“Wat kan ik weten” over de toekomst van de arbeidsmarkt?

“Wat kan ik weten” over de toekomst van de arbeidsmarkt? image

Afbeelding ‘Robot and sky’ van Alan Trotter (CC BY-NC 2.0)

30 dec 2015

Ieder mens heeft onbewust bepaalde vooroordelen, zo ook de wetenschapper. Die vooroordelen kunnen soms in de weg zitten om te weten te komen hoe het – echt - zit. Filosoof Klaas Mulder komt tot deze conclusie na lezing van de WRR-verkenning ‘De robot de baas’. Deze verkenning had scherper kunnen zijn als de auteurs de valkuil van het ‘naïef realisme’ hadden weten te vermijden. De studie is een mooi voorbeeld van hoe de kwaliteit van beleidsadvisering in het algemeen sterk verbeterd kan worden als filosofen en economen samen zouden zoeken naar een vorm van toegepaste kennisleer.

Lessen van Kant

“Technologische ontwikkeling is een bron van welvaart en werkgelegenheid”, stellen Wiljan van den Berge en Bas van Weel hun bijdrage aan De robot de baas (2015). Ze kijken daarbij vooral naar de laatste vijftien jaar maar ondersteunen hun conclusies ook met uitspraken over de mechanisering van landbouw en industrie in de 19 de en 20ste eeuw. Maar met welke bril hebben de auteurs naar de geschiedenis gekeken? En wat zouden we weten als we met andere ogen zouden kunnen kijken?

Dat vraagstuk is de kernvraag in dat deel van de filosofie dat als ‘kentheorie’ of ‘epistemologie’ wordt aangeduid. Een van de grondleggers was de Duitse filosoof Immanuel Kant, die zich afvroeg: “Was kan ich wissen?”. In zijn Kritik der reinen Vernunft maakt Kant een ‘Copernicaanse wending’ in het denken over kennisverwerving: niet het te kennen object, maar het subject staat centraal in het universum van de kennis. Kants werk is moeilijk te doorgronden, maar zijn basisgedachten zijn best te vertalen in een voor leken begrijpelijke taal. Ik gebruik zelf graag de metafoor van de elektromagneet op de vuilnisbelt. De kennis die we verzamelen is kennis over ‘de wereld’ (ijzer bestaat) maar is ook begrensd doordat we alleen kunnen weten wat met ‘onze magneet’ te verzamelen is. De kentheorie (of kennisleer) gaat over de vraag of die beperking nu moet leiden tot een disciplinering van de wetenschap (kritisch realisme) of tot het loslaten van de hoop op inzicht (relativisme).

Toegepaste kentheorie

Een Amerikaanse blog gebruikt een definitie van Laudan (2006) om het doel van toegepaste kentheorie it te leggen: “Applied epistemology in general is the study of whether systems of investigation that purport to be seeking the truth are well engineered to lead to true beliefs about the world.” De ‘toegepaste kentheorie’ wordt in Nederland niet veel bedreven. Ik deed zelf een poging om te snappen ‘waarom verstandige mensen soms domme dingen doen’ in de wereld van de volkshuisvesting en wijkaanpak ( Mulder 2010). Directe aanleiding was de beslissing van woningcorporatie Woonbron om – deels tegen beter weten in – de SS Rotterdam aan te schaffen. Woonbron gebruikte de slogan ‘Woonbron denkt, durft en doet’, en bestuurder Martien Kromwijk vroeg me om eens uit te zoeken welke soort denken nu precies geleid had tot het nemen van het aanschafbesluit.

Schatkamer

Ik vond waardevolle handvatten in de schatkamer van de filosofie. Het debat tussen de empiristen en de rationalisten en de discussie over het inductieprobleem geven concrete aanwijzingen voor het vermijden van waarnemings- en redeneerfouten. Een voorbeeld uit de archeologie maakt dat duidelijk. We zijn geneigd om te denken dat mensen in de steentijd vooral stenen werktuigen gebruikten en vinden het vanzelfsprekend dat holbewoners in grotten woonden. Maar dit beeld is mede bepaald door de ‘magneet’ waarmee wij kijken. Stenen en grotten zijn de enige zaken die bewaard zijn gebleven en kunnen worden opgegraven. Met een andere ‘magneet’ zouden we heel andere dingen weten. We zouden een bezoek kunnen brengen aan stammen die ook in onze tijd nog in de ‘steentijd’ leven. Dat helpt ons bij het opstellen van een heel andere hypothese, die we vervolgens kunnen proberen te onderzoeken: hoe zouden de hutten van de Cro-Magnon-mensen eruit hebben kunnen zien?

