Statiegeldsysteem
De gedachtevorming rond ons recyclingsbeleid vertoont een aantal
hardnekkige trends. De kosten en het ongemak voor de burger zijn
onbelangrijk. Het milieurendement is zeer beperkt. Bij voorkeur worden
recyclebare grondstoffen uit het restafval met de hand gescheiden en
rondgereden met een maximum aan vrachtbewegingen. Innovatie is duidelijk
uit den boze en de overheid weet wel wat goed is voor de burger. Terwijl de
ervaring leert dat bijvoorbeeld het machinaal sorteren van (plastic) afval uit restafval (nascheiding) tot lagere kosten, betere kwaliteit en meer gemak voor de
burger leidt (zie Thoden van Velzen, 2015). Toch weerhoudt dit milieuorganisaties in Vlaanderen en
Nederland en een aantal steden er niet van om te pleiten voor statiegeld op
alle plastic flesjes en blikjes. Er bestaat reeds een
statiegeldverplichting op de grote PET-flessen en deze zou zo snel als
mogelijk moeten worden uitgebreid naar alle blikjes en plastic flesjes. Dit
zou goed zijn voor het milieu en onze recyclingsdoelstelling. Zo wil de
overheid dat huishoudens in 2020 75 procent van het afval scheiden en nog maar 100
kilo restafval produceren.
Werking minimaal
Maar draagt een statiegeldsysteem daaraan bij? Amper, immers het gros van
de bijna 1,8 miljard blikjes die we op dit moment jaarlijks gebruiken, komt
in het restafval terecht. Via magneten worden bijna alle blikjes eruit
gehaald en dus gerecycled. Nederland kent dan ook in Europees verband een
zeer hoog recyclingspercentage van verpakkingen van metaal van meer dan
95%. Bronscheiding gestimuleerd door een statiegeldsysteem op blikjes zal
dus geen of zeer weinig invloed hebben op dit percentage. Bij plastic afval
zitten we op circa de helft recycling, maar ook hier zien we hier dat
nascheiding steeds efficiënter en effectiever wordt. Zo weten
moderne scheidingsinstallaties
precies de goede soorten plastic eruit te halen.
Bronscheiding gestimuleerd door een statiegeldsysteem op blikjes zal geen of zeer weinig invloed hebben op het recyclingspercentage.
En zelfs als de helft van
900 miljoen plastic flesjes voortaan gerecycled zou worden, dan is het
effect op de recyclingsquote slechts een enkel procent. Over het
milieueffect kunnen we kort zijn. De recycling van extra plastic flesjes
heeft amper een effect in termen van een verminderde CO2-opbrengst, zo
bleek onlangs ook uit een CPB-onderzoek naar recycling van plastic.
[1]
Tot slot moet bij de bepaling van dit effect rekening gehouden met het
extra transport. Al met al zal het milieueffect nihil zijn.
Hoge kosten
De milieubaten van een statiegeldsysteem zijn praktisch nihil, de kosten van zo'n systeem zijn allerminst nihil. Uit onderzoek van CE-Delft blijkt dat de bruto-kosten
van diverse statiegeldsystemen tussen 35 en 130 miljoen euro per jaar bedragen (zie tabel
11 in CE Delft, 2017). De hoogte hangt vooral samen met de keuze van het
aantal inzamelingspunten. Het huidige systeem van grote PET-flessen kent
circa 3000 (grotere) supermarkten, die in belangrijke mate als
verkooppunten fungeren. Bij kleinere flesjes en blikjes is het aantal
verkooppunten veel hoger. Het gaat hierbij ook om benzinestations,
cafetaria’s en snackbars en dus gauw om meer dan 15.000 verkooppunten. Als
consumenten daar hun lege flesjes en blikjes mogen inleveren en vanuit hun
gezichtspunt is daar veel voor te zeggen dan bedragen de kosten tenminste €
100 miljoen. Nu gaat CE Delft ervan uit een statiegeldsysteem tot een betere
materiaalstroom zal leiden en saldeert voor een materiaalopbrengst tussen €
15 en 30 miljoen.
