Gevestigde ideeën
Zondag 29 januari werd de president van DNB, Klaas Knot, in het
televisieprogramma Buitenhof geïnterviewd over het protectionisme van Trump
en over de ideeën van het IMF inzake de schuldenpositie van Griekenland.
Zijn gezichtspunten bleken naadloos aan te sluiten bij de theorieën die al
zolang het economieonderwijs en economisch onderzoek in de westerse wereld
domineren – zeker ook in Nederland en Duitsland.
Protectionisme werd door hem afgewezen met argumenten die ontleend worden
uit de orthodoxe welvaartseconomie. Zolang partijen vrijwillig met elkaar
handel drijven, is de allocatie van schaarse middelen optimaal. In een
wereldeconomie met vrije markten, wordt de welvaart gemaximaliseerd. In het
geval van externaliteiten, zoals milieuvervuiling moet de overheid
wetgeving ontwikkelen om de vervuiling optimaal te laten zijn. Een
(tarief)muur rondom de Verenigde Staten zal er voor zorgen dat er meer
goederen die door Amerikanen worden gekocht, in Amerika worden gemaakt.
Maar de Amerikaanse kopers hebben dan wel een hogere prijs te betalen,
terwijl producenten in het buitenland minder kunnen verkopen. Het verlies
is groter dan de winst, omdat Amerikaanse werknemers goederen maken die
goedkoper in het buitenland hadden kunnen worden gemaakt, en dus beter iets
anders hadden kunnen produceren, met andere woorden: Ricardo’s wet van het
comparatieve voordeel. Ergo, ontmantel de tariefmuren en de welvaart in de wereld stijgt.
Twee werelden
Hier doet zich nu een probleem van de eerste orde voor. Er worden twee
situaties met elkaar vergeleken: de eerste situatie is een statisch beeld
van de wereldeconomie met muren, en de tweede situatie geeft eenzelfde
beeld, maar dan zonder muren. Het grote probleem met comparatieve statica
is dat impliciet wordt aangenomen dat het aanpassingsproces geen tijd kost
en perfect verloopt. Hoe anders is de dagelijkse realiteit: we zitten
vrijwel allemaal permanent in een veelheid van aanpassingsprocessen. Maar
sommigen hebben veel meer mogelijkheden tot efficiënte aanpassing dan
anderen. In Nederland hebben academici een door de overheid gefinancierde
buffer opgebouwd in de vorm van menselijk kapitaal. Worden ze werkloos, dan
kan bij- of herscholing de werkloze al snel weer in meer belovende
richtingen solliciteren. Mensen die geestdodend werk verrichten, zijn wat
dat betreft, veel kwetsbaarder voor verandering. Toenemende vrijhandel en
technologische vooruitgang vormen voor hen een dodelijke combinatie.
Angelsaksische tekstboeken laten deze processen niet zien, en behandelen
ook niet de sociale oorzaken en gevolgen van het voortdurende ontstaan van
sociale schisma’s.
Grote fout
De orthodoxe welvaartseconomie gaat ook in op de vraag of een steeds
toenemende wereldwelvaart betekent dat vrijhandel voor ieder persoon
voordelig is. Het antwoord is nee. Vele industriearbeiders in het westen
hebben hun baan verloren, omdat andere regio’s in de wereld het werk
overnamen. Die westerse arbeiders moeten zich dus aanpassen, en
bijvoorbeeld computercursussen gaan volgen, of opnieuw naar de middelbare
school. Velen hebben daar de intellectuele en mentale capaciteit niet voor.
In een markteconomie betekent dit dat er voor hen geen plaats is – de
verwachte marginale productiviteit is daarvoor veel te laag.
De bedenkers van de welvaartseconomie hebben
hun analyses nooit bedoeld als beschrijvingen van de reële wereld.
De theorie
adviseert dat de winnaars de verliezers te compenseren. In de praktijk komt
daar vaak niets van terecht. De bedenkers van de welvaartseconomie hebben
hun analyses nooit bedoeld als beschrijvingen van de reële wereld. Liberaal georiënteerde economen, zoals Van Wijnbergen, Bovenberg, en in iets mindere
mate Teulings en Jacobs, zijn dat toch gaan doen: orthodoxe economie als
theoretische fundering van empirisch onderzoek en beleidsadvies. Dit zijn
we de neoklassieke analyse gaan noemen. Deze analytische fout is een
catastrofe gebleken.
Prijsmechanisme lost alle problemen op
Het tweede onderwerp dat in Buitenhof werd besproken, was de visie
van het IMF op de schuldenpositie van de Griekse overheid. Knot stelde zich
niet achter het IMF op, maar benadrukte het grote belang dat de Grieken hun
economie liberaliseren. Zonder marktconforme instituties geven marktprijzen
geen goede indicatie van de schaarste van een goed. In geval van
werkloosheid moeten de lonen omlaag, waardoor Griekse arbeid weer
meer concurrerend wordt.
