Milieudoelstellingen Rutte III
Het regeerakkoord van het kabinet Rutte III kent ambitieuze
milieudoelstellingen. Zo worden maatregelen voorbereid om tot een reductie
van 49% uitstoot van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van. 1990 te komen
(Regeerakkoord 2017-2021, blz. 37). Dat is hoger dan de doelstelling van de
EU die op 40% vermindering mikt. Dit alles wordt vastgelegd in een
nationaal Klimaat- en energieakkoord, en verankerd in de Klimaatwet. Het
sluiten van de kolencentrales en de afvang en opslag van koolstofdioxide
wordt geacht het overgrote deel van deze reductie-opgave te
bewerkstelligen. Opmerkelijk is dat een betrekkelijke geringe rol lijkt
weggelegd voor technologische vernieuwingen in het productieproces,
afgezien van de technieken van opslag van koolstofdioxide waar nog grote
onzekerheden zijn. De voorgenomen uitstootreductie wordt uitsluitend bezien
in het kader van het klimaatbeleid, maar er zijn geen (expliciete)
doelstellingen voor het verbeteren van de milieukwaliteit via beperking en
hergebruik van afval, en via een overgang van het fossiele naar
hernieuwbare grondstoffen en hernieuwbare energie. Op bladzijde 46 van het
regeerakkoord wordt slechts zeer kort verwezen naar de afspraken uit het
rijksbrede programma voor circulaire economie en de transitieagenda’s uit
het Grondstoffenakkoord.
Eco-efficiëntie
Toch is het voor een beter milieu en voor het bereiken van de
klimaatdoelstellingen nodig om het innovatiebeleid in volle omvang te
richten op technologische vernieuwingen die minder afval opleveren, afval
hergebruiken en die gebaseerd zijn op gebruik van niet-fossiele energie en
grondstoffen. In Den Butter en Webers (2018) wordt een conceptueel model
gepresenteerd dat onderscheid maakt tussen verschillende vormen van
technologische vernieuwing en substitutiemogelijkheden tussen
productiefactoren. Uiteindelijk gaat het daarbij om de vergroting van
efficiëntie van het milieugebruik in de productie: de eco-efficiëntie.
Uitgangspunt is het traditionele neoklassieke groeimodel waarbij de
productiefactoren arbeid en kapitaal zijn aangevuld met milieu (of energie)
als productiefactor. Naast arbeidsbesparende en kapitaal besparende
technische vooruitgang beschrijft dit model milieubesparende technische
vooruitgang. Wanneer innovaties zich richten op milieubesparing in plaats
van op arbeidsbesparing zal de arbeidsproductiviteit, en daarmee de aan de
bnp-groei afgemeten economische groei niet toenemen, maar wel levert het
een besparing van het milieugebruik op. Het betekent een toename van de
eco-efficiëntie. Eenzelfde effect wordt bereikt wanneer er via
prijsprikkels een substitutie van milieugebruik naar gebruik van arbeid
plaatsvindt, zij het dat dan de werkgelegenheid toeneemt maar de
arbeidsproductiviteit daalt. Deze mogelijkheden spelen een rol in analyses
van de “groene groei” (zie bijvoorbeeld Den Butter et al, 2015).
Volledige circulariteit is een noodzakelijke voorwaarde voor een duurzame economische ontwikkeling. Het is echter geen voldoende voorwaarde voor duurzaamheid.
Om de invloed te beschrijven van innovaties die bijdragen aan de
doelstellingen om tot een circulaire economie te komen en om een transitie
van het gebruik van fossiele grondstoffen naar niet-fossiele, hernieuwbare
grondstoffen te bewerkstelligen, dienen meer vormen van milieubesparende
technische vooruitgang te worden onderscheiden. Zo zijn er innovaties nodig
om bij de productie afval te beperken, om beter gebruik te maken van afval
in de productie, en om substitutie uit te lokken tussen fossiele
grondstoffen en hernieuwbare grondstoffen in de productie. Daarnaast blijft
de milieubesparende technologische vooruitgang zowel bij de inzet van
fossiele grondstoffen als van hernieuwbare grondstoffen in het
productieproces belangrijk, zij het dat de nadruk op betere technologie bij
hernieuwbare grondstoffen indirect tot de substitutie van fossiele naar
niet fossiele grondstoffen zal leiden en daarmee ook bevorderlijk voor de
grondstoffentransitie is.
Duurzaamheid
De circulaire economie is gebaat bij minder afval en meer hergebruik van
afval. Het gaat daarbij om een langere levensduur en meer
reparatiemogelijkheden voor producten. Maar ook om verpakkingen die het
milieu minder belasten en via een inzamelingssysteem opnieuw kunnen worden
gebruikt. Vormen van de deeleconomie waarbij gereedschappen, voedsel en
vervoersmiddelen efficiënter worden ingeschakeld, kunnen evenzeer bijdragen
aan de circulaire economie. Van een volledig circulair productieproces is
sprake wanneer er na eventueel hergebruik, geen afval meer over is. Zo’n
circulair productieproces kan binnen een bedrijf tot stand worden gebracht
maar het ligt meer voor de hand dat het binnen de gehele productieketen
gebeurt. In dat geval is het wel nodig dat regie over de keten wordt
gevoerd. Op macroniveau is sprake van volledige circulariteit wanneer de
totale hoeveelheid milieubelastende afval constant blijft. Overigens is op
dit niveau nog een strengere eis denkbaar, namelijk dat productieprocessen
er toe bijdragen dat de hoeveelheid afval die al in het milieu terecht is
gekomen, wordt verminderd. Denk aan het opruimen van de “plastic soup” in
de oceanen.
