Rapport financiële experts
Afgelopen week heeft een groep van 14 Duitse en Franse financiële economen
een rapport doen verschijnen, waarin ze voorstellen verdedigen om tot een
consistente financiële architectuur te komen voor de eurozone (CEPR, 2018).
Het rapport tracht de Duitse hang naar marktdiscipline te verenigen met de
Franse hang naar risicodeling. Het rapport behandelt een serie thema’s,
waaronder de volgende de belangrijkste zijn:
- De staatsschulden van een aantal eurolanden vormen nog steeds een
probleem;
- Zo ook de positie van de banken: hun soliditeit is niet zodanig dat we
zonder vrees een volgende schok tegemoet kunnen zien;
- De Duitsers hebben een punt als ze sterk hechten aan marktdiscipline en
streng toezicht. De Fransen hebben een punt waar ze benadrukken dat de economieën in de eurozone dermate vervlochten zijn, dat elk land dat in problemen
komt, een gevaar is voor de rest van de eurozone. Dit betekent dat er
instrumenten moeten zijn, die de risico’s delen.
De financiële stabiliteit staat centraal; de politiek gaat over andere
publieke goederen. Deze stabiliteit vereist het stellen van een aantal
regels, die met elkaar een consistent geheel vormen, en de politici de
mogelijkheid geven om op elke mogelijke situatie adequaat te reageren. De
huidige begrotingsregels moeten worden vervangen en een euro-begroting
invoeren louter uit overwegingen van stabilisatie is ongewenst. Een
dergelijk institutioneel raamwerk bestaat uit de volgende elementen:
- Er moet een regel komen die de hoogte van de overheidsuitgaven verbindt
aan de hoogte van de staatsschuld;
- Er moet een fonds komen, die ledenlanden-in-problemen kapitaal
verleent. Er zullen stevige voorwaarden moeten worden verbonden aan
dergelijke hulp. De huidige ESM kan hiertoe uitgerust worden;
- Dit fonds kan een vorm van eurobonds uitgeven – ‘synthetic euro area
safe assets’ - waarvan de waarde wordt bepaald door een mandje van
staatsobligaties.
- Een probleemland, dat serieus werkt aan de noodzakelijke hervormingen,
komt in aanmerking voor een herstructurering van haar schulden.
De bankenunie wordt als een goede zaak beschouwd, de begrotingsregels
werkten echter niet goed en de ‘no bail out’-regel kon niet worden
waargemaakt. De groep committeert zich aan de doelstelling dat de euro moet
blijven, en dat een synthese moet worden gezocht in de eisen van
marktdiscipline en risicodeling.
De ontbrekende analyse
Het idee dat financiële experts door middel van financiële instrumenten de
financiële markten kunnen stabiliseren, zonder dat andere maatschappelijke
sectoren in de analyse worden betrokken, duidt erop dat de neoklassieke
analyse ten grondslag ligt aan de beleidsvoorstellen. Geld is alleen
neutraal als er vanuit wordt gegaan dat alle markten vrij en concurrerend
zijn. Geen enkele markt, uitgezonderd de geldmarkt, kan dan andere markten
uit evenwicht brengen. Elke markt heeft zijn eigen prijsmechanisme, dat de
markt stabiel houdt. Monetaire politiek, gevoerd door een onafhankelijke
centrale bank, dient het proces van geldschepping te beheersen.
Neoklassiek georiënteerde economen zien in de westerse economieën drie
grote problemen. In de eerste plaats kan de monetaire politiek slecht
worden uitgevoerd. Milton Friedman (1968) had als vuistregel dat de
geldgroei gelijk moet zijn aan de trendmatige groei van het volume van de
productie. Hierdoor draagt dit beleid bij aan de stabiliteit van de
economie: in tijden van opgang groeit de geldvoorraad minder en in tijden
van neergang groeit het sterker dan de trend in de volume-ontwikkeling. De
regel van Taylor is strenger en schrijft voor dat de reële interestvoet een
negatieve functie is van de relatieve productie-’gap’ (verschil tussen
potentiële en feitelijke productie, zie Taylor, 1993). De Federal Reserve (Fed)
heeft zich in de eerste jaren van deze eeuw niet aan deze regel gehouden,
waardoor de interestvoet te laag bleef. In de tweede plaats moeten de
instituties van andere markten - vooral de arbeidsmarkt is hier belangrijk
– marktconform zijn. Dit is in vele westerse economieën niet het geval,
hetgeen stagnatie oplevert als gevolg van een slechte concurrentiepositie
op de wereldmarkt. In de derde plaats kan de overheid te groot worden,
waardoor de collectieve lasten te zwaar worden voor bedrijven en gezinnen.
