Mijn economiemuseum: de rente

Onderwerp:
Portret van Irving Fisher

Afbeelding: Irving Fisher, Wikimedia Commons.

30 nov 2016
Bas Haring is druk doende zijn economiemuseum in te richten. Door naar de economie van alledag te kijken laat hij in deze aflevering zien waarom de rente een plek in zijn museum verdient. Wat er in lesboeken economie geschreven wordt over rente zal ongetwijfeld waar zijn, maar het leert hem weinig. Wat is de ultieme oorzaak van rente en de hoogte ervan? Aangestoken door de lessen van de Amerikaanse econoom Irving Fisher en zijn metafoor van een appelboomgaard komt hij tot het inzicht dat rente een gevolg is van het feit dat de toekomst ons minder waard is dan het heden.

Oorsprong rente

Ik heb besloten mezelf te verwennen en een object in het economie-museum te plaatsen dat ikzelf vooral mooi vind. Ik hoop dat het anderen ook kan bekoren. Het gaat om de visualisatie van een metafoor die Irving Fisher (zie zijn portret hier boven) in 1907 gebruikte om de oorsprong van rente uit te leggen. Dat is mij lang een raadsel geweest. Waarom zou honderd euro op een spaarrekening in de loop van de tijd méér worden, terwijl diezelfde honderd euro in een lade gewoon honderd euro blijft? Ik begreep het niet.

Ondertussen begrijp ik het wel, dankzij Fisher, en ik vind zijn metafoor het mooiste verhaal dat ik afgelopen jaren tegen ben gekomen in het vakgebied van de economie. En het geeft dus antwoord op de vraag waar rente vandaan komt en ook waarom het gemiddeld zo'n vijf procent is.

"Maar de rente is helemaal geen vijf procent!" Is een eerste logische reactie. Hij is nu nagenoeg nul; in de jaren tachtig was-ie tien procent; en als Desi Bouterse een lening bij het IMF weet te "hosselen", dan zal Suriname ook zo'n tien procent aan rente moeten betalen. Dat is allemaal waar, maar (i) bedoel ik die vijf procent met een flinke marge – alles tussen de twee en de acht procent is "ongeveer vijf"; en (ii) is de rente over de eeuwen heen wel degelijk steeds "ongeveer vijf procent" geweest; en heb ik het (iii) over "pure rente", niet over een eventuele opslag wanneer er een groot risico bestaat op wanbetalen. Zo'n risico-opslag verklaart mede de hoge rente die Bouterse moet betalen. En ik heb het ook niet over de opslag die het gevolg is van inflatie – die voor een belangrijk deel de hoge rente verklaart van de jaren tachtig. Mij gaat het om de essentie van rente: je brengt honderd euro naar de bank en dat wordt na een tijdje 105 – ook wanneer risico's nagenoeg nihil zijn en er geen inflatie is. Hoe kan dat? En waarom is die rente ongeveer-vijf-procent per jaar?

Raadsel

Het voelt echt een beetje raadselachtig. Alsof iets vanzelf meer wordt. Precies dat "vanzelf meer worden" schijnt de reden te zijn dat rente in bepaalde geloven, zoals de islam, verboden is. "Alleen de dingen die God geschapen heeft, zoals planten en dieren, kunnen zichzelf vermeerderen. Of zouden dat moeten kunnen." Of dit de echte reden is weet ik overigens niet. Het zou een hele vreemde en zelfs onterechte reden zijn. Bovendien lijkt me dat vanwege diezelfde reden ook kopieermachines verboden zouden moeten worden.

In diverse bronnen heb ik verschillende antwoorden kunnen vinden, maar geen ervan was echt bevredigend. Zo staat er in lesboeken dat rente de prijs is die je betaalt om geld te lenen. Of de prijs die je betaald krijgt als je geld uitleent. Tja, dat klinkt logisch, maar waarom is-ie vijf procent? Ook staat er dat de spaarrente in de buurt moet liggen van het rendement dat je krijgt op investeringen. Dat is ook logisch. Rente en rendement zijn om en nabij hetzelfde. De woorden lijken zelfs op elkaar, en beide worden aan elkaar gekoppeld via het woord "renderen" dat van het Franse "rendre" komt en zoveel betekent als "opbrengst opleveren". Maar nog steeds: wat is de uiteindelijke oorzaak van die rente en de hoogte ervan?

"Rente is de prijs van geld in een markt waar sommige mensen geld nodig en anderen geld over hebben." Dat is ook een mooie zin. Staat ook in lesboeken, en hij zal heus waar zijn, maar hij leert me weinig en biedt me zeker geen inzicht over de ultieme oorzaak van rente.

