Voor u staat een man alleen. Ik vertegenwoordig niets of niemand, ik spreek uitsluitend voor mezelf. De effectenkoersen zullen niet kelderen en het consumentenvertrouwen zal niet opleven door wat ik hier te zeggen heb. Ik heb geen enkel gezag, geen greintje macht en ben persoonlijk meer wat je noemt een Smalcap.
Van iedereen die hier aanwezig is weet ik waarschijnlijk het minst van geldzaken. Dat overkomt me wel vaker: dat ik in een gezelschap degene ben die van het gespreksonderwerp het minst afweet van allemaal. Ik kan tot mijn verdediging alleen maar zeggen dat ik meer dan ieder ander verkeer in gezelschappen waarin ik minder dan ieder ander afweet van het onderwerp. Dat maakt mij tot universeel ondeskundige, dus bij uitstek geschikt om in tijd van crisis, in tijden van de ontwaarding aller waarden, het woord te voeren over: de integriteit.
Nu voelt u ook wel aankomen dat zo’n quasi bescheiden captatio benevolentiae, zo’n nederige greep naar de gunst van het gehoor, ongetwijfeld zal uitlopen op zijn tegendeel, een hooghartige en meedogenloze geseling van het publiek, losjes bekend als ‘de kritische noot’. Publikumsbeschimpfung. Aan de slag, dus.
De vernietigende kracht van waanideeën
Er zijn in deze eeuw minstens twee wereldmachten ten gronde gegaan aan een waanidee. Het ene rijk was in de greep van de rassenwaan en het andere van de klassenwaan; een derde imperium heeft zich aan zijn eigen schoenveters uit het moeras van die dwaalleer omhoog weten te trekken. Tenminste, dat moeten we van China nog maar hopen. Niemand hoeft eraan herinnerd te worden wat een rampspoed door die waanideeën is aangericht: de vernietiging van vele tientallen miljoenen mensenlevens, en voor honderden miljoenen mensen een bestaan van volstrekte uitzichtloosheid.
Een open samenleving zou voor zulke waandenkbeelden toch min of meer immuun moeten zijn. Maar dat blijkt niet zo te zijn. In het Westen en vooral in de Verenigde Staten heeft een andere dwaalleer om zich heen gegrepen, dat is de leer van de vrije, de ongebreidelde marktwerking. Hoe heeft na het bolsjewisme en het nazisme nu de dwaalleer van de totale markt zich zo kunnen verbreiden?
Net als die andere wanen was het ‘marktisme’ omhangen met de wade der wetenschap. Het werd gepredikt in de meest excellente universiteiten, door de meest gelauwerde geleerden. Er werden speciale vormingscentra gesticht om de gestaalde kaders van de nieuwe leer te doordringen, Business Schools en Schools of Management; en alles ging in het hedendaagse kerklatijn, het Engels. Vanmorgen hoorde ik op de radio zo’n koorknaapje – het deed iets met effecten op de beurs – wat nakwaken. Hij had nog niet gemerkt dat de voorzangers er al een ander missaal bij hadden gepakt: "In de markt", zo sprak de knaap, "komt alle kennis van de wereld samen en niemand, geen mens op aarde, kan het beter weten dan de markt, die dus onfeilbaar is… De markt heeft altijd gelijk… Althans in beginsel, althans op termijn…." Je hoorde eensklaps zelfs bij hem de geloofstwijfel toeslaan.
Rap veranderende inzichten
Wij leven in een tijd van adembenemende vernieuwing in de economische wetenschap. Het merendeel van de hoogleraren in de economie is in enkele maanden tijds geheel van inzicht veranderd. Sommigen zijn zelfs helemaal vergeten wat ze vorig jaar nog verkondigden. Dat is jammer. Want wie begrijpen wil hoe het zover heeft kunnen komen met de hegemonie van het totaal marktisme moet eerst beseffen met welk een ontzagwekkend intellectueel geweld het bij de mensen werd ingeheid, onder het oorverdovend bonzen van Nobelprijzen, excellente topuniversiteiten en op ‘impact’ vergelijkende citatielijsten… Dat ging nog door, ook toen het ontwikkelingsbeleid van het IMF reeds alom te kijk stond als een complete misslag, toen de schokbehandeling van de ex-Sovjet-Unie was uitgedraaid op een volstrekte mislukking en toen de Verenigde Staten zich verslikten in hun koek van eigen deeg, opgescheept met de grootste schuldenlast in de wereldgeschiedenis. Ik mag dat nu zeggen, want ik heb het al eerder geschreven. Er waren altijd weer experts en geleerden die de dwaalleer als heilsleer bleven verkondigen. Zij hebben nu heel wat uit te leggen. Ook dat is een kwestie van integriteit, van intellectuele integriteit.
