Besef en beleving van de verschuivende AOW-leeftijd

Onderwerp:
Dossier:
Besef en beleving van de verschuivende AOW-leeftijd image
Afbeelding: Human Mind, Wikimedia
De verhoging van de AOW-leeftijd is niet ongemerkt aan Nederlanders voorbijgegaan. Maar weten zij werkelijk hoe sterk de verhoging zal zijn volgens de huidige regels? Op basis van nieuw NIDI-onderzoek blijkt dat Nederlanders de leeftijd waarop zij AOW-gerechtigd zijn zwaar onderschatten. De voortdurend verschuivende AOW-leeftijd had al kwaad bloed gezet bij oudere werknemers in 2015, maar in de tussentijd is die boosheid alleen maar toegenomen.

Onvrede over AOW-leeftijd

De pensioenwereld is in gespannen afwachting van een doorbraak in het overleg over een nieuw pensioenakkoord. Dat akkoord moet de rust terugbrengen bij werknemers en gepensioneerden die niet langer met voorgenomen pensioenkortingen willen worden bestookt. Ook moet het pensioenakkoord meer duidelijkheid brengen over wanneer toekomstige generaties AOW-gerechtigd zijn en de deur openen naar speciale uittredingsmogelijkheden voor werknemers in zware beroepen. De huidige generatie werknemers van 60 jaar en ouder is reeds geconfronteerd met een aaneenschakeling van pensioenhervormingen die noopten tot veel langer doorwerken. De jongere generaties worden geconfronteerd met een AOW-leeftijd die gekoppeld is aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Elk jaar dat we ouder worden zullen we ook langer doorwerken, is daarbij het devies. Deze een-op-een koppeling is in de wet vastgelegd en zal vermoedelijk leiden tot een AOW-leeftijd van 75 jaar voor de baby's die dit jaar worden geboren (De Beer, 2019). Deze pensioenhervormingen waarmee de oudere generaties werden geconfronteerd hebben geleid tot grote onvrede. Veel oudere werknemers voelden zich door de hervormingen onaangenaam verrast en overvallen. Vooral de lager opgeleide werknemers zijn erg boos. Zij voelen zich onzeker of men fysiek en mentaal die opschuivende AOW-leeftijd bij kan houden. De werknemers die verder van hun pensioen verwijderd zijn, hebben meer tijd om zich aan te passen aan een nieuw perspectief van langer doorwerken. Via bijvoorbeeld de website van de Sociale Verzekeringsbank is het voor iedereen zeer eenvoudig na te gaan wanneer men volgens de huidige projecties AOW-gerechtigd is. Een helder beeld van de eigen AOW-gerechtigde leeftijd voorkomt niet alleen dat werknemers op latere leeftijd verrast worden, maar kan mensen ook stimuleren beslissingen te nemen die duurzaam langer doorwerken mogelijk maken.

In dit artikel onderzoeken we hoe groot het besef is dat de AOW-leeftijd in Nederland voortdurend opschuift, en proberen we een beeld te krijgen van de risico’s die aan mogelijke onwetendheid kleven. We baseren ons daarbij op twee gegevensbestanden. In december 2018 hebben we via het LISS-panel van CentERdata gegevens verzameld over de kennis van Nederlanders over de AOW-leeftijd. Eveneens in 2018 hebben we gegevens verzameld onder een cohort 60-plussers die eerder in 2015 werden over de opschuivende pensioenleeftijd  (zie Henkens et al. 2016). Aan dit panelonderzoek werd deelgenomen door circa 6.800 werknemers (55% mannen en 45% vrouwen) van 60 jaar en ouder aangesloten bij drie grote pensioenfondsen in Nederland. De pensioenfondsen vertegenwoordigen de sectoren overheid, onderwijs, zorg, welzijn en bouw. In dit artikel richten we ons op degenen die ten tijde van het onderzoek in 2018 nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt (de geboortejaren 1953-1955). Tezamen geven deze data – het LISS-panel en het NIDI-pensioenpanel - een interessant beeld van het bewustzijn over de beleving van een voortdurende bijstelling van de leeftijd waarop men AOW-gerechtigd is.

