Mikken op duurzaamheid
In de Millennium Summit van de Verenigde Naties werden in het jaar 2000 de
Millenniumdoelstellingen (MDGs) geformuleerd om tot aan 2015 richting te
geven aan het mondiale ontwikkelingsproces. De MDGs werden geformuleerd in
een wereld waarin beleidsmakers door de Grote Matiging (Great Moderation)
waren gaan geloven dat ze heel wat konden; in de naweeën van de Grote
Recessie bleek in het eindjaar van de SDGs in 2015 dat beleidmakers voor de
wind veel kunnen, maar weinig bij tegenwind. Veel doelstellingen werden
niet gehaald en dat was jammer, maar het bood ook een gelegenheid voor iets
nieuws: de SDGs. Deze
Sustainable Development Goals
verschillen in hun aard wezenlijk van de MDGs. In de eerste plaats zijn ze
niet geformuleerd door een selecte groep experts (voornamelijk uit de
industrielanden), maar door alle landen. In de tweede plaats gelden ze niet
alleen voor de ontwikkelingslanden, maar voor alle landen. Met de SDGs
hebben de industrielanden zich er dus op vastgelegd dat ook zij zich op tal
van punten verder moeten ontwikkelen.
..waar op afgerekend wordt
De SDGs zijn doelstellingen voor verbetertrajecten van individuele landen.
Ze gelden ook voor Nederland. Nederland moet het beter gaan doen. Het
belangrijke woord is beter; het gaat niet om goed, maar om beter. Dat geldt
voor allerlei terreinen van handelspolitiek tot natuurramppreventie en van
onderwijs tot gelijke behandeling. Er zijn 17 Duurzame
Ontwikkelingsdoelstellingen, grootse en meeslepende concepten waarmee een
verstandig mens het niet oneens kan zijn en die net zo goed hadden kunnen
worden samengevat als “verbeter de wereld”. Echter, onder iedere
parapludoelstelling zitten specifieke en merendeels gekwantificeerde
streefdoelen (in totaal 169). Op het al dan niet halen van dat streefdoel
wordt straks afgerekend en beleidmakers zijn daar vaak nog niet voldoende
van doordrongen.
Illustratie: http://marianne.vanderhoeven.ch
In ons jongste boek
Sustainable Development Goals and Income Inequality
(van Bergeijk en van der Hoeven 2017) werken we een van die terreinen met
een tiental economenvrienden uit. We bekijken de ontstaansgeschiedenis van
MDGs en SDGs en bespreken de noodzaak en mogelijkheden voor een
gelijkmatiger verdeling van de inkomsten.
Herontdekking van inkomensverdeling als doel
Bezien door de SDG-bril is vooral de ontwikkeling van de inkomensverdeling
(schever of juist gelijkmatiger) van belang. Hierbij wordt al meteen een
interessante stap gezet want SDG 10 (“verminder de ongelijkheid tussen en
binnen landen”) weerspiegelt het inzicht dat de specialisatie van
ontwikkelingsdenkers uit het verleden, die de groei van landen c.q. de
groei van arme bevolkingsgroepen en gemeenschappen bestudeerden, te ver was
doorgeschoten. De wereld lijkt sinds 2000 gelijker te zijn geworden en de
Wereldbank heeft zich er al diverse malen mee gefeliciteerd, maar dit komt
grotendeels doordat het land China zich sterk heeft ontwikkeld. Binnen
China is de ongelijkheid eerder toe dan afgenomen. En zo is het ook in de
meeste opkomende economieën. De allerarmsten van de wereld wonen daardoor
niet langer in de minst ontwikkelde landen maar elders (en we vinden
allerarmsten ook in rafelranden van de geïndustrialiseerde wereld).
Het is dus mooi dat de parapludoelstelling intelligent is geformuleerd,
vooral ook omdat expliciete aandacht voor inkomensongelijkheid in de MDGs
ontbrak. Laten we dus eens kijken naar de onderliggende specifieke
sub-doelstellingen. Dat valt nog eens mee: we hoeven alleen naar de eerste
te kijken want andere subdoelen zijn saai en behelzen vooral het invoeren
van beleidsmaatregelen (belastingen en arbeidswetgeving) of het schrappen
van regels (zoals discriminerende wetgeving). Dat is allemaal wel
belangrijk maar vaardige bureaucraten zullen de papierwinkel heus wel
tijdig in orde hebben. Waar het ons vooral om gaat, is de doelstelling in
het jaar 2030 een groei voor de armste 40% van de bevolking te bereiken die
hoger is dan de gemiddelde groeivoet van de hele bevolking. Voor het CBS
zal het rapporteren over dat cijfer weinig moeite kosten. Het is niet de
enig relevante manier om naar inkomensontwikkeling te kijken, maar wel de
relevante om de SDG in de gaten te houden en het zou daarom goed zijn als
CBS en CPB de groei van het inkomensaandeel van de onderste 4 decielen ten
opzichte van de gemiddelde inkomensgroei zouden gaan rapporteren.