Weer die orthodoxe economie, zonder restrictie toegepast op de dagelijkse
werkelijkheid. Wat hier ontbreekt is het besef dat een marktanalyse niet
hetzelfde is als een analyse van een markteconomie. Bovendien functioneert
een stabiele markteconomie – altijd in de buurt van evenwicht – anders dan
een markteconomie die zich in een depressie bevindt. Dit houdt in dat een algehele Griekse loondaling een daling van de vraag naar
goederen genereert, waardoor productie en werkgelegenheid dalen. In de
neoklassieke economie is dat niet het geval – bestedingen zijn als gevolg
van algeheel optimisme over de aanhoudende welvaart niet gevoelig voor een
loondaling. Het beroemde hoofdstuk 19 van de “General theory” beschrijft
het aanpassingsproces in tijden van depressie nauwkeurig. Maar Keynes is al
lang geen onderdeel meer van de universitaire programma's. Wel sneu voor de
Grieken.
Gebrek aan brede opleiding
De president van DNB is een intelligente en integere man, die in een
persoonlijk gesprek goed luistert. Dat maakt hem tot een ideaal persoon om
de negatieve invloed van zijn opleiding en het netwerk waarin hij zich
begeeft te illustreren. Uit zijn argumentatie blijkt dat hij zichzelf nooit
grondig heeft geconfronteerd met heterodoxe economie. Dit geldt voor
praktisch alle vooraanstaande economen. Er zit een sociale muur omheen:
heterodoxe economie dringt zodoende niet door tot de leden van de groep van
leidende economen – laat staan een confrontatie met orthodoxe sociologie en
orthodoxe psychologie (Keizer, 2015, 2016). Maar een intelligent en integer
persoon heeft toch de intellectuele en mentale lenigheid om over een
dergelijke muur heen te stappen? In de praktijk blijkt echter telkens weer
dat – zeker voor mensen met drukke banen – de geest zich afsluit voor
informatie die hun comfortzone bedreigt: “het zal toch blijken dat we ons
al die tijd zo fors hebben vergist” (Kahneman, 2012). Niet iedereen heeft
een sterke persoonlijkheid zoals de Belgische econoom Paul de Grauwe, die vorig jaar nog in de NRC bepleitte: “mensen, laat die dogma’s toch eens los”,
wel blijkt te hebben.
Om te laten zien dat het denken van DNB niet louter steunt op de teksten
van de president, maak ik nog een paar opmerkingen over het interview van
Job Swank in het Financieele Dagblad (31 januari 2017). Hij blijkt nog steeds
vast te houden aan de idee dat de crisis, die het gevolg was van een
gedereguleerde financiële wereld, het beste kon worden bestreden met forse
bezuinigingen op de overheidsuitgaven. Ondanks het feit dat de hoogte van
de particuliere schulden het probleem waren en nog steeds zijn, legt hij de
nadruk op de overheidsschulden. Ook vindt hij begrotingsevenwicht iets
moois – ook in onze wereld van particuliere spaaroverschotten. Hier is geen
kruit tegen gewassen. Met Nederland gaat het beter – zeker. Maar wat heeft
ons land parasitair gedrag vertoont door in depressietijd, samen met
Duitsland, bewust het overschot op de rekening van de betalingsbalans te
laten oplopen. Via de export heeft Nederland zich voorlopig hersteld; met
dank aan de Verenigde Staten en de BRIC-landen.
Muren in de economie
We hebben dus te maken met drie typen van muren in de economie van alledag:
economische, sociale en cognitieve. Open economieën vragen dus dat de leden
van de diverse landen en culturen elkaar vertrouwen op alle drie punten.
Zijn de goederen wel veilig, zijn de immigranten wel van eenzelfde cultuur
en hebben ze wel de openheid van geest om te begrijpen dat er altijd
belangrijke verschillen tussen mensen zullen bestaan. Misschien wel de
allerbelangrijkste vraag: zijn we zelf wel te vertrouwen op de genoemde
punten. De manier waarop economen met elkaar omgaan – sterke muren om de
neoklassieke leidende elite – doet het ergste vermoeden. Toen onlangs de
Vereniging voor Staathuishoudkunde haar jaarvergadering hield over het
onderwerp ‘economisch onderwijs’ was er een strakke regie, waarbij er geen
gelegenheid was om vragen te stellen en kritische opmerkingen te maken.
Altijd maar weer die muren.
Referenties:
Kahneman, D. (2011), Thinking Fast and Slow, London: Penguin Group.
Keizer, P. (2015), Multidisciplinary Economics, A Methodological Account,
Oxford: Oxford University Press.
Keizer, P.(2016), Hoe de crisis het economische denken verandert; linkse en
rechtse dogma’s ontrafeld, Amsterdam: Amsterdam University Press.
Te citeren als
Piet Keizer, “Het wereldvreemde denken van De Nederlandsche Bank”,
Me Judice,
2 februari 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Blackboard’ van Amber Case (CC BY-NC 2.0).