Ik besef dat ook bij sommigen van u de dampen nog niet geheel zijn opgetrokken. Het ging net zo goed, nietwaar, en het had nog zo mooi kunnen worden. Zeg maar even niks. Het komt wel weer goed, ook met u.
Marktdenken is diep doorgedrongen
Het is nog niet mogelijk om ten volle te overzien hoe ver en hoe diep de totaalleer van de vrije markt heeft ingegrepen in de westerse wereldbeschouwing. Ook in het openbaar bestuur en in het beheer van bedrijven raakte de notie verbreid dat mensen gestuurd moesten worden met de juiste gedragsprikkels, als honden die aanjagen achter de worst die hun wordt voorgehouden, en dat alle organisaties afgerekend konden worden op meetbare, telbare resultaten, met als implicatie dat wat niet te meten en te tellen is dus ook niet van waarde is. Zo gaat het ook aan de universiteiten toe, en nu zelfs in de wereld van kunst en cultuur. Dat rationele keuzemodel, want daar hebben we het over, wordt ook geprojecteerd op de niet-menselijke natuur, zelfs tot in de evolutieleer.
Ik ben een aanhanger van het beginsel van de vrije markt, en ook van de theorie van de rationele keuze, en trouwens ook van het neo-Darwinisme. Die benaderingswijzen hebben belangrijke, geldige kennis opgeleverd en zijn nog steeds productief. Maar ze dragen ook tegenstrijdigheden in zich en tekortkomingen. Zo gaat dat nu eenmaal, dat is helemaal geen weerlegging van die benaderingen, het is meer een bedenking, een kritiek.
Marktfundamentalisme is gevaarlijke dwaling
Onverdraaglijk is de verabsolutering van de leer, de lichamelijke tenhemelopname van de enkeling-met-zijn-eigendom, het vrije- marktfundamentalisme. Misschien is de gevaarlijkste en de verraderlijkste dwaling waarin een mens kan vervallen juist dat: het fundamentalisme - de waanvoorstelling dat er één absolute leer is, waaruit met volstrekte stelligheid kan worden afgeleid wat waar is, wat goed is om te doen en wat van waarde is.
In wezen is die verabsolutering van het vrije-marktbeginsel regelrecht in strijd met dat beginsel zelf, dat juist de veelvormigheid inhoudt van al die mensen die hun veelvoudige wensen aan andere mensen kenbaar maken in de verwachting met sommigen van hen iets van hun gading voor iets in hun bezit te kunnen ruilen. Maar dat vrije-marktbeginsel veronderstelt al een samenleving waarin die ruilverhoudingen zijn ingebed in andere sociale betrekkingen en het veronderstelt een staat die ieders veiligheid en de naleving van afspraken kan garanderen. Eigenlijk beseft iedereen dat wel. Desondanks hebben geleerden, ondernemers en machthebbers dat marktbeginsel uit zijn context gelicht, los gemaakt uit zijn driehoeksverhouding met staatsmacht en gemeenschapszin en het tot enig zaligmakend principe verheven, tegen beter weten in. Ik beschouw dat als een gebrek aan intellectuele integriteit, zoals elk fundamentalisme.
…en stort op dramatische wijze ineen
Dat marktistisch paradigma stort nu voor onze ogen ineen, op dramatische, welhaast theatrale wijze. Vorige week werd Alan Greenspan ondervraagd door een commissie van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden. En hij zei: "I made a mistake in presuming that the self-interests of organizations, specifically banks and others, were such that they were best capable of protecting their own shareholders and their equity in firms". Met andere woorden: bankiers en financiers zullen niet uit eigenbelang de belangen van de aandeelhouders (of van de bedrijven waarin zij deelnemen) het best behartigen. Dat er nog andere belanghebbenden kunnen bestaan, werknemers, consumenten, toeleveranciers, omwonenden, en zelfs de mensheid in een bedreigd milieu, dat blijft geheel buiten het denkraam van Greenspan èn van de Commissie.
