Kopers sparen meer dan huurders
De sociale partners werken al langere tijd aan een nieuw pensioencontract
om het daarmee toekomstbestendig te maken. Daarbij staat ook het thema
keuzevrijheid/maatwerk sinds de nationale pensioendialoog duidelijk op de
agenda. Pensioendeelnemers worden steeds heterogener waardoor steeds meer
geldt dat ‘one size fits none’. Mehlkopf et al. (2017) laten zien
dat goede afstemming van pensioen op de persoonlijke situatie grote
welvaartswinsten kan opleveren. De grootste welvaartswinst is te halen door
de vermogensopbouw in de woning mee te nemen bij het bepalen van de
pensioenambitie. Hendriks et al. (2017a) bespreken de heterogeniteit van
inkomens en woonsituatie en dat een generiek pensioenbeleid hier niet goed
bij aansluit. De huizenkoper met de verplichting om af te lossen bouwt in
de toekomst steeds meer (woning)vermogen op ten opzichte van de verder
vergelijkbare huurder. Dit leidt tot het risico van oversparen (Parlevliet
en Kooiman, 2015). Te veel sparen betekent in het heden minder
bestedingsruimte en na pensionering juist andersom: mensen sparen dan niet
optimaal en leiden zo tot het eerder genoemde welvaartsverlies.
Enkele eerdere conclusies
Uit onze analyses bleek dat vooral huurders een sterke terugval in
nettobestedingsruimte (d.i. netto-inkomen minus woonlasten) kunnen hebben
na pensionering (Hendriks et al. 2017a, 2017b). Hierbij zijn we ervan
uitgegaan dat kopers op hun 35e een huis kopen, waardoor de
hypotheek rond pensionering afgelost is. Waar de nettobestedingsruimte voor
kopers ruim 12% stijgt ten opzichte van een paar jaar voor pensionering
(met nog de laatste hypotheekbetalingen), daalt dat voor huurders met 13%
(beide met anderhalf keer modaal inkomen). Ook bij kopers is de spreiding
groot, afhankelijk van het gezinsinkomen en de ontwikkeling daarvan; mensen
met carrière kunnen er ook op achteruit gaan. Het idee om de pensioenopbouw
generiek te versoberen lijkt dan wel een oplossing te bieden voor
oversparen op macroniveau (door de opbouw van pensioen- én woningvermogen),
maar op microniveau is dit geen goede oplossing. De huurder krijgt dan na
pensionering een nog grotere terugval in nettobestedingsruimte. Huurders
zouden eerder meer pensioen moeten kunnen opbouwen dan minder.
De grootste welvaartswinst is te halen door de vermogensopbouw in de woning mee te nemen bij het bepalen van de pensioenambitie.
Kopers hebben naar verwachting na pensionering meer te besteden dan
vergelijkbare huurders, maar in hun werkfase is hun nettobestedingsruimte
lager door hypotheekkosten (rente plus aflossingen). In die fase zouden ze
baat hebben bij maatregelen die leiden tot meer bestedingsruimte. Mogelijke
oplossingen op microniveau zijn bijvoorbeeld het verzilveren van de
woningwaarde na pensionering om zo extra geld beschikbaar te hebben
(gecombineerd met een lagere pensioenopbouw) of het beter laten aansluiten
van de pensioenopbouw bij de woonsituatie, door kopers de keuze te geven om
minder pensioen op te bouwen. Voor eenzelfde levensstandaard na
pensionering zouden huurders – ceteris paribus – meer pensioen moeten
opbouwen dan kopers, zeker als kopers hun woningwaarde verzilveren en zo
extra pensioeninkomen hebben. Zo heeft een huishouden dat een huis koopt,
geen carrière maakt en anderhalf keer modaal verdient met zo’n 20 procent
minder pensioenopbouw dan op 64-jarige leeftijd dezelfde
nettobestedingsruimte als op 67-jarige leeftijd. Als dat huishouden de
woning zou verzilveren bij pensionering en dat vermogen zou omzetten in
extra pensioeninkomen, dan zou zelfs bijna 40 procent minder pensioenopbouw
volstaan.[1]
Van twee spaarpotten naar één
Een huishouden met een eigen huis (60% van de woningvoorraad is koophuis,
bron Ministerie BZK, 2015) is sinds 2013 verplicht om op de hypotheekschuld
af te lossen om in aanmerking te komen voor de hypotheekrenteaftrek. De
(over)waarde van het huis is onderdeel van het vermogen van het huishouden
en na (meestal) 30 jaar geldt dat voor de hele woningwaarde omdat men dan
in principe geen hypotheekschulden meer heeft. Tegelijkertijd bouwen mensen
in de jaren dat ze aflossen in de meeste gevallen ook pensioen op. Kopers
sparen derhalve in twee potten, waar een vergelijkbare huurder alleen
automatisch in de pensioenpot spaart. Een huurder heeft daarmee op dat
moment een grotere netto bestedingsruimte. Na pensionering leidt het
wegvallen van de grote uitgaven voor wonen voor kopers, in combinatie met
de te ontvangen pensioenuitkeringen, in veel gevallen tot een toename van
de nettobestedingsruimte tijdens pensionering. In vergelijking met een
huurder ligt de nettobestedingsruimte van een koper op dat moment juist
hoger.
