De econoom als onrustzaaier en bestrijder van de status quo

Onderwerp:
De econoom als onrustzaaier en bestrijder van de status quo image

Afbeelding ‘Uit het donker naar het licht’ van IISG (CC BY 2.0)

Economen worden veelvuldig in het publieke debat gehoord maar hun gedrag en uitlatingen roepen ook veel irritatie op. De clichébeelden over economen zijn niet van de lucht. Maar kloppen die beelden wel? Zijn zij, zoals sommigen beweren, vervreemd van de samenleving waarin zij leven? Op die vragen geven Harry van Dalen, Arjo Klamer en Kees Koedijk een antwoord. Economen hebben in hoge mate dezelfde waarden als de gemiddelde Nederlander, maar zij zijn wel veel meer dan de gemiddelde burger geneigd om in het belang van de maatschappij de status quo te veranderen. Dat is volgens de auteurs de bron van wrevel tussen economen en de buitenwereld.

Economen en hun economisme

Economen roepen veel irritatie op bij het grote publiek, bij beoefenaren van aanpalende wetenschappen, maar ook onderling kunnen economen op elkaars zenuwen werken. Het is altijd moeilijk om precies te doorgronden waarop die irritatie is gebaseerd. Voor de buitenstaander is de bron wel duidelijk omdat radio en tv een belangrijke bron van informatie is en in die korte momenten vormt het publiek zich een beeld van economen. En dat is helaas niet altijd flatteus. De WRR kwam in 2013 met een studie waarin de status van de wetenschap werd gepeild en economen op tv werden nog het minst als wetenschappers gezien (Tiemeijer en De Jonge, 2013).

Politici ontvangen boodschappen van economen aan de lopende band en ook bij hen bouwt zich vaak enige wrevel op over economen (zie interview met Wouter Koolmees op deze site). Denk maar eens aan hoe boodschappen van het Centraal Planbureau worden ontvangen als men iets te veel op de stoel van de bestuurder gaan zitten. Onlangs deed Jesse Klaver nog een duit in het zakje met een pleidooi om het economisme uit de samenleving te verdrijven. "Ieder aspect van ons leven wordt teruggebracht tot een simpele rekensom. Het economisme regeert ons al veel te lang." De bron van dat ongenoegen komt volgens hem op het bordje van ‘economisten’ te liggen. Maar ook buitenstaanders van andere disciplines hebben eenzelfde soort ongenoegen. Zo stelt de historicus Rutger Bregman het volgende over economen: “Achter de ogenschijnlijk neutrale taal van ‘efficiëntie,’ ‘kosten-batenanalyse’ en ‘hervormen’ gaat maar al te vaak een wereldbeeld schuil. Het is een wereldbeeld waarin vooruitgang wordt gedefinieerd als ‘groei van het bbp,’ de overheid slechts het ‘falen van de markt’ corrigeert en de ‘zelfredzame burger’ de toekomst in handen heeft.”

Het ongenoegen is niet beperkt tot buitenstaanders ook economen hebben herhaaldelijk kritiek op het functioneren van hun eigen beroepsgroep. Zogenaamde heterodoxe economen verwijten dat de standaard economie veel te abstract is en onrealistisch. Deirdre McCloskey, zelf een vooraanstaand econome, vindt dat economen te weinig bewust zijn van de morele dimensie van hun studieobject, en Hayek (1989) wordt vaak geciteerd omdat hij vindt dat vooral sociaal geëngageerde economen ten onrechte ervan uitgaan dat overheden de kennis bezitten om het beter te doen dan marktpartijen. Een nieuw klassieke econoom zoals Robert Lucas stelde in 1983 dat economische politiek niet iets is dat door een paar economen kan worden beslist. “There is too much else involved.” (Klamer, 1983, p. 53). Achter de toepassing van het vak economie gaat het gevaar schuil dat men in de verleiding kan komen om model en werkelijkheid te verwarren en beleidsaanbevelingen of producten te construeren op basis van modellen die niet aan de werkelijkheid zijn getoetst (Van Dalen, 2011).

