Verpakkingsrichtlijn
Deze maand stemt het Europese parlement over de verpakkingsrichtlijn.
Anders dan de Europese wetgever wil doen voorkomen, is deze richtlijn toch
een gewrocht geworden. En dat terwijl het zo mooi begon. In september 2014
werd Frans Timmermans eerste vicevoorzitter van de Europese commissie, met
als belangrijke taak minder en betere regelgeving. Om deze taak waar te
maken kreeg hij een speciaal mandaat en kon hij desgewenst zijn collega’s
in de Commissie tot de orde roepen. Nadat de vorige Commissie in juli 2014
een nieuwe verpakkingsrichtlijn met veel regels en een strikte
recyclingdoelstelling van 60 procent had opgesteld, trok Timmermans dat
voorstel eind 2014 in. Hij constateerde te grote verschillen tussen landen
en stelde terecht de vraag of de milieudoelstellingen niet op een andere
manier zijn te realiseren. Ook wilde hij meer ruimte overlaten aan
lidstaten om hun eigen scheidingsmethode te kiezen.
Tegenwerking
Helaas kreeg Timmermans geen medewerking van zijn collega’s. Zijn Maltese
collega voor milieu Vella tekende protest aan en in het parlement was er
veel weerstand. Er werd gezwaaid met een niet overtuigend rapport, dat
stelde dat deze richtlijn 200.000 banen zou opleveren.
[1]
Maar van een grondige vergelijking van de maatschappelijke kosten en baten
van plastic recycling was geen sprake. Opgestookt door de milieulobby en de
industrie, die wel brood zagen in beschermende regels, dwong het parlement
een verpakkingsrichtlijn af, die marginaal was aangepast.
[2]
De 60%-doelstelling werd een 55%-doelstelling en sommige lidstaten mochten
er iets langer over doen, maar het principe van aanzienlijke detaillering
en bronscheiding bleef overeind. Alleen als het niet anders kon was
nascheiding — het verzamelen van plastic en kunststoffen uit restafval en
geschikt maken voor hergebruik — mogelijk.
Recycling inefficiënt
Zelfs voor Nederland, waar veel geïnvesteerd is in recycling, ligt er nog
een aanzienlijke opgave: op dit moment wordt circa de helft van de
(plastic) verpakkingen gerecycled. En nu al is sprake van zeer hoge kosten.
In een binnenkort te publiceren artikel samen met Paul Nillesen en Rick van
Koppen is berekend dat de kosteneffectiviteit van kunststofrecycling — in
termen van kosten per ton CO2-reductie — laag is vergeleken met
het terugwinnen van energie uit kunststof. Een besparing van één ton CO 2 middels kunststofrecycling uit huishoudelijk afval kostte in
2015 178 euro.
[3]
Dat is fors hoger dan andere alternatieven om CO2 te besparen.
Met andere woorden als we hetzelfde geld aan windenergie of het afvangen
van CO2 zouden besteden dan kunnen we veel meer CO2
besparen.
[4]
Deze lage kosteneffectiviteit is in belangrijke mate terug te voeren op een
afspraak tussen de VNG en de verpakkingsindustrie. Voor één ton gerecycled
plastic ontvangt een gemeente bijna 700 euro, wat is gebaseerd op de
geschatte kosten die gemeenten maken voor het aan de voordeur ophalen van
plastic afval. Op termijn goedkopere alternatieven zoals nascheiding van
plastic worden daarbij niet meegenomen.
[5]
Dat is jammer, ook omdat de consument via een opslag op de boodschappen met
plastic verpakkingsmateriaal gewoon deze hogere kosten betaald, terwijl
daar geen hogere milieuwinst tegenover staat. Integendeel, uit pilots zoals die vooral in het
noorden van Nederland plaatsvinden, blijkt dat er ruim 8 kilo meer per
huishouden gescheiden wordt bij nascheiding en is er dus per euro meer CO 2-opbrengst.
[6]
Gemeenten die bronscheiding en gedifferentieerde afvalstoffenheffing
combineren, komen daarbij in de buurt, maar die methode is kostbaar en in
gemeenten met veel hoogbouw onmogelijk.
Verbod nascheiding wekt verbazing
Daarom is het opvallend dat Europarlementariërs inmiddels amendementen op
de richtlijn hebben ingediend, die zelfs iedere vorm van nascheiding willen
verbieden.
[7]
Terwijl uit de praktijk blijkt dat nascheiding tot steeds betere resultaten
leidt en er in diverse plaatsen, zoals Amsterdam, juist plannen voor een
nascheidingsinstallatie ontstaan. Maar dit is blijkbaar nog niet tot (een
deel van) het Europarlement doorgedrongen. Echter, in het belang van de
burgers en het milieu zou de deur voor nascheiding, die in de huidige
richtlijn slechts op een kier staat, veel verder open moeten.
* Dit artikel is in verkorte vorm verschenen in Het Financieele Dagblad van
6 januari 2017.
Voetnoten
[1]
Zie Hestin et al. (2015), dat stelt dat er 200.000 banen bijkomen.
Dit is echter een lineaire extrapolatie van de omvang van het
aantal banen bij plastic recycling in de EU op dit moment.
