Einde van de geschiedenis?
Wat Francis Fukuyama bedoelde met zijn claim van ‘het einde der geschiedenis’ was dat de rivaliteit tussen politieke ideologieën voorbij is, met de
kapitalistische liberale democratie als het enig overgebleven levensvatbare systeem.
Daar is nogal wat kritiek op gekomen. Wat te zeggen van de opkomst van islamitisch fundamentalisme, en de claim van IS om een kalifaat te vestigen in het
Midden Oosten en verder? Wat te zeggen van de opkomst van autoritaire regimes, zoals in China, Rusland, en Turkije, die ruimte geven aan kapitalistische
markten maar niet aan liberale vrijheden? Zij bieden ‘groei zonder democratie en vooruitgang zonder vrijheid’, zoals dat recent genoemd werd in de New York
Review of Books. En wat te zeggen van de populistische rebellie in West-Europese democratieën?
In een recent artikel erkende Fukuyama deze tegenvallers, maar hij herhaalde zijn claim dat desondanks uiteindelijk de kapitalistische liberale democratie
onvermijdelijk zal overwinnen. Het valt natuurlijk nooit te bewijzen dat iets niet zal plaats vinden, maar wat zijn de theoretische en empirische
argumenten? Fukuyama claimt, en dat is plausibel, lijkt mij, dat op langere termijn de IS niet zal slagen in zijn gewelddadige vernietiging van vrijheid.
Hij claimt ook dat China, Rusland en Turkije op zullen lopen tegen het fenomeen dat de middenklassen bij toenemende welvaart vrijheid zullen eisen, met de
liberale democratie als de onvermijdelijke uitkomst. Dat is minder vanzelfsprekend. Middenklassen zouden er voor kunnen kiezen om zich om te laten kopen
met welvaart en privileges. Vrijheid kan worden geofferd, zelfs met een zekere graagte, aan een gevoel van nationalistische eenheid.
Democratisch tekort
Fukuyama wijst op de opstanden tegen autoritaire regimes en corruptie in bijvoorbeeld Egypte en Turkije. Ja, maar die zijn bijna alle weggeëbd, op een zijspoor
gezet of onderdrukt. Als tegenvoorbeelden, tegen de kapitalistische liberale democratie, geef ik de straatprotesten in Griekenland en Spanje tegen de ontsporing van financiële
markten en democratische instituties, de protesten van de ‘Occupy’ beweging, en wijdverspreide demonstraties tegen kapitalistische mondialisering. Die
protesten lijken ook te zijn verdampt, opgelost, onderdrukt of op een zijspoor gezet. Bewijst dit dat de protestbewegingen misleid waren, en bevestigt het
de triomf van kapitalistische liberale democratie? Nee: evenmin als de verwaaide protesten in autoritaire staten de superioriteit daarvan bewijzen.
Westerse kapitalistische democratieën tonen een onvermogen om de teugelloze verovering van alles door markten, excessen van hebzucht, extremen van
ongelijkheid in inkomen en rijkdom, de politieke macht van geld, een cultuur van egoïsme en narcisme, en zelfbevrediging van populisme in te tomen. Dit
versterkt het zelfvertrouwen, de acceptatie en de verspreiding van autoritaire regimes over de wereld, die zich presenteren als ‘bolwerken tegen westers
individualisme’.
De pluriformiteit van mening en invloed in een democratie geeft het potentiële voordeel van tijdige onderkenning van imperfecties, met correctie van fouten
en excessen, in contrast met het monomane in stand houden van wanen van perfectie in autoritaire visie en regie, dat vroeg of laat vervalt in rampzalige
ineenstorting. Democratie moet dan nu wel zijn vermogen om tijdig te corrigeren bewijzen, en zijn dwalingen corrigeren, in een drastische herziening van
aan de ene kant excessen van de welvaartsstaat en bureaucratisch ontwerp, en aan de andere kant excessen van marktideologie, met de toenemende ongelijkheid
van macht, inkomen en rijkdom. Conservatieven en progressieven moeten elkaar hierin kunnen vinden, de ene hierin en de ander daarin. Als onze democratie
hierin faalt, zal het zelf vroeg of laat vervallen in rampzalige ineenstorting, en zal het tonen niet beter te zijn dan autoritaire regimes. Het is echter
de vraag of verandering van ons systeem van binnenuit mogelijk is.
