Het halve en hele verhaal achter kabinet Rutte

Het halve en hele verhaal achter kabinet Rutte image

Afbeelding ‘ Kabinet Rutte II ’ Rijksoverheid.nl [CC0], via Wikimedia Commons

Journalisten roemen het economische beleid van het kabinet Rutte. De Volkskrant kwalificeerde het “een mooie eindlijst”. Parlementair journalist Xander van der Wulp stelde in Tv-programma Pauw dat het kabinet Nederland door de crisis heeft geholpen. Het voornaamste bewijsstuk is het voorspelde begrotingsoverschot in 2017. Dat is evenwel hooguit het halve verhaal volgens David Hollanders. Het hele verhaal is dat begrotingstekortreductie - het succescriterium van de regering zelf - weliswaar bovengemiddeld is, maar dat het kabinetsbeleid de groei heeft geschaad.

Crisis

De in 2008 aangevangen kredietcrisis veranderde in 2010 in de eurocrisis. Sedertdien geven EMU-landen schuldreducerende bezuinigingen de voorkeur boven groei-stimulerende uitgaven. De gedachte was dat schuldreductie, of minder schuldgroei, via de band van beleggersvertrouwen alsnog tot groei zou leiden. De Miljoenennota uit 2013 stelt: “Het verbeteren van de overheidsfinanciën is een prioriteit van het kabinet.” De Miljoenennota 2014 bespreekt verband tussen schuld en groei onder de kop “minder schuld, meer groei”. In dezelfde Miljoenennota wordt gesteld dat Nederland van het vertrouwen van beleggers “profiteert”, maar dat “het sentiment op financiële markten kan veranderen” indien in de ogen van beleggers de kredietwaardigheid van de staat afneemt. Het vertrouwen van beleggers is –gezien de lage rentes- gebleven, maar tot groei heeft het begrotingsbeleid niet geleid.

Groei in perspectief

Op basis van OESO-gegevens kunnen we vaststellen dat de totale groei over de periode 2009-2015 in Nederland +1.3% bedroeg. In de periode 2002-2008 was de groei nog +14,2%, waarmee +1.3% niet hoog te noemen is. Deze historische vergelijking is echter niet meer dan illustratief, vanwege de evidente verschillen tussen de twee perioden. Een landenvergelijkend perspectief is wel indicatief. Er zijn daarbij vier groepen te onderscheiden. Een eerste groep kende in 2009-2015 een substantiële groei van meer dan 10% (Ierland, Slowakije en Luxemburg). Een tweede groep had een matige groei van 5-10% (Duitsland en België). Een derde groep had een povere groei van 0-5%. Dit zijn Oostenrijk, Frankrijk, Litouwen, Estland en Nederland, waarbij de eerste vier landen nog een groei hadden van meer dan 3%. Tot slot zag een vierde groep de economie krimpen. Deze groep bestaat uit de gebruikelijke verdachten (Griekenland, Italië, Spanje, Letland en Portugal) als ook uit landen die solvabel geacht worden (Finland en Slovenië).

Nederland doet het dus alleen beter dan de zeven gekrompen economieën. Buurlanden Duitsland en België kenden meer groei, evenals de somtijds zwak gepercipieerde Franse economie. Nederland zit simpelweg onder het gemiddelde van de EMU (2,0%). Het EMU-gemiddelde is weer lager dan de economische groei in de EU (2,8%), de UK (7,7%), de OECD-zone (8,3%) en de VS (10,6%). Met andere woorden: de Nederlandse groei is allerwegen laag. Dit is des te opmerkelijker daar de groeivoorwaarde voor Nederland relatief gunstig was. De Miljoenennota 2017 stelt dat “een toename van de export tot een hogere economische groei” leidt. Het betalingsbalansoverschot was in 2008 met 5% van het bbp al ruim positief en steeg tot 8,6% in 2015.