Misschien dat economen te hoge verwachtingen wekken door hun wetenschap als een exacte wetenschap te presenteren. Alsof ze wetenschappelijk sluitende verklaringen hebben voor economische verschijnselen en alsof ze wetenschappelijke voorspellingen kunnen doen. De wrevel ontstaat wanneer ze keer op keer die verwachtingen niet waar blijken te maken en dus niet veel meer dan al dan niet gefundeerde meningen in de media ventileren.

Kloppen de stereotypen?

Maar de ‘pratende hoofden’ op tv vormen slechts een kleine selecte steekproef van de stam van economen. Zij hoeven niet representatief te zijn voor de gehele groep. Wie een beter beeld wil krijgen zal toch een betere steekproef moeten nemen en dat hebben we ook gedaan afgelopen jaar. Onder leden van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde en onder economen die verbonden zijn aan Nederlandse universiteiten zijn in de maanden november 2014-februari 2015 vragen voorgelegd over hun vakbeoefening (zie eerdere stukken Van Dalen et al. 2015a, 2015b). Wij hebben ze gevraagd om een aantal stellingen te beantwoorden die onder andere betrekking hebben op de bovenstaande beelden en in tabel 1 staan de belangrijkste uitkomsten.

Tabel 1: Stellingen over de waarde van economische wetenschap


Universitaire economen

Economen in de praktijk

Stellingen:

(zeer) mee eens

(zeer) mee oneens

(zeer) mee eens

(zeer) mee oneens


Percentages

Percentages

Lange termijn economie is fundamenteel onvoorspelbaar

49

31

62

23

Economie is de meest wetenschappelijke sociale wetenschap

36

23

28

35

Doelmatigheid is beste criterium voor het evalueren van beleid

23

49

51

27

Economen zijn het eens over de fundamentele vraagstukken in de economie

23

59

15

69

Economen spelen een verwaarloosbare rol in samenlevingen waarin zij leven

21

57

44

33

(a) De antwoorden zijn een samenvoeging van de categorieën ‘zeer mee eens ‘ en ‘mee eens’, resp. ‘zeer mee oneens’ en ‘mee oneens’. Naast deze categorieën kon men voor de neutrale optie kiezen als ook de optie ‘weet niet’.

Het beeld dat daaruit oprijst staat in sterk contrast met de stereotype beelden. Ook economen erkennen dat voorspellen welhaast onmogelijk is, zij zien ook wel dat er op veel punten geen consensus heerst, en zien in dat doelmatigheid niet de enige maatstaf is om beleidsmaatregelen op te beoordelen en ga zo maar door. Als er één indruk beklijft over het Nederlandse economenvolk dan is het eerder het beeld van deemoed dan van hoogmoed of superioriteit. De economische wetenschap is zeker niet de koningin van de sociale wetenschappen, ook andere sociale disciplines tellen mee.

Deze uitkomsten zijn zeer opvallend, zeker als men ze confronteert met hoe economen aan Amerikaanse topuniversiteiten denken over hun vak. Amerikaanse promovendi aan de Ivy League universiteiten hebben bijvoorbeeld hele andere gedachten over de wetenschappelijk superioriteit van de economie: 77 procent is het eens met de stelling dat economie de koningin van de sociale wetenschappen is (Colander, 2007, p. 31). Dat cijfer steekt schril af tegen de 36 procent van de universitaire economen in Nederland die volop geloven dat hun vak de top van de apenrots is.

In een meer recente peiling onder Amerikaanse hoogleraren waren de economen de enigen die de waarde van interdisciplinaire kennis in meerderheid afkeurden (Fourcade et al., 2015, p. 95), Dit soort cijfers zegt misschien ook iets over dat als je de top wilt halen, je een ook een (bijna) absoluut geloof in je eigen vak moet hebben. Zoals het motto aan de universiteit van Chicago gold en nog steeds geldt: “We eat, dream and sleep economics.”

Een andere opvallende uitkomst in tabel 1 is dat academische economen en economen uit de praktijk anders aankijken tegen het nut van het doelmatigheidscriterium. In de praktijk wordt veel meer waarde gehecht aan het doelmatigheidscriterium, terwijl binnen de muren van de universiteit veel meer relativerende geluiden te beluisteren zijn. Een van de redenen die men kan aanvoeren voor dit verschil in beoordeling is dat economen in de praktijk tegen veel meer praktische, eendimensionale zaken aanlopen waarin doelmatigheid wel degelijk het belangrijkste criterium kan zijn. Een bedrijf of een bank moet aan het eind van het jaar wel financieel gezond zijn.