Volledige circulariteit is een noodzakelijke voorwaarde voor een duurzame
economische ontwikkeling. Het is echter geen voldoende voorwaarde voor
duurzaamheid. Daartoe is immers ook een volledige overgang van fossiele,
niet-hernieuwbare grondstoffen naar gebruik van hernieuwbare grondstoffen
nodig. Het zet geen zoden aan de dijk wanneer inzameling voor hergebruik,
bijvoorbeeld via een statiegeldsysteem, energie-intensief is waarbij nog
fossiele brandstoffen worden benut. Hetzelfde geldt voor opwekking van
energie uit afval, of uit hernieuwbare brandstoffen, die tot een toename
van de uitstoot van broeikasgassen leidt. Voor volledige duurzaamheid zijn
zowel volledige circulariteit als een voltooide transitie van fossiele naar
hernieuwbare grondstoffen en energie nodig.
Voorbeeld 1: Matrassen
Volgens het Regeerakkoord (blz. 46) is het kabinet Rutte III van plan een
extra accent te leggen op ontwikkeling en verspreiding van kennis en “best
practices” op het gebied van circulaire economie en de
grondstoffentransitie. Opmerkelijk genoeg wordt dit niet aan het
innovatiebeleid gekoppeld terwijl het er toch wel een essentieel onderdeel
daarvan zou moeten zijn. Bij wijze van illustratie hoe in de praktijk
technologische vernieuwing in termen van ons gestileerde model uitwerkt,
hebben we drie bedrijven met “best practices” in Gelderland en Overijssel
bezien (Den Butter en Webers, 2018, blz..310-314). Zo heeft de fabrikant
van bedden en matrassen, Koninklijke Auping uit Deventer, zich ten doel
gesteld om 90 procent van de matrassen voor hergebruik te bestemmen.
Daarbij is het Auping Take Back-systeem opgezet, waarbij Auping oude
matrassen terugneemt bij levering van nieuwe matrassen en ervoor zorgt dat
ze worden gerecycled door een extern bedrijf (RetourMatras) en dat ze niet
verdwijnen in een verbrandingsoven (hetgeen jaarlijks gebeurt met naar
schatting 1,2 miljoen matrassen in Nederland). Het retoursysteem neemt niet
alleen de eigen matrassen van het bedrijf terug, maar ook van andere
merken, hetgeen 300.000 kilo ruwe, gerecycleerde materialen oplevert. Op
deze wijze poogt Auping circulariteit in het eigen productieproces te
verbeteren door
- de levensduur van bedden en matrassen te verlengen, hetgeen afval
beperkt,
- grondstoffen te vervangen door gerecycled materiaal, en
- de efficiëntie van het gebruik van gerecycled materiaal via innovaties te
verhogen
Om bij te dragen aan de circulaire economie is Auping ook selectief bij het
kiezen van toeleveranciers.
Voorbeeld 2: Kartonnen dozen
De producent van stevige kartonnen dozen, SolidPack uit Loenen (sinds kort onderdeel van het Belgische SmartPack) heeft een innovatief productieproces
waarbij het schone bronwater van de Veluwe en ingezameld oud papier
belangrijke inputs zijn. In een 1,5 jaar durend pilot project probeert het
bedrijf voor de eigen biologische afwateringszuivering zowel fosfor als
stikstof uit huishoudelijk afvalwater te halen via een aansluiting op de
plaatselijke riolering van de Veluwevallei. Dit in plaats van langs
chemische weg verkregen fosfor uit fosforzuur en stikstof uit ureum.
Daarnaast zoekt het bedrijf naar een nieuwe manier om 2.000 ton plastic
afval uit het productieproces om te vormen tot producten met toegevoegde
waarde. Een groot probleem voor het bedrijf op weg naar duurzaamheid is nog
dat het productieproces veel energie kost waarvoor fossiele brandstof wordt
gebruikt. Het doel is om fossiele brandstoffen te vervangen door
hernieuwbare energie zoals biovergisting. Overigens is er in de toekomst
minder oud papier beschikbaar - het papierloze kantoor- , terwijl de vraag
naar dozen juist toeneemt met de groei van de internethandel. Daarom wordt
gezocht naar een vervangende input voor het oud papier en is met
Staatsbosbeheer een overeenkomst gesloten voor de aanlevering van gras als
alternatief voor oud papier. Tenslotte wordt gepoogd om de kartonnen dozen
duurzamer en herbruikbaarder te maken hetgeen bijdraagt aan de
stroomafwaartse circulariteit en duurzaamheid.