De versnelde verhoging van de AOW-leeftijd

Hoewel er in beleidskringen al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw gediscussieerd is over aanpassing van de pensioenregelingen, kwamen de stelselwijzigingen pas echt van de grond toen in 2006 de VUT- en prepensioenregelingen ophielden te bestaan. Stoppen met werken ruim voor de AOW-leeftijd van (toen nog) 65 jaar werd voor steeds meer mensen een uitzondering. Maar ook de vaste AOW-leeftijd van 65 jaar had zijn langste tijd gehad. In het pensioenakkoord van 2011 werd nog afgesproken om de AOW-leeftijd geleidelijk te verhogen naar 67 in het jaar 2025. Het wetsontwerp uit 2012, dat werd ingevoerd in 2013 voorzag in een geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd. In deze wet werd de AOW-leeftijd van 67 jaar in het jaar 2023 bereikt. Spoedig daarna vond een nieuwe politieke discussie plaats over versnelling van de verhoging van de AOW-leeftijd (De Beer et al. 2017a). Dit kreeg zijn beslag in een wet - aangenomen op 2 juni 2015 - waarin was opgenomen dat de AOW-leeftijd vanaf 2016 versneld werd verhoogd naar 67 jaar in 2021 en vervolgens gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting zoals deze op leeftijd 65 geldt.

Besef verschuivende AOW-leeftijd

In december 2018 hebben wij een dwarsdoorsnede van de bevolking gevraagd of zij een idee hadden op welke leeftijd zij AOW-gerechtigd zijn. Vervolgens is hen gevraagd op welke leeftijd zij dachten AOW-gerechtigd te zijn. Oppervlakkige bestudering van de antwoorden zou tot de conclusie kunnen leiden dat het met het besef over de eigen AOW-leeftijd wel goed zit. De meerderheid (65%) van de ondervraagden gaf aan ongeveer te weten welke AOW-leeftijd voor hen geldt. Een kleine minderheid (20%) gaf aan het zelfs precies te weten en 15 procent weet het niet. Figuur 1 toont de gemiddelde leeftijd waarop mensen (van verschillende geboortejaren) denken AOW-gerechtigd (zie blauwe lijn). Grosso modo, is het besef er wel dat de AOW-leeftijd stijgt naarmate men recenter geboren is. De belangrijkste vraag is uiteraard of de respondenten die aangaven te weten wanneer zij volgens de huidige wetgeving AOW-gerechtigd te zijn het bij het rechte eind hebben en of zij hun kennis niet overschatten. In figuur 1 wordt naast de gemiddelde door respondenten ingeschatte AOW-leeftijd ook de officiële AOW-leeftijd getoond, zoals die voor ieder geboortejaar volgende de huidige regels (nog) geldt. De figuur toont een grote discrepantie tussen de eigen inschatting en de werkelijkheid van de wet.

Niet alleen zijn mensen over het algemeen slecht op de hoogte van hun AOW-leeftijd, zij onderschatten deze belangrijke datum ook sterk.

Voor de oudere werknemers die dicht tegen hun pensioenleeftijd zitten is die kennis redelijk goed en dat beeld herkennen we wel uit de pensioenliteratuur waarbij mensen pas hun pensioenzaken ter harte nemen als men in de buurt van de pensioendatum komt. De discrepantie wordt echter groter en zorgelijker naarmate men verder van de AOW-datum verwijderd is. Het pensioendebat en de stijgende AOW-leeftijd mogen dan bij tijd en wijle prominent het nieuws beheersen, het leidt kennelijk niet tot een groot besef over wat de eigen AOW-leeftijd is.

Figuur 1: Confrontatie van de officiële AOW-leeftijd en de eigen ingeschatte AOW-leeftijd, naar geboortejaar

fIguur 1: confrontatie officiële en geschatte AOW-leeftijd Noot: de officiële AOW-leeftijd zoals gerapporteerd door de SVB wordt maar tot 1990 opgegeven. In de figuur is vanaf 1990 op basis van CBS-cijfers over de levensverwachting op leeftijd 65 de gekoppelde AOW-leeftijd doorgetrokken.

 

In dat licht is het opmerkelijk dat de respondenten die in het onderzoek aangaven wel ongeveer op de hoogte te zijn van de eigen AOW-leeftijd net zo slecht hun eigen AOW-leeftijd konden inschatten als degenen die aangaven eigenlijk geen idee te hebben. De mensen die aangaven precies te weten wanneer met AOW-gerechtigd was onderschatten deze weliswaar beter, maar men zit er gemiddeld nog steeds 8 maanden naast.