De waarden van economen

Een andere route die bewandeld kan worden om beter grip te krijgen op de kloof tussen economen en het grote publiek is om te bezien hoe het achterliggende waardenstelsel van economen in elkaar steekt. Eén waarde hebben we als stilletjes behandeld en dat is die van de doelmatigheid. Maar hoe ziet het bredere waardenstelsel van economen eruit? Zijn er nog sporen te traceren over calvinistische waarden waarin matigheid en een dienende verantwoordelijkheid hoog in het vaandel staan. Of zijn het eerder liberale waarden, zoals vrijheid, of socialistische waarden zoals gelijke kansen of gelijkheid die belangrijker zijn? Of zijn econoom toch pure hedonisten die voor het geld gaan, en avontuur en bewondering najagen?

Om de waarden van economen te vergelijken met die van Nederlandse burgers is de European Social Survey (ESS) van 2012 gebruikt als toetssteen. Wij hebben in onze enquête precies dezelfde vraagstelling over waarden uit de ESS overgenomen zodat de uitkomsten vergelijkbaar zijn. In de vragenlijst wordt een omschrijving van een persoon gegeven waarbij de respondent moet aangeven of hij of zij daarop lijkt. Daarbij wordt niet direct naar waarden gevraagd zoals naastenliefde of overgave omdat dit vaak associaties oproept waardoor men geen goed antwoord verkrijgt en daarmee een incorrect beeld krijgt.

Figuur 1 biedt in een blik de rangschikking van waarden van economen en Nederlanders, waarbij de waarden van de Nederlandse burger als uitgangspunt zijn gehanteerd. Voor hen staan gelijke kansen, vrijheid, solidariteit, en zorg voor het milieu hoog in het vaandel, en bungelen de waarden van ijdelheid, maatschappelijke betrokkenheid, avontuur en rijkdom onderaan de ranglijst van persoonlijke waarden (zie de precieze vraagstelling aan het eind van dit artikel in de bijlage).

De econoom is ook een mens

Indien we naar de waarden van economen kijken dan springen twee conclusies in het oog. Allereerst lijken economen en burgers veel op elkaar. De gemiddelde Nederlander ziet zichzelf als iemand die iets meer waarde hecht aan bijvoorbeeld gelijke kansen in het leven dan economen, maar men kan er niet omheen dat ook voor economen dit een belangrijke waarde is. Hetzelfde geldt voor zelfredzaamheid, de openheid voor andere meningen. En men deelt, opmerkelijk misschien, een afkeer voor de zucht naar rijkdom en materieel bezit.[1]

Figuur 1: De waarden van economen vergeleken met de Nederlandse burger

 Figuur 1: De waarden van economen vergeleken met de Nederlandse burger

Noot: De vraag over bijdrage aan de maatschappij is niet gesteld in de ESS van 2012 maar de uitkomst voor Nederland is overgenomen uit de meest recente World Value Survey.
Bron: Economenenquete (2015).

Bestrijder status quo

De tweede observatie is dat economen en burgers op een aantal essentiële waarden wel degelijk van elkaar verschillen. Die verschillen zijn te herleiden tot twee overkoepelende waarden: vrijheid en maatschappelijke betrokkenheid. De hang naar vrijheid is groter onder economen dan onder burgers en dit is vooral duidelijk terug te vinden in figuur 1 in de eigenschappen zoals gehoorzaamheid aan regels en het volgen van gewoontes en tradities. Onder economen ziet slechts een enkeling zichzelf als een brave burger en traditionalist. Misschien heeft dat te maken met hun academische achtergrond of context.

Hoe het ook zij, de econoom is veel minder dan de burger gehecht aan de status quo - gevat in wetten, regels en gewoontes. De neiging om de status quo vooral te bestrijden zou wellicht ook de soms moeizame verhouding tussen economen en juristen kunnen verklaren. Juristen aanvaarden de status quo en verbeteringen in wet- en regelgeving zoeken zij in marginale afwijkingen van de status quo. Hoe anders zijn economen die graag abstraheren van de wet en hun verstand los laten op maatschappelijke problemen. Ook Keynes - een belangrijk rolmodel voor economen - kon in zijn dadendrang juristen maar moeizaam verdragen. Zoals hij met enig venijn zich liet ontvallen tijdens de Bretton Woods conferentie in 1944:"Too often lawyers busy themselves to  make common sense illegal."