Het idee is beide vermogens (pensioen en woning) te combineren tot één:
(een deel van) het woningvermogen wordt dan in feite onderdeel van het
pensioen. Dit heeft diverse voordelen. Zo voorkomt men dat mensen verplicht
te veel ‘sparen’ in twee spaarpotten tegelijk. Er ontstaat meer
flexibiliteit om individueel te kunnen plannen en kiezen wanneer én hoeveel
te sparen en tegelijkertijd creëert het ook een mogelijkheid om tijdens
pensionering te verzilveren wat er uiteindelijk in de gezamenlijke pot zit.
Fiscale ‘paradigma shift’
De overheid stimuleert het sparen voor pensioen fiscaal doordat de opbouw
(inleg plus rendement) belastingvrij is en men pas bij uitkering belasting
betaalt over het pensioeninkomen, de zogenoemde omkeerregel. Bij de
spaarpot eigen woning werkt het nu anders. Ook hier is een fiscale
stimulans, de hypotheekrenteaftrek, maar dit leidde juist tot een stimulans
om zo min mogelijk te sparen in het huis door zo weinig mogelijk af te
lossen om daarmee dit voordeel zo groot mogelijk te houden. Door de
aanpassingen in de wetgeving de laatste jaren naar verplichte aflossing op
nieuwe hypotheken en geleidelijke inperking van de renteaftrek (stapsgewijs
naar een lagere fiscale aftrekbaarheid richting 38%), is hier beweging in
gekomen. Wij geven een verdergaand nieuw perspectief in overweging.
In plaats van de rentebetaling fiscaal te belonen, zou de overheid juist de aflossing kunnen belonen. Door de aflossingen aftrekbaar te maken
beloont men het opbouwen van woningvermogen (woningwaarde minus
hypotheekschuld) en dit prikkelt mensen om hun schulden eerder af te
lossen. Bovendien wordt hiermee het sparen in de woning fiscaal gelijk aan
die van de pensioenopbouw, waardoor het eenvoudiger te integreren is. In de
praktijk komt het er op neer dat de bedragen die men op de hypotheek aflost
tegen een percentage aftrekbaar zijn, en zodra men de gespaarde waarde weer
gebruikt voor inkomen men later afrekent met de fiscus en de claim alsnog
voldoet. Als men de woning na pensionering verkoopt of verzilvert, dan valt
het uitgekeerde bedrag in box 1 van de inkomstenbelasting, net als het
pensioeninkomen. Als men van het vermogen een pensioen inkoopt, dan betaalt
men belasting op het moment dat het pensioen tot uitkering komt. In feite
past men dan de omkeerregel toe op het deel van het woningvermogen waar een
hypotheek op rustte.
Om een en ander te illustreren kan het volgende voorbeeld helpen om zaken
concreet te maken. In de tabel 1 vergelijken we een huishouden dat
gezamenlijk anderhalf keer modaal verdient en ook pensioen opbouwt via de
eigen woning.
