Deeltijd-WW geen panacee

De deeltijd-WW is terug van weggeweest. Nu een tweede neergang in korte tijd zich lijkt aan te dienen, gaan er stemmen op om de regeling opnieuw in te voeren bij bedrijven die in moeilijkheden komen. Vakbonden en werkgevers hebben zich de afgelopen week gemeld bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) met het argument dat de invoering van de deeltijd-WW in 2009/10 succesvol is geweest. Dit succes is echter niet evident. De CPB-economen Van Vuuren en Ter Weel komen tot de conclusie dat de nadelen van deeltijd-WW niet te negeren zijn. Bij een eventueel hernieuwde invoering van de deeltijd-WW moet goed worden nagedacht over het tegengaan van deze nadelen.

Bedrijven die te maken hebben met een “ingrijpende” vermindering van activiteiten kunnen deeltijd-WW aanvragen voor hun werknemers. De werknemer gaat dan minder uren werken, terwijl de minder gewerkte uren - ten hoogste de helft van de werktijd- worden betaald uit de WW. De werknemer wordt niet ontslagen, maar blijft in dienst bij de werkgever. Als op deze manier het ontslag van de werknemer daadwerkelijk wordt voorkomen, dan scheelt dat per werknemer ten minste de helft van een WW-uitkering.

Twee visies

Onder economen bestaan twee verschillende visies op de deeltijd-WW.In de micro-economische visie, veelal naar voren gebracht door arbeidseconomen, wordt de deeltijd-WW gezien als een regeling die bedrijven en werknemers in staat stelt om bedrijfsspecifiek kapitaal te behouden. Dit argument wordt ook door vakbonden en werkgevers gebruikt. In de macro-economische visie is de invoering van de deeltijd-WW juist schadelijk, omdat de regeling het proces van creatieve vernietiging van bedrijven en arbeidsmobiliteit tegenhoudt. Bedrijven die in de problemen komen zijn volgens macro-economen niet levensvatbaar op de langere termijn en worden gedwongen de deuren te sluiten. In deze bijdrage bespreken we beide visies.

We gaan ten slotte ook in op een vergeten argument dat de regeling minder effectief maakt: de uitvoering. Er wordt onvoldoende stilgestaan bij de praktische uitvoerbaarheid van een subsidie als de deeltijd-WW. We laten zien dat het in de praktijk erg lastig is om de subsidie op de juiste plaats en het juiste moment te geven, waardoor dikwijls sprake is van verspilling.

Het belang van bedrijfsspecifieke kennis

Arbeidseconomen, zoals Van der Klaauw (2009), wijzen er op dat de deeltijd-WW bedrijven er voor behoedt om te snel bedrijfsspecifieke investeringen af te schrijven. Bedrijfsspecifiek menselijk kapitaal is alleen van waarde bij een specifieke match tussen werknemer en werkgever. Hierdoor is ontslag een kostbare zaak. De kosten van het verlies van bedrijfsspecifiek kapitaal komen echter hoofdzakelijk voor rekening van de werkgever en werknemer, omdat zij de vruchten plukken van hun match.

De vraag is dus waar de legitimiteit voor overheidsingrijpen te vinden is. Ernstige liquiditeitsproblemen waren tijdens de vorige recessie het voornaamste argument. Met de deeltijd-WW kon een periode worden overbrugd, zodat werknemers konden blijven. Wanneer het weer beter zou gaan, zouden deze mensen eenvoudig kunnen worden ingezet zonder dat zoekkosten hoeven te worden gemaakt. Als het liquiditeitsprobleem de voornaamste reden voor de invoering van de deeltijd-WW was, dient zich de vraag aan of het liquiditeitsprobleem had kunnen worden opgelost met een lening in plaats van een gift. Bij een lening ten behoeve van het in dienst houden van personeel wordt namelijk de kern van het probleem aangepakt, terwijl de nadelen van de deeltijd-WW (zie hieronder) worden tegengegaan.

Geen kasplantjes creëren

De deeltijd-WW is in essentie een vorm van staatssteun aan bedrijven die het moeilijk hebben. De staatssteun is geoormerkt, want mag alleen worden besteed aan het in dienst houden van werknemers. Een probleem met staatssteun is dat daardoor de minder sterke bedrijven in de economie overeind worden gehouden, terwijl toetreding door nieuwe bedrijven wordt bemoeilijkt. De gevestigde bedrijven worden beschermd ten nadele van starters. Economen als Kalshoven (Volkskrant, 30 mei 2009), Bovenberg en Jacobs (Financieele Dagblad, 26 juni 2009) en instituten als CPB en DNB waren om deze reden kritisch over de regeling. Als in de plaats van een subsidie was gekozen voor een lening, dan zou het proces van creatieve vernietiging waarschijnlijk minder sterk zijn afgeremd. Cahuc en Carcillo (2011) stellen in dit kader voor een WW-werkgeverspremie te heffen die oploopt met het gebruik van de deeltijd-WW.