Analytisch zou het nog beter zijn als dat cijfer samen met de Palma-ratio
zou worden gepubliceerd. Voor wie deze ratio nog niet kent: de Palma-ratio
is de verhouding van het aandeel van de top 10% in het Netto Nationaal
Inkomen (NNI) en het aandeel van de onderste 40%. In ons boek breken we
samen met onze economenvrienden een lans voor de Palma-ratio die weliswaar
in internationaal onderzoek steeds meer gebruikt wordt, maar in het
onderhandelingsproces rond de formulering van de SDGs het onderspit heeft
gedolven. Waarom we de Palma-ratio bepleiten? Omdat de ontwikkeling aan de
top op zichzelf genomen ook problematisch kan zijn. Stel je bij wijze van
een gedachtenexperiment een land voor waar het aandeel aan de onderkant
gelijk blijft maar de top 10% steeds rijker wordt; de middenklasse wordt
dan leeggezogen.
Figuur 1: Drie maatstaven voor inkomensverdeling, Nederland, 2000-2015
Figuur 1 geeft die ontwikkeling weer op basis van drie maatstaven voor
inkomensverdeling; de onderliggende gegevens zijn ontleend aan CBS-statline
en CBS-persberichten. De Gini-coëfficiënt en de Theil-coëfficiënt zijn
bekende veelgebruikte maatstaven. Maar zoals we hier boven reeds hebben
geschreven: wij prefereren de Palma-ratio, De drie indicatoren geven een
consistent beeld: de inkomensverdeling in Nederland wordt schever. Eerder
wezen
Salverda en Van Bavel
(2017) al op deze trend in hun commentaar op een ondoorgrondelijke
CBS-conclusie dat de Nederlandse inkomensongelijkheid was afgenomen.
Nederlandse inspanning
Wat moet Nederland nu gaan doen om SDG 10 te bereiken? In de eerste plaats
moet er beleid in gang worden gezet om het in Nederland beter te gaan doen.
Het gaat dan om de toegang tot verdiencapaciteiten: gelijke kansen, gezonde
marktwerking en een eerlijk (rechts)systeem zijn daarvoor noodzakelijk.
Nederland doet dat zeker in vergelijking met andere landen helemaal niet
slecht: de SDG-afspraak is dat het beter moet. Zoals geschreven moet ook de
ongelijkheid tussen landen worden aangepakt om SDG 10 te bereiken. Op het
terrein van de ontwikkelingssamenwerking doet Nederland het ook niet
slecht, maar het moet beter. Een voor de hand liggende eerste stap zou zijn
om terug te keren naar de norm van 0,7% NNI voor ontwikkelingssamenwerking.
Die wat ruimer bemeten financiële middelen moeten niet per se worden
geconcentreerd op de minst ontwikkelde landen, maar op de allerarmste
wereldbewoners. Om die te bereiken moet ontwikkelingssamenwerking worden
‘omgedacht’. Juist de opkomende landen hebben weinig boodschap aan
ontwikkelingsmantra’s maar willen terecht als gelijkwaardige partners
worden gezien. Ze willen wel van ons leren. Onze eigen geschiedenis laat
het belang zien van het belang van rechtszekerheid en instituties en van
het belang emancipatoire burgerbewegingen waaronder de vakbonden serieus te
nemen. Nederland heeft de internationale gemeenschap als
ervaringsdeskundige heel wat kennis en kunde te bieden. Zo kunnen we ook
andere landen helpen om SDG 10 te halen
Referenties:
Bergeijk, P.A.G. van en R.E. van der Hoeven (red.), 2017, Sustainable Development Goals and Income Inequality, Edward Elgar, Cheltenham.
Salverda, W. en B. van Bavel, 2017, CBS meet méér ongelijkheid, maar verkoopt hetals mínder, Me Judice, 4 april 2017.
Te citeren als
Rolph van der Hoeven, Peter van Bergeijk, “De opmerkelijke terugkeer van een eerlijker inkomensverdeling in het beleid”,
Me Judice,
28 januari 2018.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Man op bank (Cornelis Wilibrordus)’ van Rob Hogeslag (CC BY-ND 2.0).