Tabel 1: Hoe werkt het idee van pensioenopbouw uit onder twee fiscale
regimes?
|
Huidige
fiscale stelsel (rente aftrekbaar) |
Alternatieve
fiscale stelsel (aflossing aftrekbaar) |
Inkomen (gezamenlijk)
|
52.500
|
52.500
|
Pensioenpremie
|
10.000
|
5.000
|
Aflossing
|
6.000
|
6.000
|
Rente
|
6.500
|
6.500
|
Belastingaftrek
|
2.600
|
2.400
|
Nettobestedingsruimte
|
22.126
|
25.399
|
dertig jaar volledig af. In de
voorgestelde situatie lost men het huis volledig af en is de aflossing
aftrekbaar en volgens de omkeerregel belast. De pensioenpremie van de
eigenaar zal dan kunnen dalen, om hem zo in vermogensopbouw gelijk te
trekken met de huurder [2].
Dit leidt ertoe dat de nettobestedingsruimte van de koper voor pensionering
flink stijgt. Men bouwt in zijn totaliteit minder vermogen op, maar het in
de woning opgebouwde vermogen is wel volledig beklemd voor pensioen; men
kan het vermogen dus niet vrij opnemen.
Kortom, de pensioenpremie kan bij deze voorgestelde constructie dalen omdat
met de aflossingen van de hypotheek er opbouw van vermogen is en men na de
laatste aflossing minder inkomen nodig heeft om de nettobestedingsruimte
gelijkwaardig te houden. De lagere pensioenpremie zorgt voor meer
nettobestedingsruimte. In de opbouwfase (tussen 35 en 55 jaar) zijn bij
veel huishoudens de kosten, in verband met kinderen, het hoogst. De
constructie voorkomt dat mensen in de opbouwfase verplicht dubbel sparen en
het spreidt de nettobestedingsruimte gelijker over het leven. Het is dan
aantrekkelijk om meer bestedingsruimte in de opbouwfase te hebben, in ruil
voor een potentieel overschot na pensionering.
Het is aan de mensen om te bepalen of men liever vermogen opbouwt in het
pensioenfonds of via het eigen huis. Een integraal (fiscaal) kader laat
mensen die afweging maken en voorkomt eventueel oversparen. Voor huurders
zou het fiscaal kader mogelijk verruimd kunnen worden. Op deze manier
zouden zij meer ruimte kunnen krijgen om vermogen op te bouwen (buiten het
eigen huis) dan het huidige pensioenkader. [3]
Aandachtspunten
Het idee heeft nog wel enkele punten die keuzes vereisen. Ten eerste moet
men bijvoorbeeld bepalen wat te doen als mensen het woningvermogen niet
gebruiken. Dit is het geval als de eigenaar tot zijn dood in het
hypotheekvrije huis blijft wonen. Het lijkt logisch de latente
belastingclaim te verrekenen met de erfgenamen. Ten tweede zal niet
iedereen het hele woningvermogen financieren met een hypotheek. Daarmee
wordt ook niet het hele toekomstige woningvermogen belastbaar. Ten derde
zullen mensen hun huis renoveren of verbeteren zonder een hypotheek op te
nemen. Daarbij moet men onderscheid maken tussen onderhoudskosten en
waardevermeerdering. Bij waardevermeerdering zullen mensen ook slechts naar
rato belasting hoeven te betalen. Onder geen geval moet men investeringen
in de eigen woning ontmoedigen. Ten vierde zal men ook een oplossing moeten
vinden voor de belastingclaim bij verkoop voor pensionering. Mogelijke
oplossingen zijn (verplicht) inkopen van een pensioen, het vermogen
oormerken, het vermogen aanwenden voor de aankoop van een nieuwe woning of
eventueel direct afrekenen. Ten vijfde vinden mensen zowel pensioen als
hypotheek al complex en maakt het combineren het mogelijk nog complexer. Zoals de contouren van een nieuw pensioenstelsel er nu uitzien past het
gebruik van het vermogen van de eigen woning prima in het “eigen
pensioenpotje”.