Zelfkritiek – niet psychologisch, maar ‘kentheoretisch’ – zet ons op scherp. Onze kennis is geen representatie van de werkelijkheid. We kunnen niet 100% zeker weten ‘hoe het was’, maar kunnen onszelf wel scherpere zoekopdrachten geven. Juist de WRR - die het verleden onderzoekt om raadgever van regeringsbeleid te zijn - zou moeten zoeken naar onvermoede antwoorden.

Investeringsbeslissingen

Het WRR-advies vormt immers de grondslag voor belangrijke investeringsbeslissingen. Bij een investeringsbeslissing of een beleidsadvies - een advies inzake de allocatie van publieke middelen - is het zaak, zo goed mogelijk te doorgronden ‘wat er aan de hand is’. Hoewel het woord ‘fout’ in meer relativistisch ingestelde kringen taboe is, is het niet onverstandig om filosofische technieken te gebruiken ter voorkoming van fouten. Een investeringsadvies is een mix van waarheidsvinding (de analyse van het heden) en argumentatie (het redeneren over mogelijke gevolgen). Beide processen kunnen goed of minder goed worden uitgevoerd. Daar kan de filosofie van kennis prima bij helpen.

Waar-nemen en de grenzen van wetenschap

Elke analyse vertoont onvermijdelijk de ‘ik-sporen’ van de onderzoeker. Kennisverwerving is alleen mogelijk vanuit een ‘vooroordeel’: zonder magneet leer je niets. Maar met jouw magneet leer je niet alles. De beperkingen van jouw magneet zijn meestal onbekend voor jezelf. Belangrijke gegevens kunnen buiten jouw gezichtsveld liggen, maar ook voorbij de grenzen van wat Thomas Kuhn de ‘disciplinaire matrix’ noemt: de set thema’s, technieken en talen die door een wetenschappelijke gemeenschap in een bepaalde periode worden omarmd. Een moderne wetenschapper zal niet zo gemakkelijk citeren uit een tv-documentaire of uit Wikipedia en gebruikt het liefst datasets die al eerder door andere onderzoekers zijn gebruikt, zelfs als er daardoor geen echt recente cijfers beschikbaar zijn. In het zelfbeeld van de wetenschappelijke gemeenschap biedt de disciplinaire matrix een manier om kaf van koren te scheiden: een vorm van disciplinering. Maar juist in tijden van grote systeemveranderingen is het de vraag of het kaf niet voedzamer is dan het koren. Kuhn spreekt in dat verband over ‘postnormale’ tijden: de tijden waarin de oude modellen niet meer volstaan om nieuwe vraagstukken te bevatten.

Onterechte angst?

Een mooi voorbeeld hiervan vormt de analyse van de angst voor de gevolgen van automatisering. In De robot de baas klinkt het geluid dat eerder al door verschillende media werd gebracht: “Er is historisch gezien geen reden voor deze angst. Er zijn verscheidene technologische revoluties geweest: bijvoorbeeld als gevolg van stoommachine, elektriciteit en computers … Per saldo kwamen er meer banen bij dan er verdwenen.” We kunnen met weinig moeite een lijstje maken van informatie die niet wordt gebruikt door de bezweerders van de robotangst. Zo waren er twee wereldoorlogen, die ten minste voor een deel veroorzaakt of verhevigd werden door de massale werkloosheid. We zouden ons kunnen verdiepen in de gevolgen hiervan aan de vraagkant van de arbeidsmarkt (wapenproductie en wederopbouw) en de aanbodkant (een gedecimeerde beroepsbevolking). Vanuit de aard der wetenschap kan het nuttig zijn om het aantal parameters beperkt te houden, maar vanuit het perspectief van waarheidsvinding is het beter om het hele plaatje scherp te krijgen, inclusief de ongemakkelijke waarheid van oorlog en verwoesting. Al was het maar omdat de geschiedenis zich wel eens herhaalt …