Intuïtief zou ik denken dat de oorzaak van rente hem zit in het idee dat geld een gereedschap is: met geld maak je meer geld. Maar als dat het antwoord zou zijn, dan zou je een veel bredere spreiding aan rentepercentages verwachten. Je hebt immers betere en minder goede gereedschappen. Maar of je je geld nou uitleent aan een koekjesfabriek; er een huis van koopt en verhuurt; of het op een spaarrekening zet, je krijgt ruwweg vijf procent. Het schommelt weliswaar een beetje vanwege de verschillende risico's, maar niet al te veel. Terwijl je toch zou verwachten dat, als rente verklaard wordt vanwege het feit dat geld een gereedschap is, er gereedschappen zijn die honderd procent per jaar opleveren, en anderen slechts één.

Voor een econoom is het eigenlijk helemaal niet zo'n relevant vraagstuk en voldoet het idee van rente als marktprijs van geld. Is er een boel vraag naar geld, dan wordt het duurder en de rente dus hoger, en is er andersom veel over dan is geld goedkoop en de rente relatief laag. Relatief ten opzichte van die ongeveer-vijf-procent. Meer hoef je feitelijk niet te weten om het begrip rente in de praktijk te kunnen gebruiken. Het is wel een vraagstuk onder economen gewéést en het is opgelost in het boek The Rate of Interest uit 1907 van Irving Fisher. Ik ontdekte dat boek omdat er naar verwezen wordt in lesboeken. Voor het geval je echt wil weten wat de oorzaak van rente is. En daarin staat het verhaal dat bij mij een kwartje deed vallen.

De appelboom van Fisher

Fisher vraagt de lezer, of toehoorder, van zijn verhaal zich voor te stellen dat-ie een appelboom wil kopen. In ruil voor appels. Dat is op zich al prachtig: appels en appelbomen zijn heerlijk tijdloos en makkelijk voorstelbaar. Hoeveel appels zou u overhebben voor een appelboom? Dat is de centrale vraag. Natuurlijk hangt dat er vanaf hoe lang zo'n boom meegaat, maar dat blijkt bijzonder lang te zijn: een beetje appelboom houdt het wel honderd jaar vol. Bovendien negeert Fisher eventuele verschillen tussen appeloogsten: ieder jaar is de oogst hetzelfde. Op het eerste gezicht is een appelboom dan evenveel waard als een berg appels ter grootte van honderd appeloogsten, maar dat is bij nader inzien teveel. Zoveel zou bijna niemand voor een appelboom willen betalen. Dat komt doordat toekomstige appeloogsten minder waard zijn dan oogsten nu. Dat is een fundamenteel maar ook heel menselijk gegeven: voor een appel nu heeft u de prijs van een appel over, maar een appel die u pas over een jaar krijgt moet goedkoper zijn. En de laatste appels van de boom, die van over honderd jaar, zijn ten opzichte van hedendaagse appels helemaal een schijntje waard. Zo voor de vuist weg heeft een gemiddeld persoon ongeveer twintig in plaats van honderd appeloogsten voor een appelboom over. Zo waardeert de mens de toekomst ten opzichte van het heden. Maar voor die twintig oogsten krijgt-ie dan wel honderd keer jaarlijks één oogst terug. Dat is een rendement, of rente, van één-twintigste oftewel vijf procent.

Daar komt rente dus vandaan. Rente is een gevolg van het feit dat de toekomst ons minder waard is dan het heden. Wat een geweldig verhaal, en wat inzichtelijk. Dankzij dit verhaal is begrijp ik dat rente niet zoiets is als het magisch meer worden van geld. Rente is simpelweg het verschil tussen de prijs die men bereid is te betalen voor iets wat in de toekomst geleverd wordt, en de waarde die het tegen die tijd heeft. Bedankt Fisher!

Er zitten mooie lessen in het verhaal van Fisher. Zo laat het zien dat rente niets met geld te maken heeft. Ook in een samenleving zonder geld bestaat er rente.

Overigens moet zijn verhaal wel gecombineerd worden met het standaardzinnetje uit lesboeken: rente is de marktprijs van geld. De hoogte van de rente wordt immers niet alleen bepaald door onze waardering van de toekomst, maar ook door de markt van appels en appelbomen (om bij de metafoor van Fisher te blijven). Zijn er veel appels en zijn er weinig bomen te koop, dan zijn de bomen duur en is de rente dus laag. En andersom. Uiteindelijk vat Fisher het als volgt samen:

Thus, the rate of interest is the common market rate of preference for present over future income, as determined by the supply and demand of present and future income. Those who, having a high rate of preference, strive to acquire more present income at the cost of future income, tend to raise the rate of interest. These are the borrowers, the spenders, the sellers of property yielding remote income, such as bonds and stocks. On the other hand, those who, having a low rate of preference, strive to acquire more future income at the cost of present income, tend to lower the rate of interest. These are the lenders, the savers, the investors.