De instelling van een gemeenschappelijke munt kan bijdragen aan het bereiken van gemeenschappelijke doelstellingen; maar het kan ook de verhoudingen schaden.
De reactie van de eurozone was geheel in overeenstemming met de
neoklassieke analyse. Er is stagnatie, en dús moeten we onze
concurrentiepositie door middel van een vermindering van de
overheidsinvloed verbeteren. Op één punt was er onenigheid: volgen we
Friedman of de visie van Hayek (1931)? In dit boek presenteert hij een
neoklassieke/Oostenrijkse theorie, waarin de vrije economie op geen enkele
wijze gestabiliseerd moet worden door middel van monetaire politiek – dat
doet de reële sector automatisch, zolang de lonen en interestvoet in alle
vrijheid hun evenwichtswaarde kunnen zoeken. Vooral de Duitse en
Nederlandse centrale bank waren van mening dat de analyse van Hayek actueel
was (en nog steeds is): de interestvoet is te laag, waardoor veel
speculatieve beleggingen uitgelokt worden. Inflatie ligt op de loer, en de
volgende inzinking staat daarmee voor de deur. Indien we de
overheidsinvloed sterk verminderen, zal de economie zich ‘automatisch’ weer
herstellen. Tot op dit moment heeft Friedman de strijd gewonnen en Keynes
doet helemaal niet mee.
Heterodoxe economie kan niet genegeerd worden
Heterodoxe economie is een rijke en diverse verzameling van analyses en
theorieën, die handelen over de ‘real world’ [1]. Ze verwerpen de
orthodoxe en neoklassieke strategie, die uitgaat van de idee dat mensen
alleen economisch gemotiveerd zijn. Ook de psychologie en de sociologie
hebben hun inbreng. Heterodoxie gaat over de vraag welke instituties het
menselijk gedrag zodanig kanaliseren, dat welvaart en rechtvaardigheid
worden bereikt. Zonder effectieve instituties is er chaos en onzekerheid,
en is iedere vorm van planning en particulier initiatief onmogelijk.
De instelling van een gemeenschappelijke munt kan bijdragen aan het
bereiken van gemeenschappelijke doelstellingen; maar het kan ook de
verhoudingen schaden. Het belangrijkste kenmerk van een groep van landen,
die een gemeenschappelijke munt overwegen, is een gedeelde visie
op de wijze waarop een samenleving functioneert, en welke mogelijkheden tot
verbetering er zijn. Ontbreekt gemeenschappelijke analyse en strategie, dan
zullen de conflicten elkaar in hoog tempo opvolgen. Het is dan beter om een
jaar of 20 te besteden aan een voortdurende dialoog tussen wetenschappers,
politici en belanghebbenden. Het bouwen aan een Europese ‘civil society’ is
essentieel, maar neemt tijd in beslag.
Het gaat erom een permanent gesprek te institutionaliseren, waarin mensen
op elk denkbaar niveau communiceren over vragen van integratie en
autonomie, over cultuur en identiteit, over vrijheid en gelijkheid.
Aanhoudende confrontatie in een kader waarin iedereen de ander als
gelijkwaardig beschouwt, maakt deelnemers rationeler en moreler. Overal is
corruptie en fraude, die het onderlinge vertrouwen ondermijnen. Liegen is
vaak normaal en het discrimineren van minderheden en mensen die kritisch
zijn, is dagelijkse praktijk. In sommige landen zijn de verantwoordelijke
mensen in gezinnen, bedrijven en overheidsinstellingen rationeler en
moreler dan in andere landen. Dit leidt tot rivaliteit, welke zijn eigen
dynamiek kent, en waar alle betrokken partijen vervolgens weer irrationeel
en immoreel mee omgaan [2].
Deze vicieuze cirkels moeten worden doorbroken – inderdaad, anders zal de
euro geen blijvend succes zijn.