Verspilling

Een probleem bij de toekenning van deeltijd-WW aan bedrijven is dat de overheid vooraf niet kan beoordelen aan welke bedrijven het deeltijd-WW zou willen verstrekken en aan welke bedrijven niet. Alleen bedrijven die vanwege liquiditeitsproblemen niet in staat zijn om werknemers met bedrijfsspecifiek kapitaal in dienst te houden, terwijl zij hen eigenlijk wel in dienst hadden willen houden, komen in aanmerking voor de deeltijd-WW. Op voorhand is dit niet observeerbaar. Ieder bedrijf dat volgens de formele toetsen in aanmerking komt voor deeltijd-WW zal de subsidie willen incasseren. Dit probleem, dat bij nagenoeg alle vormen van subsidie optreedt, veroorzaakt wat economen noemen deadweight loss: de last van onbedoeld gebruik die de staat en uiteindelijk de belastingbetaler moet dragen.

Bij de vaststelling van het budget voor de deeltijd-WW ging het ministerie van SZW er impliciet van uit dat meer dan de helft van de gelden zou opgaan aan ‘onnodig gebruik’. In een latere scenariostudie van het CPB werd geconcludeerd dat ongeveer de helft van het geld onnodig zou zijn (CPB, 2009). Deze laatste bevinding past goed in de recente evaluatie van de OESO, waarin een korte termijn deadweight loss van ongeveer 1/3 werd gevonden (Hijzen en Venn, 2011). Waarschijnlijk wordt dus ongeveer de helft van het deeltijd-WW budget niet gebruikt voor het eigenlijke doel.

Ook dit nadeel van de deeltijd-WW kan worden tegengegaan door de regeling vorm te geven als lening in plaats van een gift. De verspilling is dan immers per definitie veel kleiner.

Wat is wijsheid?

Achteraf bezien is de stijging van de werkloosheid in Nederland meegevallen. De deeltijd-WW heeft geen noemenswaardige rol gespeeld, omdat de regeling in Nederland van beperkte omvang was. Een boekhoudkundige berekening laat zien dat het werkloosheidspercentage met 0,1 à 0,2%-punt is gedrukt als gevolg van de deeltijd-WW. Is de deeltijd-WW achteraf bezien een succes of onnodige verspilling geweest? Hier valt nu nog weinig over te zeggen. Enerzijds is het negatieve effect van tegenwerking van het proces van creatieve vernietiging niet groot geweest. Een herschikking van de economie gepaard met veel ontslagen heeft immers niet plaatsgevonden. Anderzijds betekent de geringe oploop van de werkloosheid dat de deeltijd-WW waarschijnlijk onnodig is geweest. Bedrijven konden tegen een stootje vanwege flinke winsten voorafgaand aan de recessie (De Jong, 2011). De verspilling is dus waarschijnlijk juist groter geweest dan vooraf werd gedacht.

De huidige roep om hernieuwde invoering van de deeltijd-WW is opmerkelijk, omdat de werkgelegenheid op dit moment stijgt. Bovendien laten de meest recente cijfers van het UWV nog geen toename zien van het aantal WW-uitkeringen. De werkloosheid stijgt weliswaar, maar dit wordt per saldo veroorzaakt door een stijging van het arbeidsaanbod (bijvoorbeeld schoolverlaters). Een logische bestrijding van de huidige werkloosheidstoename is daarom het creëren van nieuwe banen, niet zozeer het aan het werk houden van degenen die hun baan zouden verliezen. Vooralsnog is er geen reden om de deeltijd-WW opnieuw in te voeren, zelfs als we alleen oog zouden hebben voor het argument dat bedrijfsspecifiek kapitaal moet worden behouden. Uiteraard is het mogelijk dat de werkgelegenheid gedurende een eventuele nieuwe recessie alsnog zal gaan dalen. Als dat het geval zou zijn, is dat ook het moment waarop de discussie over de invoering van de deeltijd-WW zou moeten losbarsten. De nadelen van de deeltijd-WW zijn niet te negeren en moeten bij een eventuele herinvoering van de regeling worden tegengegaan.

* Dit is een uitgebreide versie van het artikel dat in Het Financieele Dagblad van 7 december 2011 is verschenen.

Referenties

Cahuc, P. en S. Carcillo, 2011, Is Short-Time Work a Good Method to Keep Unemployment Down? IZA Discussion Paper 5430, Bonn.

CPB, 2009, Budget deeltijd-WW, CPB Notitie, 12 juni 2009

Hijzen, A., en D. Venn, 2011, The Role of Short-Time Work Schemes during the 2008-09 Recession, OECD Social, Employment and Migration Working Papers, No. 115, OECD Publishing.

Jong, J. de, 2011, Werkloosheid en de Grote Recessie, CPB Policy Brief 2011/10.

Klaauw, B., van der, 2009, Deeltijd-WW moet voorlopig worden gecontinueerd”, Me Judice, 29 juni 2009,

Te citeren als

Daniel van Vuuren, Bas ter Weel, “Deeltijd-WW geen panacee”, Me Judice, 7 december 2011.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘Bankrupt - Santa Monica Blvd. - Los Angeles’ van Ron (CC BY-NC-ND 2.0)

Ontvang updates via e-mail