Waar-zeggen

In een prognose of een investeringsbeslissing wordt geprobeerd om in de waargenomen feiten correlaties te ontdekken die betekenisvol zijn voor de toekomst. Een voorbeeld: er is een waargenomen verband tussen het aantal criminele incidenten in een buurt en de aanwezigheid van detailhandel. Wie de politie-inzet voor volgend jaar moet plannen weet dat een zekerheid van morgen (in die buurt staan ook morgen nog winkels) reden is voor het postuleren van een waarschijnlijkheid (winkels kunnen criminelen aantrekken) die kan worden gepareerd met een interventie (we hangen camera’s op). Risico-reductie is gebaseerd op dit principe: wat weet je zeker, en welke problemen kunnen daarmee correleren?

In dat vertaalproces van heden naar toekomst kan van alles mis gaan. In de eerste plaats kunnen de niet meegenomen data wel eens betekenisvoller zijn dan de data die wel zijn verwerkt. In het geval van de stelling dat automatisering tot banengroei leidt zou het verstandig zijn om nog eens een paar parallelle processen in beeld te brengen. De waargenomen banengroei zou ook verklaard kunnen worden door het in omloop komen van privaat en publiek geleend geld, door de baten van de handel met lagelonenlanden of door opbrengst van fossiele brandstoffen. Als dat zo is, moet een heel andere prognose worden geformuleerd: automatisering is geen probleem zolang deze parallelle verdienmodellen in stand blijven.

Een andere oorzaak van fouten is het gebrek aan kwaliteit van de argumentatie. Er kan onbewust gebruik gemaakt worden van drogredenen of ongeldige redeneringen. De auteurs van De robot de baas willen aannemelijk maken dat automatisering een voldoende en noodzakelijke oorzaak voor welvaartsgroei is. Zo’n ‘desda-argumentatie’ (dan en slechts dan als) vraagt om een specifieke bewijslast. Je zou moeten aantonen dat er geen land is dat rijker is geworden zonder te investeren in technologie, en dat alle landen die dat wel deden allemaal rijker werden. Dat zal niet lukken, want er zijn heel wat contra-indicaties. En het is ook beter om niet op voorhand gelijk te willen krijgen: wetenschap zou niet moeten dienen om een vooroordeel te bewijzen, maar om te weten hoe het – echt - zit.

Conclusie

Een betere zoektocht naar de ‘waarheid’ van het succes van Nederland en de rol van automatisering daarin zou veel betere handvatten voor beleid opleveren dan de huidige set ‘bewijzen’. Op zijn minst zou een betere verkenning betere onderzoeksvragen opleveren. Werklozen en jongeren in Nederland verdienen scherper inzicht in de bedreigingen en kansen voor de toekomst. Kentheorie, argumentatieleer en wetenschapsfilosofie kunnen onze geest helpen slijpen.

Referenties:

Kant, I. (1781), Kritik der reinen Vernunft. Vertaald als Kritiek van de zuivere rede Amsterdam: Boom 2004

Laudan, L, (2006), Truth, Error, and Criminal Law, An Essay in Legal Epistemology (Cambridge University Press.

Mulder, K, (2010), Handboek voor waarzeggers, Kennis en besluitvorming in de volkshuisvesting, Laagland’advies/Roa/Nestas, Almere 2010

Went, R, M. Kremer en A. Knottnerus (red.), 2015, De robot de baas. De toekomst van werk in het tweede machine tijdperk, WRR-Verkenning 31, Amsterdam University Press.

Te citeren als

Klaas Mulder, ““Wat kan ik weten” over de toekomst van de arbeidsmarkt?”, Me Judice, 30 december 2015.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘Robot and sky’ van Alan Trotter (CC BY-NC 2.0)

Links

Ontvang updates via e-mail