestuurders en aandeelhouders van bedrijven. De kunst van de markt is beïnvloeding van voorkeuren, zonder discussie over achterliggende waarden.

Obsessie met lage economische kosten leidt tot torenhoge politieke kosten, en een revolte die pre-revolutionair aandoet. Er is een ethisch vacuüm ontstaan waarin populisten kundig inspelen op de groeiende onvrede en wrok. Zij ontwikkelen een nieuw narratief, maar een die beangstigend is, met een appel aan angst, xenofobie, nationalisme en een zucht naar autoritair leiderschap. Er moet een beter alternatief komen dat aan de wrok tegemoet komt, voordat het verder uit de hand loopt. Dat vergt een diepgaande herbezinning op economische ethiek. Ik meen dat een radicaal nieuwe economische wetenschap nodig is, met een bredere basis van ethiek dan alleen nut, geïnspireerd door een deugdenethiek. [i]

Wat levert dat op, meer concreet? Loop de punten maar na. Salarissen en bonussen beperken, maar dan voor de EU als geheel. Rechtszaken vanwege belastingontduiking ook eens doorzetten ook al is dat economisch minder efficiënt. Met de huidige actie tegen Apple is de EU op de goede weg. Steekproeven doen op claims dat men aan regulering voldoet, ook al is dat duur. Nevenfuncties en draaideurcarrières tegen gaan, en de ontwikkeling en deling van kennis dan maar anders regelen. Meer variatie en diversiteit in raden van commissarissen. Ruimte geven voor openbare kritiek binnen elites. Op EU niveau eisen dat aan regulering voldaan wordt. Aan het tegengaan van moral hazard bij banken wordt in de EU al gewerkt.


[i] Ik heb dat beredeneerd in mijn boek How markets work and fail, and what to make of them, Edward Elgar 2014, paperback 2015.

Te citeren als

Bart Nooteboom, “Ethische ontsporing van de markt voedt populisme”, Me Judice, 1 september 2016.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Florence, Flickr

Ontvang updates via e-mail