Veronderstelling is dat de arbeidsmarkt deze extra banen zal
absorberen, met andere woorden het arbeidsaanbod is veel hoger dan
de arbeidsvraag. Gezien de aard van deze banen (vooral technici) is
dit hoogst twijfelachtig. Eerdere (vergelijkbare) maatschappelijke
kostenbatenanalyses van het CPB waarbij met de werking van de
arbeidsmarkt rekening wordt gehouden geven aan dat alleen de lonen
van technici omhoog gaan of de arbeidsproductiviteit wordt
gestimuleerd gaan terwijl het aantal banen amper zal stijgen.
[3]
Zie Gradus et al (2017). Dit is gebaseerd op een
kosteneffectiviteitsanalyse van recycling van plastic afval versus
verbranden met behulp van Nederlandse data.
[4]
Overigens liggen de huidige marktprijzen voor CO2 in het
Europese emissiehandelssysteem (ETS) tussen €5 en €10 per ton.
Volgens velen zijn die te laag en daarom is een vergelijking met de
externe kosten of alternatieven beter. Maar de berekende €178 per
ton ligt ook aanzienlijk hoger dan de gemiddelde externe kosten die
de literatuur schat voor CO2 – iets minder dan €50 per
ton in 2030. Ter vergelijking, een van de duurdere opties om CO 2 te reduceren is het afvangen en ondergronds opslaan
van CO2 bij kolencentrales (Carbon Capture and Storage
(CCS)). Deze technologie is pas rendabel als de CO2
-prijs boven €80 ligt. Dit werd destijds onder meer afgewezen
vanwege de hoge kosten. Voor windenergie geldt een impliciete prijs
van €29 per ton (zie ook Gradus et al, 2017).
[5]
Omdat het vaak om bedrijfsvertrouwelijke gegevens gaat is het
moeilijk om de exacte kostprijs van nascheiding te achterhalen en
op dit moment worden dezelfde tarieven als bij bronscheiding
gehanteerd. Wel ligt het in de rede dat de nascheidingoptie veel
potentie heeft voor (kosten)verbetering heeft omdat het om
industrieel scheiden gaat met veel opties voor technologische
verbetering, terwijl dit voor bronscheiding minder voor de hand
ligt. Het is van het grootste belang beter zicht op te krijgen op
de kosteneffectiviteit. Als de kosteneffectiviteit vergelijkbaar
is, dan is het zinvol de keuze tussen beide systemen open te laten.
Dat zorgt in ieder geval voor concurrentie in de markt wat de kans
vergroot dat de kosten naar beneden gaan. Gezien de hoge prijs per
eenheid CO2 is dat in ieder geval zeer wenselijk.
[6]
Zie Dijkgraaf en Gradus (2016). Zie tabel 3. Omdat nascheiding in
de meeste gemeenten pas in de loop van 2013 werd geïntroduceerd
dienen we voor de vergelijkbaarheid uit te gaan van het
2014-effect. (Alleen) nascheiding levert dan een voordeel op van
8,4 kilogram per persoon. Diftarsystemen met het aan voordeur
ophalen leveren een voordeel op van 7,6 kilogram per persoon.
[7]
In de Kaderrichtlijn Afvalstoffen (Directive 2008/98/EC on waste)
is in artikel 11 een verplichting opgenomen voor lidstaten om
bronscheiding van papier, metaal, kunststof en glas in te voeren.
Volgens het huidige artikel 11 hoef je nog niet in alle gevallen
bronscheiding toe te passen omdat de voorwaarde bestaat dat dit
‘technisch, milieuhygiënisch en economisch haalbaar’ moet zijn. In
het amendement 354 ingediend door Tamburrano en Borrelli van de
Europese Fractie Europa van Vrijheid en Directe Democratie wordt
nascheiding verboden. Dit geldt ook voor amendement 353 van de
Groenen en 355 van Kappell van de Oostenrijkse FPÖ. Ook de
amendementen 41 en 165 van Federley en Punset van ALDE voor de
verpakkingsrichtlijn (Directive 94/62/EC) gaan uit van een
verplichting tot introduceren van gescheiden inzameling, onder
voorbehoud dat een LCA zou aantonen dat het beter is om (lokaal)
geen bronscheiding toe te passen. Dit legt echter de bewijslast om
van nascheiding bij lokale overheden, die daarvoor verplicht een
LCA moeten hanteren.
Referenties:
Gradus R.H.J.M., Nillesen P., Dijkgraaf E. en R. van Koppen (2017). “A Cost-Effectiveness Analysis For Incineration Or Recycling Of Dutch Household Plastic Waste”, zal verschijnen in Ecological Economics.
Dijkgraaf, E., R.H.J.M. Gradus (2016). “Post Separation of Plastic Waste: Better for the Environment and Lower Collection Costs”, Tinbergen Discussion Paper Series 2016-103/VI
Hestin, M., T. Faninger en L. Milios (2015).Increased EU Plastics Recycling Targets: Environmental, Economic and Social Impact Assessment: Final Report Prepared for Plastic Recyclers Europe.
Te citeren als
Elbert Dijkgraaf, Raymond Gradus, “Nascheiding van plastic is beter voor milieu en economie dan bronscheiding”,
Me Judice,
9 januari 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Plastic Heroes’ van FaceMePLS (CC BY 2.0).