[2]
We stellen daar vraagtekens bij, ook omdat door geavanceerde
nascheidingssytemen de materiaalstromen steeds beter worden. De
bruto-kosten zullen hoe dan ook op de consument worden afgewenteld en
daardoor zal een blikje of plastic flesje tenminste zes cent duurder
worden. Dit terwijl er geen milieuwinst tegenover staat.
Minder zwerfafval?
Maar is het belangrijkste effect niet de vermindering van het zwerfafval?
CE Delft becijferde dat met statiegeld op flesjes en blikjes het
betreffende zwerfafval met 70 tot 90 procent afneemt. Zij baseert zich
daarbij op een onderzoek uit de Verenigde Staten in de jaren tachtig. Nu is op de
toepassing daarvan in Nederland nogal wat af te dingen. Maar belangrijker
is dat plastic flesjes en blikjes maar een beperkt deel van het zwerfafval
uitmaken. Volgens de Zwerfafvalmonitor van RWS is 2,7 procent plastic
flesjes en 6,2 procent blikjes, dus nog geen 10 procent van het zwerfafval.
[3]
Dit is 1,5 procent van het totaal aantal verkochte blikjes en flesjes. De
overige 98,5 procent wordt dus netjes in de vuilnisbak gegooid. De rest van
het zwerfafval bestaat vooral uit andere verpakkingen, snoepwikkels en
papier. Andere maatregelen zoals slim geplaatste afvalvoorzieningen,
zichtbaar schoonmaken en de aanpak door ondernemers van een vervuilde
(snoep)omgeving lijken veel effectiever bij de vermindering van het
zwerfafval (zie bijvoorbeeld Dur en Vollaard, 2015).
Kortom, vanuit
kosteneffectiviteit moeten dus grote vraagtekens bij het voorgestelde
statiegeldsysteem op alle plastic flesjes en blikjes gezet worden.
* Dit artikel is in verkorte vorm verschenen in Het Financieele Dagblad van 13 december 2017
Voetnoten:
[1]
Dit is overigens in belangrijke mate gebaseerd op een eerdere
kosteneffectiviteitsanalyse van recycling van plastic afval versus
verbranden met behulp van Nederlandse data en de CO2-uitstoot van
beide opties. Zie Gradus et al (2017).
[2]
Op basis daarvan komt CE Delft uit op netto-kosten van € 10-110
miljoen voor deze statiegeldsystemen.
[3]
Zie Landelijke Zwerfafvalmonitor 2016 van Rijkswaterstaat. Dit
percentage is in procenten grof zwerfafval. RWS hanteert daarbij
als definitie: hoogte, breedte, lengte of diameter groter dan 10
cm, niet zijnde grof afval zoals meubels, hout, etc. Dit betekent
dat kauwgom en peuken niet worden meegenomen. De andere
bestanddelen van grof zwerfafval zijn 19,2% Take away, 18,8%
papier, 18,2% snoepen, 16,1% overige (drank)verpakkingen, 14%
andere kunststoffen en 1,7% metalen en overig.
Referenties:
CE Delft (2017). Kosten en effecten van statiegeld op kleine flesjes en blikjes. CE Delft; Delft.
CPB (2017). De circulaire economie van kunststof: van grondstoffen tot afval. CPB Notitie, 20 september 2017
Dur, R., en B. Vollaard ( 2015). “The Power of a Bad Example. A Field Experiment in Household Garbage Disposal”, Environment and Behavior, 47(9), 970-1000.
Gradus R.H.J.M., Nillesen P., Dijkgraaf E. en R. van Koppen (2017). “A Cost-Effectiveness Analysis For Incineration Or Recycling Of Dutch Household Plastic Waste”, Ecological Economics 135 22-8.
Thoden van Velzen, E.U., 2015, Post-consumer plastic packaging waste recycling systems in the Netherlands, presentation for the ISWA
Conference, Hamburg, October 14th 2015.
Te citeren als
Raymond Gradus, Peter Rem, “Statiegeldsysteem op plastic flesjes voegt weinig toe”,
Me Judice,
13 december 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Close-up PET flessen’ van Gert (CC BY-NC-ND 2.0).