Maatschappelijk betrokken

De maatschappelijke betrokkenheid van economen is duidelijk te zien in de waardering van een positieve bijdrage aan de maatschappij: de meeste economen (66 procent) zegt dat zij zich hier in herkennen. De paradox is dat die betrokkenheid niet terugkomt in de naastenliefde - hulp bieden aan mensen in de directe omgeving - en de zorg voor het milieu. Een dergelijke betrokkenheid is niet een sterk ontwikkelde karaktertrek van economen, hoewel ongeveer de helft van de economen stelt dat dit een beetje voor hen geldt. De burgers zijn wat dat betreft duidelijker in hun karakterisering: de overgrote meerderheid stelt dat zij wel aan naastenliefde doen en oog hebben voor het milieu.

Een laatste waarde hebben we echter nog niet besproken en dat is de waarde van ijdelheid (Frederik, 2013). De drang naar succes en prestaties alsook de eigenschap om te laten zien wat men kan en bewonderd willen worden duiden op die eigenschap. Het is op zich niet vreemd dat academische economen zich meer van hun ijdele kant laten zien dan de economen in de praktijk. De universiteit heeft zich immers ontwikkeld tot een instituut waarin men op individuele prestaties wordt beoordeeld en afgerekend, waarbij de prestaties zich ook kunnen uitstrekken tot media-optredens. IJdelheid en eerzucht waren natuurlijk altijd aspecten van de universiteit omdat ontdekkingen in het publieke domein moeilijker te gelde gemaakt kunnen worden dan in het private domein. Eerzucht en ijdelheid zijn in dat opzicht goedkope prikkels en in de aandachtseconomie worden die prikkels nog eens extra versterkt (Van Dalen en Klamer, 2005). Maar wat nog het meest opvalt in het vergelijken van de ijdelheid naar groepen is dat de gemiddelde Nederlander net zo ijdel zo niet nog ijdeler is dan de gemiddelde universitaire econoom.

Wat de econoom niet is

Clichébeelden over economen zijn hardnekkig en zullen ongetwijfeld niet snel verdwijnen. Als dit onderzoek iets aantoont dan is het dat de Nederlandse econoom zich onttrekt aan veel stereotyperingen. De zelfbewustheid over de superioriteit van de economische wetenschappen is niet groot in Nederland, men wil het maatschappelijk belang dienen, men voelt zichzelf niet een materialist, doelmatigheid is een belangrijke meetlat maar zeker niet de enige waarlangs beleid wordt afgemeten, lange termijn ontwikkelingen worden door de meesten als fundamenteel onvoorspelbaar gezien. Maar wellicht nog belangrijker als men met een timmermansoog kijkt naar de verschillen met de Nederlandse burger dan zijn deze niet noemenswaardig groot. Men zou eerder geneigd zijn te stellen dat economen net mensen zijn.

De econoom als onrustzaaier

Maar….de econoom onderscheidt zich wel op een aantal punten, en wellicht dat daar de onvrede of irritatie zit als men klaagt over economen en hun uitspraken. Economen zijn meer geneigd dan burgers om vrijheid centraal te stellen en vooral niet te hechten aan bestaande regels en tradities. Dit biedt een verklaring voor ons eerdere resultaat dat veel economen op D66 willen stemmen (van Dalen et al. 2015). In dat opzicht zijn economen veel meer dan gewone burgers geneigd om de status quo te veranderen terwijl de gemiddelde burger juist aan die status quo hecht.

* Dit is de derde bijdrage op basis van een enquête die wij in november 2014 – februari 2015 hebben gehouden onder economen verbonden aan Nederlandse universiteiten (N = 450) en leden van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde (N = 403). De eerdere bijdragen ‘ Het gekantelde wereldbeeld van economen ’ en ‘ De onwaarschijnlijke terugkeer van Keynes in Nederland ’ zijn terug te lezen op deze site. Dit onderzoek komt mede tot stand met hulp van de Stichting Steunfonds van Tilburg University.