Door de vermogens in eigen woning en pensioen te integreren ontstaat meer bestedingsruimte in de opbouwfase voor huizenkopers. Het maakt het eenvoudiger om het inkomen voor en na pensionering op elkaar en op individuele wensen af te stemmen.
Conclusies
Huurders bouwen minder vermogen op voor hun oude dag en een algemene
versobering van hun pensioenopbouw zou hun nettobestedingsruimte na
pensionering verder verslechteren en leiden tot een grotere terugval.
Kopers bouwen meer vermogen op en hebben na pensionering meer te besteden,
maar hebben vóór pensionering juist minder te besteden dan huurders. Door
de vermogens in eigen woning en pensioen te integreren ontstaat meer
bestedingsruimte in de opbouwfase voor huizenkopers. Het maakt het
eenvoudiger om het inkomen voor en na pensionering op elkaar en op
individuele wensen af te stemmen. Daarbij komt dat de fiscale inbedding een
natuurlijke prikkel geeft om sneller af te lossen en zo de schuld te
verlagen. Dit verkort de balansen van de Nederlandse huishoudens. Ook past
dit als antwoord op de internationale druk (zie bijv. de recente
aanbeveling van het IMF, 2017) op Nederland om deze onbalans te corrigeren.
Er is niet langer belastingaftrek, maar uitstel van belasting, omdat men de
claim na pensionering alsnog afrekent. Hierdoor verdwijnt de bevoordeling
van koper versus huurder. Het houdt de stimulans voor eigenwoningbezit in
stand (na pensionering is de belasting lager), maar maakt de fiscale
afhandeling wel eerlijker over de inkomensgroepen. Verder stijgt het
besteedbaar inkomen omdat men minder pensioenpremie hoeft af te dragen. En,
tot slot, de overheid bespaart op de hypotheekrenteaftrek. Het lijkt
logisch dat de overheid deze besparing teruggeeft aan de burgers in de vorm
van lagere marginale belastingtarieven of andere maatregelen.
Voetnoten:
[1]
Bij verzilveren veronderstellen we dat mensen 85% van hun
woningwaarde kunnen verzilveren en na verzilvering huur gaan
betalen.
[2]
In dit voorbeeld bouwt men in het alternatieve fiscale stelsel €
11.000 pensioen op, 5.000 via het pensioenfonds en 6.000 via de
woning.
[3]
In het rapport ‘Huishoudenbalans ten behoeve van de Studiegroep
Duurzame Groei’ uit juli 2016 staat het advies om niet meer zoveel
verplicht af te lossen omdat huishoudens te veel vermogen opbouwen,
wat de consumptie te veel remt en zorgt voor oversparen. Naast een
lagere pensioenopbouw is een lagere aflossing op de hypotheek ook
een manier om mogelijk oversparen op te lossen.
Referenties:
Hendriks, I., M. Kok, N. Kortleve, M. Kropman en J. van Valkengoed, 2017a,
“Generiek pensioenbeleid past niet bij heterogeniteit inkomen en
woonsituatie”, Pensioen Magazine, maart 2017, blz. 14-16.
Hendriks, I., M. Kok, N. Kortleve, M. Kropman en J. van Valkengoed, 2017b,
“Pensioen- en woningvermogen beter op elkaar afstemmen”, Pensioen
Magazine, april 2017, blz. 15-19.
IMF, 2017, “Kingdom of the Netherlands Article IV consultation 2016”, IMF
Country Report No. 17/77, 3 april 2017.
Mehlkopf, R., C. van Ewijk, S. van den Bleeken en C. Hoet, 2017, “De waarde van maatwerk in pensioen”, Netspar Brief 08, 2017.
Ministerie van Binnenlandse Zaken, 2015, Wonen in beweging, Den
Haag.
Parlevliet, J., en T. Kooiman, “De vermogensopbouw van huishoudens: is het beleid in balans?”, De
Nederlandsche Bank, Occasional Studies Vol. 13, No. 1, 2015
Te citeren als
Ireen Hendriks, Martien Kok, Niels Kortleve, Marcellino Kropman, Joost van Valkengoed, “Sparen voor pensioen via hypotheekaflossingen”,
Me Judice,
12 april 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Hofje’ van Marie (CC BY-NC 2.0).