De regering heeft echter niet zozeer economische groei tot doelstelling gekozen maar begrotingstekortreductie, daarbij Europese begrotingsafspraken volgend. Nederland doet het inzake tekortreductie vergelijkenderwijs ook goed. Hoewel de tekortreductie in 2009-2015 -16.5 procentpunt van het bbp was (oftewel de schuld steeg met +16,5 procentpunt) is Nederland hiermee na Duitsland, Letland en Luxemburg het vierde EMU-land. Het zit weliswaar met een overheidsschuld van 77,9% boven de 60% norm (Luxemburg, Estland en Letland zitten daaronder) maar het hoort bij een sub-kopgroep (samen met Duitsland en Finland) dat onder de befaamde en beruchte 90%-norm van Reinhart en Rogoff (2010) zit.

Prijs van schuldreductie

De relatief geringe schuldgroei en de stijging van het toch al substantiële betalingsbalansoverschot hebben niet geleid tot (absoluut of relatief) hoge economische groei, zoals door het kabinet in het vooruitzicht gesteld. Dat bezuinigen groei te niet kan doen was op zich geen verrassing. De combinatie van private besparingen en overheidsbezuinigingen zuigt als het ware de vraag uit de economie (zoals Krugman (2012) stelt “my spending is your income”). Hardnekkig lage groei is het volgens neo-Keynesianen voorspelbare en door hen dan ook bij herhaling voorspelde gevolg van een bezuinigingsbeleid.

In Nederland was de groei van de private schuld in 2009-2015 in vergelijking met andere landen laag (+9.44 procentpunt van het bbp). Dat is op zichzelf goed, zeker gezien het relatief hoge niveau van de private schuld (266% bbp, na Ierland en Spanje het hoogste in de EMU), maar het maakt duidelijk waarom de bezuinigingen niet tot groei hebben (kunnen) leiden. Stagnerende lonen hebben tot 2009 nog niet geleid tot daling van de binnenlandse bestedingen door de groei van (hypotheek)schulden. Dit is na 2009 niet meer het geval. Het kabinet heeft de krimpende private bestedingen (de keerzijde van “deleveraging”) niet via loonstijgingen gestimuleerd en evenmin de eigen overheidsbestedingen verhoogd. Dat laatste was overigens mogelijk geweest zonder schuldgroei door een hogere winstbelasting en door opsporing van belastingontduiking te prioriteren.

Hele verhaal achter kabinetsbeleid

De slotsom is dat Nederland het relatief goed gedaan heeft op het succescriterium van de staat en van diens krediteuren. Nederland heeft het echter zowel relatief als absoluut slecht gedaan op het criterium van economisch groei. Het geprognotiseerde verband tussen het eerste en het tweede is daarbij uitgebleven. Indien het de regering uiteindelijk om groei te doen was, dan heeft het beleid gefaald. Indien het de staat echter ging om het voldoen aan de fiscal pacts en het tevreden houden van krediteuren, dan is het beleid succesvol. Gezien de lage rentes zijn financiële markten tevreden. De Europese Commissie zal gezien het mogelijk begrotingsoverschot ook tevreden zijn over de Nederlandse regering. Economische groei is mede door de bezuinigingen echter uitgebleven, zoals door neo-Keynesianen voorspelt. Dat de kiezers op 15 maart weinig tevreden zullen blijken te zijn, is daarmee onwaarschijnlijk noch onredelijk.

Referenties

Giebels, R. (2016), Waarom profiteren VVD en PvdA niet van hun mooieeindlijst?, de Volkskrant, 13 december 2016.

Krugman, P. (2012), End this depression now! ( W. W. Norton & Company).

Reinhart, en Rogoff (2010), Growth in a Time of Debt, American Economic Review 100(2), pp. 573-578.

Te citeren als

David Hollanders, “Het halve en hele verhaal achter kabinet Rutte”, Me Judice, 16 januari 2017.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘ Kabinet Rutte II ’ Rijksoverheid.nl [CC0], via Wikimedia Commons

Ontvang updates via e-mail