Voetnoot:


[1] En voor de goede orde, deze observaties blijven gelden als men de econoom vergelijkt met de hoogopgeleide Nederlander.

Referenties:

Bregman, R., 2015, Deze data laten zien hoe de econoom de machtigste wetenschapper werd , De Correspondent, 1 mei 2015.

Colander, D.C., 2007, The Making of an Economist, Redux. Princeton University Press, NJ.

Dalen, H.P. van, 2011, De econoom in crisistijd: de tovenaarsleerling ontwaakt, in: H. Garretsen, R. Jong-A-Pin en E. Sterken (red.), De economische toekomst van Nederland, Preadviezen voor de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde 2011, SDU Uitgevers, Den Haag, pp. 47-74.

Dalen, H.P. van, en A. Klamer, 2005, Economen en de tucht van de aandachtseconomie, W.A. Dolfsma en R. Nahuis (red.), Media & Economie, Preadviezen voor de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde, Lemma, Utrecht, blz. 177-194.


Dalen, H.P. van, A. Klamer, en K. Koedijk, 2015a, “
Het gekantelde wereldbeeld van economen”, Me Judice, 16 maart 2015.

Dalen, H.P. van, A. Klamer, en K. Koedijk, 2015b, `De onwaarschijnlijke terugkeer van Keynes in NederlandMe Judice, 29 mei 2015.

Fourcade, M., Ollion, E., en Algan, Y. (2015). The superiority of economists, Journal of Economic Perspectives, 29(1), 89-114.

Frederik, J., 2013, De ijdelheid der economen gekwantificeerd, FTM, 17 oktober 2013.

Hayek, F.A. von, 1989. The Pretence of KnowledgeAmerican Economic Review, 3-7.

Klamer, A., 1983, The New Classical Macroeconomics, Conversations with New Classical Economists and their Opponents, Wheatsheaf Books, Brighton.

McCloskey, D.N., 1996, Missing Ethics in Economics, in A. Klamer (red.), The Value of Culture, Amsterdamy University Press, Amsterdam, pp. 187-201.

Tiemijer, W. en J. de Jonge, 2013, Hoeveel vertrouwen hebben Nederlanders in wetenschap? , WRR/Rathenau Instituut, Den Haag.

Bijlage: Vragen over persoonlijke waarden

De volgende vraag ligt ten grondslag aan de uitslagen in figuur 1. Voor een onderbouwing van deze vragen zie ESS site voor meer toelichting.Vraag: Nu gaan wij u een korte beschrijving van mensen geven. Wilt u per beschrijving aangeven of deze persoon heel erg op u lijkt, op u lijkt, deels op u lijkt, een beetje op u lijkt, niet op u lijkt of helemaal niet op u lijkt? Het is belangrijk voor deze persoon:

  • om nieuwe ideeën te bedenken en creatief te zijn; om de dingen op eigen wijze te doen
  • om rijk te zijn; om veel geld en dure dingen te hebben
  • dat iedereen gelijk wordt behandeld, en dat men gelijke kansen in het leven heeft
  • om iets goeds te doen voor de maatschappij
  • om erg succesvol te zijn, en mensen te laten zien wat hij/zij bereikt heeft
  • om te laten zien wat hij/zij kan, en te worden bewonderd
  • dat mensen moeten doen wat ze opgedragen wordt; om regels te allen tijden op te volgen
  • om naar andere mensen te luisteren en hen te begrijpen, zelfs als je het niet met hen eens bent
  • om zijn eigen beslissingen te nemen, vrij te zijn en niet afhankelijk van anderen
  • om mensen in zijn directe omgeving te helpen; om voor hun welzijn te zorgen
  • om op het milieu letten; te zorgen voor de natuur
  • om zich altijd goed te gedragen; vermijden iets te doen waarvan mensen zeggen dat dat fout is
  • om risico's te nemen; om een spannend, avontuurlijk leven te hebben
  • om nederig en bescheiden te zijn, geen aandacht te trekken
  • om tradities en gewoonten te volgen.

Te citeren als

Harry van Dalen, Arjo Klamer, Kees Koedijk, “De econoom als onrustzaaier en bestrijder van de status quo”, Me Judice, 23 juni 2015.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘Uit het donker naar het licht’ van IISG (CC BY 2.0)

Links

Ontvang updates via e-mail