Doet microkrediet er toe?

Vrouw die een kleed aan het weven is
Afbeelding ‘Bosfam weaving center, Tuzla, Bosnia 1’ van The Advocacy Project (CC BY-ND 2.0)
Microkrediet wordt als een belangrijk instrument gezien in het bestrijden van armoede in de wereld en in Nederland is prinses Maxima een groot voorvechter van dit middel. De economen Augsburg c.s. laten op basis van een veldexperiment in Bosnië zien dat microkrediet echter niet direct een wondermiddel is. Het stimuleert ondernemerschap en werkgelegenheid maar de winst in welvaart is beperkt en er kunnen zelfs nadelige bijeffecten zijn, zoals dat kinderen van ondernemers minder naar school gaan. Armoedebestrijding vergt blijkbaar meer dan het aanbieden van microkrediet alleen.

Financiering bottleneck armoede?

Een groot deel van de wereldbevolking heeft geen of slechts zeer beperkte toegang tot financiële diensten zoals leningen, verzekeringen en spaarrekeningen. Nederlandse publieke en private organisaties lopen daarom voorop in het financieren van initiatieven om dergelijke diensten voor meer mensen toegankelijk te maken (zie www.microfinanceplatform.nl). De gedachte is dat vooral in ontwikkelingslanden veel potentiële ondernemers in armoede gevangen blijven omdat ze winstgevende projecten niet kunnen realiseren. Is dit daadwerkelijk het geval? Om hier meer inzicht in te krijgen voerden we een grootschalig veldexperiment uit in Bosnië-Herzegovina (Augsburg, De Haas, Harmgart, Meghir, 2012). We wilden weten of het toekennen van kredieten inderdaad leidt tot meer kleinschalig ondernemerschap en of dat ondernemerschap mensen ook daadwerkelijk welvarender maakt.

Proef op de som

De mensen die aan ons randomised controlled trial deelnamen hadden interesse in een lening van EKI, een grote Bosnische kredietverstrekker, maar zouden normaal gesproken allemaal zijn afgewezen omdat ze net iets te risicovol waren. In totaal werd een groep van 1198 van deze zogenoemde ‘marginale’ potentiële klanten door EKI-medewerkers geïdentificeerd gedurende een periode van enkele maanden. Al deze mensen werden tijdens een gedetailleerd interview aan het begin van het onderzoek ondervraagd over een breed scala aan onderwerpen. Op die manier kregen we een goed beeld van hun economische activiteiten en welvaartsniveau voordat onze interventie begon.

Zoals gezegd zouden al deze marginale potentiële klanten normaal gesproken door EKI zijn afgewezen, bijvoorbeeld omdat ze net niet voldoende onderpand hadden. In het kader van het experiment selecteerde het onderzoeksteam in Londen echter volledig willekeurig 50 procent van de 1198 potentiele klanten. Deze helft kreeg vervolgens tòch een lening (de behandelgroep) terwijl de andere 50 procent van de groep er geen kreeg (de controlegroep). De willekeur (randomness) zorgde ervoor dat aan het begin van het experiment beide groepen mensen gemiddeld genomen nagenoeg identiek waren.

Veertien maanden na de eerste interviewronde werden de participanten in zowel de behandel- als de controlegroep opnieuw langs de economische meetlat gelegd. Deze strategie stelde ons in staat om te vergelijken hoe beide groepen, die identiek waren aan het begin van het experiment, zich anders hadden ontwikkeld als gevolg van het al dan niet toegang hebben tot krediet.

Meer ondernemerschap

Een eerste belangrijk resultaat is dat toegang tot krediet inderdaad leidde tot meer kleinschalig ondernemerschap en werkgelegenheid. In de behandelgroep waren duidelijk meer mensen in staat een nieuw bedrijfje op te zetten of een bestaand bedrijf overeind te houden. Relatief hoogopgeleide klanten startten bedrijfjes in de dienstverlenende sector, terwijl lageropgeleiden met name landbouwprojecten opzetten.

Figuur 1 Lokatie van de behandel- en controlehuishoudens

Figuur 1 Lokatie van de behandel- en controlehuishoudens

De kaart aan de rechterkant geeft de lokaties weer waar op zijn minst één treatment (donkerblauwe stippen) or controle huishouden (lichtblauwe vierkantjes).

…maar niet rijker

Helaas vinden we niet dat deze tegenomen bedrijvigheid ook echt iets oplevert in termen van winstgevendheid of inkomen. Bovendien geldt dat relatief hoogopgeleide (en dus relatief rijkere) huishoudens die een lening kregen hun besparingen lieten afnemen (vergeleken met de controlegroep), terwijl lageropgeleide huishoudens hun consumptieve bestedingen lieten dalen. Deze resultaten kunnen erop duiden dat huishoudens de lening weliswaar gebruiken voor het opzetten van een project, maar dat ze de lening met additionele middelen moeten combineren (“crowding in”) om zo een investering van een bepaalde minimumomvang te kunnen doen.