Wat deze cijfers vooral duidelijk maken is niet alleen dat mensen over het algemeen slecht op de hoogte zijn van hun AOW-leeftijd, maar deze belangrijke datum ook sterk onderschatten. Het is een bekend gegeven dat pensioenbewustzijn bij jongeren veel lager is dan bij burgers die dicht tegen de pensioenleeftijd aanzitten. Toch wekken deze bevindingen verwondering omdat zij suggereren dat mensen wel weten dat de AOW-leeftijd gekoppeld is aan de levensverwachting – de stijging van de ingeschatte AOW-leeftijd naar geboortejaar is daar een teken van - maar men weet helaas niet hoe de koppeling aan de levensverwachting precies in zijn werk gaat en/of men onderschat in hoge mate hoe snel de levensverwachting zal stijgen. Ondersteuning voor dit laatste idee kan worden gevonden in een recent uitgevoerd NIDI-onderzoek (De Beer et al. 2017b) waarin verwachtingen van de bevolking over de eigen levensduur werden vergeleken met de meest recente voorspellingen van het CBS. Dit onderzoek wees uit dat de gemiddelde Nederlander, en dan vooral jongeren, hun levensduur veel te laag inschatten. Figuur 2 laat nog eens duidelijk zien hoe groot de precieze miscalculatie is voor verschillende leeftijdsgroepen. De twintigers zitten er bijvoorbeeld gemiddeld 2,7 jaar naast, terwijl de bevolking in de middelbare leeftijdsgroepen (van 30 tot 44) er een kleine twee jaar naast zitten.

Figuur 2: Verschil tussen ingeschatte en officiële AOW-leeftijd, naar leeftijdsgroepen

onderschatting AOW-leeftijd

Deze stand van zaken betekent dat veel mensen verwachtingen over wanneer men AOW-gerechtigd is gedurende de levensloop waarschijnlijk regelmatig zullen moeten bijstellen als men teleurstellingen wil voorkomen. Ieder individu krijgt pas definitief inzicht in de voor hem of haar geldende AOW-leeftijd als vijf jaar tevoren een brief van de SVB op de mat valt. Mensen die slecht geïnformeerd zijn, kunnen dan ook overvallen worden door een AOW-leeftijd die veel hoger ligt dan men had aangenomen. Dit kan leiden tot boosheid en frustratie, niet alleen thuis maar ook op de werkvloer. De onderschatting en confrontatie met de echte AOW-leeftijd kan het beeld versterken dat de pensioenleeftijd een almaar verschuivende finishlijn is.

Beleving verschuivende AOW-leeftijd

Een belangrijke vraag is hoe snel mensen zich aanpassen aan veranderende berichten over de voor hen geldende AOW-leeftijd. Enig inzicht daarin kunnen we krijgen op basis van een groot onderzoek onder werknemers van 60-jaar en ouder dat het NIDI sinds 2015 uitvoert. In dit onderzoek werd onder meer naar de onvrede over de pensioenhervormingen gevraagd (zie Van Solinge en Henkens, 2017). In 2018 werden de werknemers nogmaals benaderd, waarbij we nagingen of de onvrede in de loop van de tijd veranderde. Immers, met het verstrijken van de tijd kan men twee tegengestelde effecten verwachten: (1) aanpassing aan of berusting over de nieuwe situatie, waardoor de onvrede vermindert, of (2) het besef dringt echt door dat men langer moet doorwerken, waardoor en passant ook onvrede toeneemt.

In 2015 gaf 44 procent van alle deelnemers aan boos of zeer boos te zijn over de verhoging van de AOW-leeftijd. Het onderzoek bracht bovendien grote sociaaleconomische verschillen in onvrede aan het licht. Van degenen met een lagere beroepsopleiding was twee derde (heel) erg boos over de verhoging van de pensioenleeftijd. Onder universitair geschoolden was dit slechts één op de vijf. Lange arbeidsloopbanen, zwaar werk en gezondheidsbeperkingen zijn belangrijke voorspellers van de onvrede. Maar ook het feit dat men langer moet doorwerken, terwijl werkgevers daar niet op zitten te wachten, wekt irritatie bij de ondervraagde oudere werknemers.

Wat dit onderzoek interessant maakt, is dat het jongste cohort (geboren in 1955) pas na het eerste meetmoment in 2015 werd geconfronteerd met een extra verhoging van de AOW-leeftijd met drie maanden(tot 67 en 3 maanden) als gevolg van de koppelingsregeling. Deze extra verhoging werd 31 oktober 2016 bekend gemaakt.