Wat laat, twee biljoen dollar te laat, komt Greenspan tot het inzicht dat eigen belang niet de enige richtlijn kan zijn. Dat kan alleen maar impliceren dat er nog andere richtlijnen nodig zijn, zonodig sterker nog dan het eigenbelang van bankiers. Dan is er nog maar een macht ter wereld die hún zelfzucht kan beteugelen. Dat is de harde rechtsmacht van de staat.
Maar daar ging het mij niet het meeste om. Er was iets anders, dat zomaar tussendoor gezegd werd: "In other words, you found that your view of the world, your ideology, was not right, it was not working", zegt de voorzitter van de commissie. En Alan Greenspan antwoordt: "Absolutely, precisely".
Het is niet eens de erkenning van eigen ongelijk, ‘absolutely’. Die strekt hem tot eer. Het is de impliciete bevestiging dat die hele leer van de ongebreideld vrije markt, met alles d’rum und d’ran, nooit een wetenschap was, maar enkel een ‘view of the world’, een ideologie. - "Precisely".
En al die professors dan, zijn die soms ook niets meer dan ideologen? - "Absolutely". En al die Business Schools en Schools of Management, zijn dat dan enkel maar wereldbeschouwelijke vormingscentra? - "Precisely". Doek. Einde van het laatste bedrijf van de marktistische heilsleer. De verstandsverbijstering is voorbij. De verbijstering grijpt om zich heen over alles wat de marktwaan in de wereld aangericht heeft.
Markt is niet het enige ordeningsmechanisme
In de oorspronkelijke leer van de vrije markt als maatschappelijk ordeningsbeginsel steekt een radicaal, een revolutionair moment: het inzicht dat mensen uit eigen belang zullen proberen juist dat te produceren en te leveren waar andere mensen behoefte aan hebben en het inzicht dat uit de wisselwerking tussen al die menselijke strevingen en behoeften een min of meer geordende samenleving kan resulteren. Daar is in beginsel geen morele aansporing voor nodig, daar komt geen goddelijk gebod en geen vorstelijk gezag aan te pas, dat gaat ‘als vanzelf’, als ware het gerangschikt door een verborgen hand. Het is een van de meest geniale inzichten in de geestesgeschiedenis. Maar de markt kan niet als enig ordeningsmechanisme functioneren; de markt kan niet functioneren zonder staatswaarborgen en zonder een minimale moraal. Dat wist Adam Smith beter dan veel van zijn diepgelovige volgelingen van vandaag.
Wanneer eigen belang doorschiet
De scheur in het neoliberale denken is opengereten door zijn meest fanatieke aanhangers, de bankiers en financiers. Er kwam een moment dat zij de zaakwaarnemersmoraal aan hun laars lapten en begonnen te opereren voor eigen rekening en in eigen belang binnen het bedrijf waarvan zij de rentmeester (of, zogezegd, de ‘principaal’) waren.
Als rechtvaardiging voeren die directeuren aan dat onder hun bewind enorme winsten zijn geboekt. Dat snijdt aan de andere kant nu er enorme verliezen moeten worden afgeboekt. Ik ken geen enkele andere sector van het maatschappelijk leven waar het een functionaris die een onmiskenbaar particulier belang heeft, een belang dat niet samenloopt met het institutioneel belang, zou worden toegestaan om voor die institutie op te treden. Heel wat bankiers die met de overheid moesten onderhandelen over steun of overname van hun bedrijf permitteren zich niettemin om uitvoerig te chicaneren en te chanteren over hun persoonlijke honorering, op een moment dat het bedrijfsbelang en het landsbelang acuut in de waagschaal liggen. Dat heeft vèrgaande gevolgen. Zo is nu de verdenking gewekt dat bankiers niet vanwege het bedrijfsbelang overheidssteun afwijzen, maar uit persoonlijk winstbejag, omdat ze bang zijn dat anders hun bonussen hun zullen worden afgepakt.