Er is een financiële pendant van Fishers appelboom: de eeuwigdurende obligatie. Ieder jaar, tot in de eeuwigheid betaalt zo'n obligatie een zeker bedrag uit. En ondanks het feit dat het beloofde inkomen oneindig groot is, wordt er niet oneindig veel voor zo'n obligatie betaald. Omdat toekomstig inkomen minder waard is dan een inkomen nu. De vraag die Fisher stelt is feitelijk: hoeveel heeft u over voor een eeuwigdurend en gegarandeerd inkomen van, zeg, duizend euro per jaar? Duizend euro? Tienduizend euro? Honderdduizend euro? Zegt u het maar.

Ik heb begrepen dat dergelijke obligaties in het verleden gebruikelijker waren dan nu, maar lang heeft men zo'n veertigduizend euro voor een dergelijk ding overgehad. Blijkbaar waarderen, of waardeerden, we de toekomst aldus. Dat is een rente van ruim minder dan vijf procent, overigens: de helft. Maar dat valt nog binnen de marges van wat ik bedoel met vijf.

Er zitten mooie lessen in het verhaal van Fisher. Zo laat het zien dat rente niets met geld te maken heeft. Ook in een samenleving zonder geld bestaat er rente. Het zinnetje "rente is de prijs van geld" kan dus feitelijk helemaal niet waar zijn.

Nog een les: Rente en de ruwe hoogte ervan worden uiteindelijk veroorzaakt door iets van buiten het economisch vakgebied; door een soort psychologisch gegeven: onze waardering van de toekomst ten opzichte van het heden. Die is allicht niet altijd en voor iedereen gelijk, maar wel ongeveer. Dit gegeven hoort zelfs een beetje thuis in de biologie, omdat onze waardering van de toekomst mede een gevolg is van onze verwachte levensduur. Een eendagsvlieg zal geen genoegen nemen met een rente van vijf procent per jaar. Die wil minstens vijf procent per uur. (Het overeenkomstige rentepercentage per jaar is te groot voor mijn rekenmachine.)

En nog één: De waarde van kapitaal wordt veroorzaakt door het inkomen dat het oplevert. Dat is contra-intuïtief omdat het causale verband in fysieke zin andersom is: een appelboom geeft of veroorzaakt appels, en een koekjesfabriek produceert koekjes. Maar als het om waarde gaat, dan gaat de oorzaak de andere kant op: de waarde van de appelboom wordt veroorzaakt door de appels, en een koekjesfabriek heeft slechts waarde vanwege die koekjes. Eigenaars van vastgoed kunnen wat van het lesje leren, vermoed ik. Een kantoorpand is van zichzelf niets waard. Zelfs als het miljoenen gekost heeft om neer te zetten. De waarde van zo'n pand is slechts een gevolg van toekomstige huuropbrengsten. En als die er niet zijn, omdat men thuis gaat werken, er al genoeg kantoorruimte is of anderszins, dan is zo'n pand, ondanks z'n getinte ramen en marmeren vloeren, waardeloos.

En ten slotte is er wel degelijk iets dat "vanzelf" in de loop van de tijd toeneemt – hetgeen door sommige religies verfoeid wordt. Maar het is niet geld. Het is de waarde van iets dat in de toekomst geleverd gaat worden. Die wordt meer. De waarde van een appel, koekje, geldsom of wat dan ook, dat over jaar geleverd wordt, wordt gedurende dat jaar vanzelf steeds meer. Totdat het er is. Dan is het zijn eigen waarde waard. Er is dus bij nader inzien wel degelijk iets dat "vanzelf" in de loop van de tijd méér wordt, maar dat is helemaal niet magisch of raadselachtig.

Verder spitten

Sinds een jaar of drie, vier probeer ik me een beetje in economie te verdiepen. Steeds leer ik wat en dat is altijd tof. Het mooie van economie is dat je direct merkt wanneer je iets begrepen hebt: als je de krant leest, het journaal kijkt. Dat is bij vakgebieden als natuurkunde en biologie toch anders. En als ik terugkijk op alles wat ik geleerd heb, dan vind ik dat verhaal van Fisher het mooist. Ik vertel het ook steevast wanneer mensen me vragen wat ik nou geleerd heb afgelopen jaren. En daarom zit zijn verhaal in het economiemuseum. Dat nog steeds niet af is, maar er wordt aan gewerkt.

Referentie:

Fisher, Irving (1907). The Rate of Interest: Its Nature, Determination and Relation to Economic Phenomena. MacMillan Company, New York.

Te citeren als

Bas Haring, “Mijn economiemuseum: de rente”, Me Judice, 30 november 2016.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding: Irving Fisher, Wikimedia Commons.

Ontvang updates via e-mail