In de kring van academische economen worden heterodoxe economen genegeerd.
Ze doen niet mee in de grote en almachtige neoklassiek georiënteerde
tekstboeken. Ieder jaar stromen massa’s economen van de universiteit naar de
maatschappij – allemaal met neoklassiek gestructureerde geesten en breinen.
Het rapport van CEPR is hier ook een voorbeeld van. Van de radicale
economen weten we waarom vrije kapitaalmarkten niet tot optimale uitkomsten
leiden. Van de post-keynesianen leren we dat regulering van de financiële
markten gepaard moet gaan met discretionaire begrotingspolitiek – in
tegenstelling tot vaste begrotingsnormen (Negishi, 1979). Zeker in tijden
van depressie – zoals dat het laatste decennium het geval was – is het
belangrijk om de effectieve vraag naar goederen te stimuleren. De kracht
van een economie bestaat ook uit solide gefinancierde gezinnen en
bedrijven. Het is eenzijdig om louter naar de staatsschuld te kijken. De
overheid is bij uitstek de ‘spender of last resort’ – een relatief hoge
staatsschuld is dan zeker niet een verschuiving van de lasten naar de
volgende generatie.
De gekozen normen over staatsschuld en begrotingstekort zijn volstrekt
willekeurig, waarbij de huidige praktijk gedicteerd wordt door een liberaal
verlangen naar een kleine overheid. Daar het beheersen van de geldvoorraad
heel moeilijk is en weinig effect sorteert, heeft een economie ook baat bij
een stabiel macroloonpeil. Een vrije markteconomie is geen stabiel systeem
omdat in tijden van een depressie de macroloonvoet de neiging heeft te
dalen, waardoor de daling van productie en werkgelegenheid zich doorzet. In
een overleg tussen overheid, werkgeversorganisaties en vakbonden moet deze
loonstabiliteit gestalte krijgen. De oplossing die post-keynesianen
verdedigen is de volgende. De overheid verhoogt de effectieve vraag naar
goederen. Hierdoor kan er enige inflatie ontstaan. Indien dit niet wordt
doorberekend in de macroloonvoet, kunnen werkgevers en vakbonden op
micro-niveau deze ruimte besteden aan de vereiste flexibiliteit: schaarse
arbeid wordt dan iets duurder, terwijl overvloedige arbeid een daling in
het reële loon moet accepteren. Had de Trojka deze oplossing maar overwogen
in het dossier Griekenland! Waarom kwamen ze niet op deze gedachten?
Ingeslepen gedachten
Van de econoom Veblen weten we dat ‘habits of thought’ tot de
invloedrijkste instituties behoren. Toegepast op de economische experts,
betekent dit dat het eenmaal ‘gekozen’ paradigma een sterke invloed heeft
op de werkwijze. Het wordt dan belangrijk om deze onder geen enkele
omstandigheid te wijzigen. De psycholoog Kahneman (Nobelprijswinnaar in de
economie) beschrijft wat ik noem paradigma-starheid in termen van
systeem 1 en systeem 2. Het eerste systeem betreft informatiestromen, die
door een selectiemechanisme als passend bij de bestaande kennisstructuur
wordt betiteld. De verwerking gaat snel en vereist weinig energie. Systeem
2 daarentegen krijgt informatie te verwerken, waar het systeem nog over
moet nadenken. Bepaalde informatie komt er niet door; andere informatie
wordt na uitgebreide en energierovende overdenking wel geaccepteerd. Dit
proces is de kern van onze irrationaliteit en het is de belangrijkste taak
van een wetenschapper zijn eigen irrationaliteit te ontdekken. De economen
Adam Smith en Amartya Sen hebben zich ook hiermee bezig gehouden. Beide
noemen zelfbeheersing als belangrijkste institutie - beheers de sterke
drang om geld en carrière boven alles te stellen, en denk na over het goede
antwoord, in plaats van wat jouw groep gewoon is te denken.