Hoe heeft het zo ver kunnen komen?
Hoe kan het dat zulk gedrag in eigen kring geaccepteerd werd en wordt?
‘De deugd berust op de verwachtingen van andermans deugdzaamheid’: Als je ervan uitgaat dat anderen zich min of meer volgens de regels gedragen, zul je zelf eerder geneigd zijn dat ook te doen. En, als die anderen zich aan de regels houden, kun je je ook beter permitteren om dat zelf te doen, omdat je erop vertrouwt dat die anderen zich niet eenzijdig voordeel zullen verschaffen, mede op jouw kosten. En omgekeerd, als anderen het zo nauw niet nemen, waarom zou jij dat dan wèl doen? Zou je jezelf niet benadelen door je als enige aan beperkingen te houden waar zij zich kennelijk niets van aantrekken? Dan ben je toch, zogezegd, ‘een dief van je eigen portemonnee’.
Met andere woorden, zowel moreel als immoreel gedrag kan aanstekelijk werken. En, in de moraal speelt altijd een inschatting van andermans gedrag mee. Slecht voorbeeld doet slecht volgen. Dat was kennelijk het geval in het bedrijfsleven. Het is nu duidelijk dat publicatie van de hoogste inkomens juist leidde tot nog hogere inkomenseisen bij andere directeuren. Blijkbaar geneerden ze zich niet zozeer tegenover het publiek, maar voelden ze zich gekleineerd door het feit dat anderen meer verdienden dan zij.
Leven in een economie van eer
Net als academici leven grote ondernemers in een economie van de eer. Academici ontlenen hun prestige aan citaten, publicaties, onderscheidingen. Bankiers meten hun aanzien af aan de binnengehaalde beloningen. Van een inkomen van tien miljoen leef je niet veel comfortabeler dan met een inkomen van een miljoen en daarmee leef je maar een beetje gerieflijker dan van een inkomen van, zeg, twee ton. Het gaat dus niet zozeer om het geld, maar om de eer die eraan afgemeten wordt: een bedrag van zes cijfers is voor het peloton, zeven cijfers voor de kopgroep en acht cijfers (dat komt voor!) zijn voor de kampioenen. Wie meer dan een ander los wist te krijgen van zijn Raad van Bestuur stelde zich daarmee dus boven zijn collega’s in eigen bedrijf en elders. Zo begon een wedloop om het geld, maar ook en vooral om de eer. Wie achterbleef liet zich kennen als een sukkel en een doetje en moest dus wel zijn eisen opschroeven.
Kennelijk leeft men in de regionen van de haute finance in heel besloten kring, brengt elkaar het hoofd op hol en laat zich er maar weinig aan gelegen liggen hoe de rest van de samenleving daar tegenaan kijkt. Zo hebben de grote bankiers en financiers zich ongewild in de positie gemanoeuvreerd van de ideale zondebok. De wereldeconomie stort ineen en er zijn nog schuldigen aan te wijzen ook. Het zou zonde zijn ze niet te offeren op het altaar van de volkswoede. De vloedgolf van verontwaardiging zwelt nu angstwekkend aan, er steekt een storm van woede op die nog lang zal moeten uitrazen.
Er zullen civiele procedures komen, bij honderden tegelijk, en veroordelingen tot schadevergoeding voor honderden miljoenen euro’s. Er komen ook nog wel een paar strafzaken en een enkele financier eindigt in de gevangenis, tot algemeen volksleedvermaak. Dan drijft de bui voorbij, oude collega’s komen elkaar weer eens tegen, hebben nog wel een positie te vergeven en heel langzaam komt de reidans weer op gang.
Maar heel misschien is het dan tot de geesten doorgedrongen, dat vrije concurrentie gebaseerd is op een gelijkheidsbeginsel, dat een vrije markt trefzekere regulatie vereist; dat de markt alleen kan functioneren in de driehoeksverhouding met levenskrachtige sociale verbanden en een sterke staat.
Dit is de volledige tekst van een lezing die De Swaan uitsprak op een symposium van De Nederlandsche Bank over het thema integriteit. Een verkorte versie van deze lezing is eerder onder de titel ´Hoe wetenschap plots een meninkje werd´ verschenen in NRC Handelsblad van 30 oktober 2008.