Systeemtragedie
Michel Foucault liet zien hoe instituties onafwendbare macht uitoefenen (hij besprak gevangenissen, ziekenhuizen en gestichten). Hij liet zien hoe
culturele systemen geïnternaliseerd worden, hoe zowel degenen die macht uitoefenen als degenen die het ondergaan het gaan zien als vanzelfsprekend.
In zijn recente boek La société des égaux herinnerde Pierre Rosanvallon aan de paradox van Bossuet: In de Westerse samenleving klagen
mensen over de gevolgen (marktfalen, financiële crises, toenemende ongelijkheid van rijkdom, belastingontduiking, misbruik van sociale voorzieningen,
lobbying en het buigen van regels door en voor grote ondernemingen) van oorzaken waar zij zelf deel van uitmaken, in een cultuur van individuele
zelfrealisatie, narcisme, en ieder voor zich, die iedereen zich eigen heeft gemaakt. De burgerlijke pot verwijt de kapitalistische ketel. Dit verklaart
waarom ondanks hun onvrede mensen niet in opstand komen. Ideologisch heeft verzet geen poot om op te staan. Het socialisme is zichzelf in dat vacuüm ook
kwijt geraakt.
We leven onder wat ik noem systeemtragedie. Door de verwevenheid van handelen in een complex systeem van economie en samenleving gebeuren er
dingen die niemand aan zag komen en niemand bedoelde of wil, in een anoniem samenspel van krachten waar de schuld moeilijk af te schuiven is op individuen.
Er zijn op verschillende niveaus prisoners dilemmas: men wil wel anders maar kan zich dat alleen permitteren als anderen dat ook doen. Iedereen
zegt dat en raakt in die omarming verstard.
Neem de financiële sector. Om niet in carrières het onderspit te delven, en aangemoedigd door bonussen, spelen medewerkers van banken het spel mee van slim
winst maken met het afschuiven van risico op de samenleving, banken moeten wel mee onder druk van aandeelhouders en arbeidsmarkten, en regeringen willen
niet met al te draconische maatregelen de banksector het land uitjagen.
Hoe te veranderen?
Hoe kan dan verandering tot stand komen? In West Europa had de generatie 1968 idealen voor verandering. Zij vond geen weg om die te realiseren buiten het
systeem, en liet zich coöpteren in het systeem, met de bedoeling om in een ‘lange mars door de instituties’ de verandering tot stand te brengen. Zij
faalde, en met het lamme excuus dat ze opliepen tegen de systeemtragedie, nestelde zij zich er in om er van te profiteren, en leverde zij de nu verguisde
managers en financiers die het systeem consolideerden.
De Occupy beweging weigerde om door deelname als politieke partij in die val van coöptatie te trappen, en raakte daardoor op een zijspoor buiten
het politieke proces, en maakte daarmee zichzelf irrelevant als machtsfactor. Afgezien van een wegebbend symbolisch effect hebben ze geen blijvende,
structurele invloed. Ze is verdampt.
Wat nu? Als het onmogelijk is het systeem van binnenuit te veranderen, en vreedzaam protest van buiten geen effect heeft, moeten we dan wachten tot een
revolutie uitbarst? Misschien krijgt Fukuyama gelijk en trekt de kapitalistische liberale democratie aan het langste eind, maar dan niet uit verdienste
maar uit de onmogelijkheid tot verandering, waarmee zij zich als democratie diskwalificeert. Of winnen de autoritaire regimes meer terrein?
* Dit stuk is ontleend aan artikelen uit de blog http://philosophyonthemove.blogspot.nl
Referenties
Ignatieff, Michael, 2014, Are the Authoritarians Winning?, New York Review of Books, 61 (12), p. 53.
Fukuyama, Francis, 2014, At the end of history still stands democracy, Wall Street Journal, 6 juni 2014.
Rosanvallon, Pierre, 2011, La société des égaux, Paris: Editions Seuil.
Te citeren als
Bart Nooteboom, “Kapitalistische liberale democratie is een van meerdere bestemmingen”,
Me Judice,
16 september 2014.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Louis Vest,
Flickr.