Europese Unie is een waarden-gemeenschap
De econoom Weber(1991) heeft ons gewaarschuwd voor een trend in de westerse
samenleving van waarden- naar instrumentele rationaliteit. Economisch
instrumentalisme richt zich op het maximaliseren van de consumptie. Wat we
produceren is niet relevant, als het maar efficiënt gebeurt. De EU heeft
zich echter als een waarden-gemeenschap gepresenteerd. Dat betekent dat
welvaart voor iedereen, rechtvaardigheid en ecologisch balans
kerndoelstellingen zijn. Democratie is meer dan besluitvorming op basis van
meerderheden. Ieder mensenleven telt, en iedereen verdient een
discretionaire ruimte waarin hij zijn besluiten kan nemen, waarbij een
decente hoeveelheid middelen hem ten dienste staan. Het is natuurlijk de
bedoeling dat op termijn alle EU-landen de euro als hun munt beschouwen.
Maar de wijze waarop de financiële sector zich de laatste decennia heeft
ontwikkeld, past geheel in het plaatje van Weber. Niet meer wortelend in de
gemeenschap, en financierend al wat zich maar voordoet als financieel
rendabel. Schokkend te zien dat de financiële top zich nog steeds aan het
verrijken is, ten koste van de gemeenschap en het milieu.
Instrumentalisten versus gemeenschapsdenkers
Dit rapport van financiële experts toont dit inzicht niet – ze hebben
misschien nog nooit van Max Weber gehoord. De schrijvers zijn zelf
instrumentalisten en instrumenten in handen van degenen die de economieën
uitbuiten. Duitsland en Frankrijk sluiten een compromis, de rest past zich
aan en de productiegroei kan ongestoord verder gaan. Een land, dat in
financiële problemen komt, dient haar markten, inclusief de arbeidsmarkt
verder te dereguleren, en haar overheidsbedrijven en desnoods hele eilanden
te verkopen aan de hoogste bieder. Het alternatief is de vorming van een
Europese ‘civil society’. Als start kunnen we ons voorstellen dat mensen op
persoonlijke titel groepen vormen met een diverse samenstelling: stafleden
van werkgeversorganisaties en vakbonden; leden van politieke partijen,
groepen van belanghebbenden, wetenschappers van allerlei soort. In het
geval van de eurozone houdt dat onder meer in de vorming van een groep van
wetenschappers, die een grondige kennis hebben van de belangrijkste
perspectieven op de economie als maatschappelijke sector. Zo’n groep van
wetenschappers brengt gevraagd en ongevraagd rapporten uit, waarin analyses
wordt gepresenteerd, afgeleid uit expliciet geformuleerde paradigma’s. De
Europese Unie is opgericht om een volgende oorlog te voorkomen. Dat gaat
niet lukken als er een gemeenschappelijke munt komt op voorwaarden die door
een paar landen worden gedicteerd. Het gaat wel lukken als de verschillende
volkeren op vele niveau’s met elkaar in gesprek gaan. EU, zoek uw
innerlijke kracht.
Voetnoten:
[1]
Deze tekst is gebaseerd op een tweetal publicaties, te weten: Piet
Keizer (2015, 2017)
[2]
De Grieken hebben zich onredelijk gedragen voorafgaand aan de
crisis. De Duitsers hebben onredelijke, slecht doordachte
financieringsvoorwaarden aan Griekenland opgelegd. Als de Griekse
minister van Financiën dan bij de Duitse minister van Financiën op
bezoek komt om over die voorwaarden te praten, weigert de Duitser
zijn Griekse ‘collega’ de hand te schudden. Dat staat natuurlijk in
alle Griekse kranten!!
Referenties:
CEPR (2018), Reconciling risk sharing with market discipline: A constructive approach to euro area reform, Policy Insight no.91.
Friedman, M. (1968), The Role of Monetary Policy, American Economic Review, 68 (1) 1-17.
Hayek, F. A. von (1931), Prices and Production, Routledge and
Kegan Paul.
Keizer, P. (2015), Multidisciplinary Economics, A Methodological Account, Oxford:
Oxford University Press.
Keizer, P. (2017),
Hoe de crisis het economische denken verandert; linkse en rechtse
dogma’s ontrafeld
, Amsterdam: Amsterdam University Press.
Negishi T. (1979), Microeconomic foundations of Keynesian Macroeconomics,
Amsterdam: North-Holland.
Taylor, J. (1993), Discretion versus Policy Rules in Practice, Carnegie-conference Series on Public Policy, 195-227.
Weber, M. (1991), From Max Weber: Essays in Sociology, London:
Routledge.