Figuur 3:  Aandeel dat (heel) erg boos is over de stijging van de pensioenleeftijd in 2015 en 2018 naar geboortejaar (1953-1955)

boosheid AOW

Bron: NIDI-Pensioenpanel 2015 en 2018. De figuur heeft betrekking op deelnemers (N = 2.018) die ten tijde van het onderzoek in 2018 nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt (cohorten 1953-1955). De vraag luidde: “De pensioenleeftijden zijn snel hoger geworden. In hoeverre voelt u zich daar boos over?”

 

Figuur 3 toont het percentage werknemers dat aangeeft erg dan wel heel erg boos te zijn over de hogere pensioenleeftijd in het jaar 2015 en in 2018. We beperken ons daarbij tot de deelnemers die ten tijde van het onderzoek in 2018 nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hadden bereikt (cohorten 1953-1954). Een aantal zaken vallen op. Bij de oudste cohorten is er geen sprake van afname van de onvrede sinds 2015. Het is dus niet zo dat de negatieve emoties die de AOW-hervorming bij de oudste cohorten werknemers opriep in de tijd geleidelijk wegebben. Het tweede opvallende aspect is dat de onvrede onder het jongste cohort – degenen die in 2016 te horen kregen dat hun AOW-leeftijd werd verhoogd naar 67 jaar en drie maanden– aanzienlijk toenam. Was in 2015 46 procent van dit cohort erg boos. Dit percentage steeg in drie jaar tijd tot 57 procent.

Conclusie

De tijd dat de AOW-leeftijd een vaststaand gegeven is ligt achter ons. Hoe en in welke tempo verhoging van de AOW-leeftijd voor de huidige en toekomstige generaties moet worden vormgegeven en gecommuniceerd is een puzzel waar politici en de sociale partners zich het hoofd over breken. Indien de AOW-leeftijd niet meer een-op-een wordt gekoppeld aan de levensverwachting – waarvoor thans brede steun in de Tweede Kamer lijkt te zijn – zal dit mogelijk de scherpe kantjes van huidige wet afhalen. Toch is het nog maar de vraag of het de onduidelijkheid over de toekomst van de AOW-leeftijd weg zal nemen. Onze bevindingen doen vermoeden dat een verschuivende AOW-leeftijd alleen maar onzekerheid genereert en dat een vast baken node gemist wordt. De koppeling aan de toekomstige levensverwachting is voor de meeste burgers kennelijk een te complex concept om betekenisvol te zijn in het leven van alledag.

Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door financiering van Instituut Gak.

Referenties:

Beer, J.A.A., (2019), De baby's van 2019 krijgen pas op 75 jarige leeftijd AOWDemos: bulletin over bevolking en samenleving 35 (5): 8.

Beer, J.A.A. de, H.P. van Dalen, en K. Henkens, (2018), De verbeelding vaneen redelijke verhoging van de AOW-leeftijdMe Judice 21 december 2018.

Beer, J.A.A. de, H.P. van Dalen, en K. Henkens, (2017a), Wanneer voelt de verhoging van de AOW-leeftijd als diefstal?Me Judice 27 februari 2017.

Beer, J.A.A. de, H.P. van Dalen, en K. Henkens, (2017b), Pas op: je leeft langer dan je denkt! Demos: bulletin over bevolking en samenleving 33 (5): 5-7.

Dalen, H.P. van, K. Henkens, en J. de Beer (2019), Op zoek naar een‘verstandige’ koppeling van de AOW-leeftijdPensioen Magazine, 24, 4, 6-10.

Henkens, K., H. van Solinge, M. Damman, en E. Dingemans (2016), Langer doorwerken valt nog niet meeDemos: bulletin over bevolking en samenleving 32 (2): 1-4.

Solinge, H. van, en Henkens, K. (2017). Older workers’ emotional reactions to rising retirement age: The case of the NetherlandsWork, Aging and Retirement3(3), 273-283.

Te citeren als

Kène Henkens, Harry van Dalen, Hanna van Solinge, “Besef en beleving van de verschuivende AOW-leeftijd”, Me Judice, 3 juni 2019.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding: Human Mind, Wikimedia

Links

Ontvang updates via e-mail