Voorbeeld 3: Tapijttegels
Het derde voorbeeld betreft de Nederlandse vestiging van Interface in Scherpenzeel die fungeert als het Europese hoofdkantoor voor productie en
distributie van modulaire tapijttegels. Deze worden vooral in
kantoorgebouwen gebruikt. Interface vestigde zich in Nederland na overname
in 1987 van Heuga tappijttegels. Het bedrijf volgt de filosofie van
oprichter Ray Anderson, dat het mogelijk is “
to create a better world, being restorative by the power of our
influence”
(zie Anderson, 1998, 2009). Vanuit die gedachte wil Interface niet alleen
in 2020 volledig duurzaam zijn, maar ook een bijdrage leveren aan een
afname van het afval in de wereld. Een goed voorbeeld van dit circulaire
bedrijfsmodel is het Net-Works™ -initiatief, dat afgedankte nylon visnetten
in de Filippijnen verzamelt om als grondstof voor nieuwe tapijttegels te
dienen. Met een marktaandeel van een derde van de wereldwijde markt voor
tapijt is Interface marktleider op het gebied van design, duurzaamheid en
innovatie. De duurzaamheidsstrategie van het bedrijf is mede gebaseerd op
leren van de natuur (biomimicry) (zie Benyus, 1998). TacTiles® vormen
hiervan een goed voorbeeld. Het is een systeem van tegels leggen, gebaseerd
op de voeten van een gekko, zonder gebruik van lijm en daarmee zonder
uitstoot van vluchtige organische stoffen. Met als oogmerk om de hele
productieketen circulair en duurzaam te maken, speelt Interface hierbij
vaak de rol van ketenregisseur. Interface beseft dat voor duurzaamheid
zowel circulariteit als een volledige transitie naar hernieuwbare
grondstoffen nodig is. Het gebruik van gerecyclede grondstoffen en
inspanningen om tegels te hergebruiken en hun levensduur te verlengen door
licenties, onderhoudscontracten en programma's voor terugname kunnen worden
gezien als manieren om circulariteit te bewerkstelligen. Maar het grootste
deel van de strategie is gericht om fossiele grondstoffen te vervangen door
hernieuwbare grondstoffen.
Beleid
Het is in de eerste plaats aan de bedrijven zelf om hun productieproces
duurzaam in te richten en daarmee een bijdrage te leveren aan de
doelstellingen om Nederland circulair te maken (Ministerie voor
Infrastructuur en Milieu, 2016) en aan de klimaatdoelstelling van het
kabinet Rutte III (zie ook Jansen en Stegeman,2016). Het is evenzeer nodig
dat het innovatiebeleid van de overheid zich ten volle richt op het
bereiken van deze doelstellingen en daarmee gericht de technologische
vooruitgang beïnvloedt. Dat kan door beprijzen en subsidiëring, maar ook
door ondersteuning van de voorlopers op technologisch gebied. De positieve
externe effecten van deze innovaties dienen daarbij te worden
geïnternaliseerd om onderinvestering tegen te gaan. Bovendien dient er een
infrastructuur voor kennisoverdracht te worden opgezet. Voor zover dit in
het kader van het topsectoren beleid gebeurt (Regeerakkoord 2017-2021, blz.
33), is het gewenst het deel van de industrie dat bij deze ontwikkelingen
vooroploopt, tot topsector te benoemen.
Referenties
Anderson, R.C. (1998),
Mid-Course Correction, Towards a Sustainable Enterprise; The Interface
Mode
l, White River Junction: Chelsea Green Publishing Company.
Anderson, R.C.,(2009) Confessions of a Radical Industrialist, New
York, 2009.
Benyus, J. (1998), Biomimicry: Innovation Inspired by Nature. New
York: HarperCollins Publishers.
Butter, F.A.G. den, V. Kocsis en B. Tieben (2015), Groene groei: hoe bereiken we dat?, TPEdigitaal 9 (2), blz. 149-165.
Butter, F.A.G. den, en H.A.A.M. Webers (2018), Eco efficiency and circularproduction: cases from the Netherlands’ eastern region, Hoofdstuk 20 in
Harry Lehmann (red.),
Factor X, Challenges, Implementation Strategies and Examples for a
Sustainable Use of Natural Resources
, Springer International Publishing, blz. 305-316.
Ministerie voor Infrastuctuur en Milieu (2016), Nederland Circulair in 2050. Den Haag, September 2016
Janssen,T en H. Stegeman (2016), Circulaire economie vraagt om meer dan een ambitieus overheidsprogramma, Me Judice, 5 October 2016.
Regeerakkoord 2017-2021 (2017), Vertrouwen in de Toekomst, 10
oktober 2017, Den Haag.
Te citeren als
Frank den Butter, Harry Webers, “Richt Nederlands innovatiebeleid op milieu en klimaat”,
Me Judice,
23 november 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘'Wereld van zwerfvuil' Amsterdam’ van FaceMePLS (CC BY 2.0).