Nadelig bijeffect voor kinderen

Een derde belangrijke bevinding is dat laagopgeleide huishoudens in de behandelgroep hun kinderen in de leeftijd 16-19 jaar (wanneer ze niet meer leerplichtig zijn) minder naar school laten gaan vergeleken met de controlegroep. Deze kinderen werken daarentegen ongeveer 35 uur meer in het eigen bedrijf en, niet geheel verwonderlijk, gaan bijna 20 procent minder vaak naar school. Het is niet eenvoudig om te bepalen of dergelijke onbedoelde bijeffecten van microkrediet negatief zijn. Aan de ene kant is de jeugdwerkloosheid in Bosnië zeer hoog en kan thuis werken een relatief aantrekkelijke optie zijn vergeleken met de extra inkomsten die iemand kan verwachten na een of twee jaar meer scholing. Aan de andere kant weten we dat de landbouwactiviteiten die met name de laagopgeleide klanten opzetten nauwelijks winstgevend zijn en wellicht niet voldoende opbrengen om het verlies aan menselijk kapitaal van hun kinderen te compenseren.

Gemengd beeld

Samenvattend kunnen we stellen dat onze resultaten een gemengd beeld laten zien van de impact van kredietverlening op relatief arme gezinnen die voorheen geen toegang hadden tot leningen. Aan de ene kant vinden we dat deze huishoudens leningen inderdaad gebruiken om nieuwe bedrijfjes op te zetten en bestaande bedrijfjes overeind te houden. Waar nodig lieten ze zelfs hun consumptie en besparingen afnemen om investeringen van een bepaalde minimum grootte mogelijk te maken. Aan de andere kant vinden we helaas niet dat deze activiteiten ook een positief effect hadden op het huishoudelijk inkomen. Daarnaast geldt dat onze berekeningen laten zien dat deze leningen simpelweg niet winstgevend waren voor onze partnerorganisatie. Gemiddeld was er zelfs sprake van een impliciete subsididie aan iedere marginale klant van $268. De nieuwe marginale klantengroep was aanzienlijk riskanter dan reguliere klanten. Het aantal mensen dat uiteindelijk zijn of haar lening niet terugbetaalde was zelfs drie maal zo hoog.

Er zijn een aantal mogelijke verklaringen waarom we geen positief effect vinden van microkredieten op de winstgevendheid van bedrijfjes, huishoudelijk inkomen, of consumptie, ondanks de toename in ondernemerschap. Ten eerste kan dit simpelweg het gevolg zijn van het feit dat de periode tussen onze twee interviewrondes – ongeveer 14 maanden – te kort was om gezinnen in staat te stellen de vruchten van hun investeringen te plukken. Hoewel het mogelijk is dat winstgevendheid alsnog gaat toenemen in de loop van de tijd, moet niet uit het oog worden verloren dat de meeste bedrijvigheid geconcentreerd was in simpele diensten- en landbouwactiviteiten. Na het ontvangen van een lening hadden mensen in principe relatief snel in staat moeten zijn om winst te genereren.

Een andere verklaring is dat een gebrek aan krediet niet het enige is dat mensen ervan weerhoudt een succesvolle onderneming op te zetten. Bruhn en Zia (2011) vinden op basis van een andere veldexperiment in Bosnië dat zakelijke en financiële training van jonge ondernemers, die allemaal al een lening hadden, geen invloed had op de kans dat iemand een onderneming zou starten maar dat er een positieve impact was op de kwaliteit van de bedrijfsvoering, investeringen, en de leningsvoorwaarden die deze bedrijven kregen. Toekomstig onderzoek dient uit te wijzen welke combinatie van krediet en training mensen niet alleen kan helpen om een bedrijfje op te zetten maar dit ook tot een succesvolle onderneming te ontwikkelen.

Referenties

Augsburg, B., R. De Haas, H. Harmgart, en C. Meghir (2012), Microfinance at the Margin: Evidence from a Randomised Field Experiment in Bosnia, EBRD Working Paper Nr. 146, EBRD, Londen.

Bruhn, M. en B. Zia (2011), Stimulating Managerial Capital in Emerging Markets: The Impact of Business and Financial Literacy for Young Entrepreneurs, World Bank Policy Research Paper Nr. 5642, Wereldbank, Washington DC.

Te citeren als

Britta Augsburg, Ralph de Haas, Heike Harmgart, Costas Meghir, “Doet microkrediet er toe?”, Me Judice, 23 september 2012.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘Bosfam weaving center, Tuzla, Bosnia 1’ van The Advocacy Project (CC BY-ND 2.0)

Ontvang updates via e-mail