Krimp bevolking
Tijdens de laatste provinciale verkiezingen kwam D66-voorman Alexander Pechtold met een opvallend voorstel: een nieuw kabinet zou een
minister van krimp
in de gelederen moeten opnemen. Het voorstel weerspiegelt de grotere aandacht voor de dreigende leegloop van het platteland. ING publiceerde onlangs eenrapport waarin wordt voorspeld dat de huizenprijzen in de krimpgebieden het komende decennium niet zullen stijgen – een ander fnuikend gevolg van de krimp.
Het gaat vooral over Noord-Oost Nederland, Limburg en Zeeland, maar veel gemeenten in andere delen van het land krijgen eveneens met krimp te maken.
Sommige ramingen gaan uit van één op de drie gemeenten. De kern van het probleem is tweeledig. In de eerste plaats is op termijn van bevolkingsgroei in
Nederland geen sprake meer. Ging het CBS tot voor kort uit van een absolute daling van de Nederlandse bevolking, recentelijk is de verwachting bijgesteld
tot een stabilisatie vanaf 2035 (deels dankzij een immigratieoverschot). Als bij een groeiende bevolking al regionale krimp optreedt, dat zal het probleem
alleen maar groter worden bij een stagnerende bevolkingsgroei. Een zichtbare consequentie hiervan is de sterke vergrijzing in de krimpgebieden, met alle
gevolgen van dien in de nasleep van een inzakking van regionale economische vitaliteit. De lokale handel in elektrische fietsen maakt een bloeitijd door,
maar daar blijft het helaas bij.
…heeft economische consequenties
In de tweede plaats zijn daarnaast alle regio’s in Nederland nauw met elkaar verbonden. Groningen, Limburg en Zeeland bevinden zich niet op een (kleiner
wordend) eiland, maar zijn voor hun ontwikkeling afhankelijk van wat in de rest van Nederland gebeurt. Het is vooral de Randstad die een grote
aantrekkingskracht heeft. Werknemers vinden daar een – aantrekkelijke – baan; en bedrijven vinden daar de juiste werknemer. Dit samenspel maakt de Randstad
aantrekkelijk voor nieuwe vestigingen en voor jong ondernemerschap. Door de grote lokale Randstad-markt kunnen sterk gespecialiseerde bedrijven en sterk
gespecialiseerde werknemers elkaar gemakkelijk vinden. Bovendien kan de Randstad zich vanwege een grote lokale markt een veel grote diversiteit
permitteren: het Concertgebouworkest is eerder levensvatbaar in de Randstad dan in de provincie. Naast die in elektrische fietsen, floreert ook de handel
in ATBs, ligfietsen, tandems, racefietsen, et cetera. En elke geloofsovertuiging kan een eigen school levensvatbaar in de lucht houden.
Dynamiek en krimp
In de krimpgebieden heeft de achterblijvende bevolking eerder met het tegenovergestelde te maken: een krimpende en vergrijzende arbeidsmarkt waarop vraag
en aanbod slecht op elkaar aansluiten, een te kleine schaal om voorzieningen in stand te houden (detailhandel, scholen, zorg, zwembaden, et cetera). En
boven deze sombere neergang zweeft als een zwaard van Damocles de extra problematiek van de woningmarkt. Bevolkingskrimp laat zich vaak direct voelen op de
huizenmarkt. Leegstand, dalende prijzen en verpaupering maken een gebied snel onaantrekkelijk. Een armoedeval zet de regionale levensvatbaarheid verder
onder druk. Een hardnekkig asymmetrie op de woningmarkt zorgt voor de doodsteek. Bij stijgende prijzen wordt het huizenaanbod snel uitgebreid; bij dalende
huizenprijzen wordt het bestaande aanbod niet of heel traag afgebroken. Mensen met een minimuminkomen of een uitkering kunnen hun lage reële inkomen
compenseren door in krimpgebieden te blijven wonen omdat de woonlasten daar laag zijn. Ook dat draagt niet bij aan een goed functionerende arbeidsmarkt en
economische vitaliteit.
Onvoldoende coördinatie
Alhoewel inmiddels geleidelijk gemeentegrensoverschrijdende plannen worden ontwikkeld om bijvoorbeeld de huizenmarkt te reguleren – in de provincie
Groningen zijn in de afgelopen tien jaar meer huizen gesloopt dan bijgebouwd – constateert het Sociaal en Cultureel Planbureau dat op provinciaal en
regionaal niveau onvoldoende coördinatie is om de leefbaarheid in krimpgebieden te handhaven. Het beleid in krimpregio’s moet de neergang begeleiden in
plaats van te vechten tegen de aantrekkingskracht van de Randstad. Hier komt een belangrijk inzicht van de wereldberoemde econoom John Maynard Keynes om de
hoek kijken: wat op lokaal beleidsniveau rationeel is, leidt op een hoger beleidsniveau tot irrationele uitkomsten. Op dorpsniveau is het vechten voor het
behoud van de lokale basisschool heel goed te begrijpen, maar als alle dorpen dit doen staan overal half lege basisscholen weg te kwijnen. Overkoepelende
beleidscoördinatie is dus noodzakelijk: welke basisschool moet sluiten en welke mag openblijven? Dat is bijzonder pijnlijk, maar het alternatief is erger.
Een duivels dilemma voor lokale bestuurders, omdat de keus voor het ene dorp een keus tegen het andere impliceert. Het voorstel voor een ministerie voor
krimp is dus zo gek nog niet, maar is pas opportuun bij de volgende landelijke verkiezingen. Dat neemt niet weg dat bij krimp beleidscoördinatie
noodzakelijk is. Zonder polderen gaat dit helaas niet lukken, maar daar is Nederland groot mee geworden.
* Dit stuk is in gewijzigde vorm verschenen in NRC Handelsblad van 13 maart 2015, als “Begeleid de neergang van Groningen, Limburg en Zeeland”.
Te citeren als
Steven Brakman, Arjen van Witteloostuijn, “Een ministerie van krimp”,
Me Judice,
10 april 2015.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Ontario Abandoned House’ van Freaktography (CC BY-NC-ND 2.0)