Fransen blijven gefixeerd op officiële pensioenleeftijd

Onderwerp:
Dossier:
Fransen blijven gefixeerd op officiële pensioenleeftijd image

Afbeelding ‘protest’ van Gabriel M.A. (CC BY 2.0).

9 nov 2010
Bij de hervorming van de Franse pensioenen is het publieke debat op een zijspoor gezet, stelt de Londense econoom Antoine Bozio. Langzaam leek een concensus te ontstaan dat het systeem niet langer gefixeerd moest zijn op een bepaalde minimum pensioenleeftijd. Met de huidige hervorming blijft die fixatie bestaan, al is de leeftijd verhoogd van 60 naar 62. Bovendien is de hervorming maar zeer kort houdbaar en blijft het pensioensysteem buitengewoon complex.

Fransen mogen nu met 62 stoppen

De Franse pensioenhervorming 2010 is nu aangenomen door het Franse parlement, na weken van protesten, stakingen en zelfs rellen. Alle commotie leidde tot onbegrip in de buitenlandse media. De verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd van 60 naar 62 was volgens de meeste deskundigen slechts een zeer kleine stap in de richting van duurzame overheidsfinanciën, waar veel Europese landen de normale pensioenleeftijd al naar 67 of zelfs 68 hebben verhoogd. Dit korte artikel gaat niet over de redenen achter de heftige reacties in de Franse straten, want daar zit veel meer achter dan alleen de pensioenhervorming. Dit stuk gaat alleen in op de hervorming zelf, de verwachte gevolgen voor de verdeling van het pensioengeld, en het effect van de hervorming in termen van financiële duurzaamheid.

Frans pensioenstelsel bijzonder ingewikkeld opgebouwd

Het Franse pensioenstelsel is opgesplitst in niet minder dan 38 regelingen – verplicht, publiek, ongedekt, met premiebetaling en redistributief. De meeste Franse werknemers in de particuliere sector nemen deel aan het belangrijkste staatspensioen, tot een bepaalde inkomensdrempel. Deze regeling biedt 50% van de 25 jaren waarin men het meest heeft verdiend, op voorwaarde dat men 65 is, of 41 jaar lang pensioenpremie heeft betaald. De minimale pensioenleeftijd is 60 jaar; mensen die voor hun 19e zijn begonnen met werken en een volledige carrière hebben gehad, kunnen op deze leeftijd met pensioen gaan. Franse werknemers in de particuliere sector die later zijn toegetreden tot de arbeidsmarkt, nemen deel aan aanvullende regelingen, ongedekte ‘puntensystemen’ waarvoor een vaste premie moet worden betaald. Zelfs als de regelingen apart worden beheerd, is de hoofdregeling bepalend voor de korting op de pensioenuitkering bij vervroegde uittreding. De publieke sector, ten slotte, kent één uniform systeem. Dat biedt arbeiders op 55-jarige leeftijd 75% van het laatst verdiende loon en kantoorpersoneel kan daar op 60-jarige leeftijd aanspraak op maken, mits aan de voorwaarden van maximale pensioenopbouw is voldaan.

De pensioenhervorming van 2010 is erop gericht het tekort in de Franse pensioenen te verkleinen, door een combinatie van belastingverhogingen en verlaging van uitkeringen. De belastingverhogingen zijn op zichzelf weer een lappendeken van maatregelen, waaronder een verhoging van de inkomstenbelasting voor de hoogste inkomens met 1%, hogere werkgeversbijdragen en een verhoogde overheidsbijdrage aan de staatspensioenen. Het verlagen van de uitkeringen wil men bereiken door de minimale pensioenleeftijd te verhogen van 60 naar 62 jaar en de normale pensioenleeftijd (de leeftijd waarop een werknemer die nog niet de maximale pensioenopbouw heeft bereikt, recht heeft op een volledig pensioen) van 65 naar 67. Sinds 2004 konden werknemers die op hun 14e, 15e of 16e waren begonnen met werken, op hun 58e of 59e met pensioen als zij 42 of 43 jaar pensioen hadden opgebouwd. Deze uitzonderingen blijven gehandhaafd en worden uitgebreid voor mensen die op hun 17de zijn begonnen met werken. Zij mogen op hun 60e met pensioen. In de publieke sector zijn de minimale pensioenleeftijden ook met twee jaar verhoogd, van 55 naar 57 en van 60 naar 62. Volgens schattingen van de overheid moet dit pakket hervormingsmaatregelen leiden tot een evenwichtige begroting in 2018, terwijl het tekort weer zal groeien als gevolg van de toenemende levensverwachting.

Hoogopgeleiden niet getroffen

De Franse regering claimt dat zij gezorgd heeft voor duurzame overheidsfinanciën door een duidelijk signaal af te geven aan de financiële markten, en dat zij er tegelijkertijd voor zorgt dat het pensioenstelsel eerlijk blijft, met hogere belastingen voor de rijken en maatregelen die mensen die al jong zijn gaan werken ontzien. Vakbonden en de oppositie menen echter dat de hervorming onrechtvaardig is, en volgens sommigen leidt de verhoging van de pensioenleeftijd tot een hogere werkloosheid, en dus niet tot een evenwichtige begroting.

Rechtvaardigheid is een subjectief begrip en economen kijken dan ook liever naar de gevolgen van hervormingen voor de verdeling van het pensioengeld. Deze pensioenhervorming treft de meeste werknemers, behalve de groep van wie de hoogte van het pensioen afhangt van de vereiste lengte van het opgebouwde pensioen, dus de mensen die na hun 21e zijn gaan werken. Deze werknemers, die veelal hebben gestudeerd en daardoor een hoger inkomen hebben, ontvingen voor de hervorming een volledig pensioen vanaf hun 62e, hetgeen onveranderd blijft na de hervorming. Vanwege de verwachte regressieve aard van de hervorming, is de kritiek van de oppositie en de vakbonden niet ongegrond.

De meeste economen trekken echter hun wenkbrauwen op bij de bewering dat het verhogen van de pensioenleeftijd zal leiden tot toenemende werkloosheid onder jongeren, een claim die tijdens de protesten veel werd gehoord. Dit geloof in de lump of labour fallacy is nog altijd zichtbaar aanwezig in Frankrijk. Deze misvatting gaat uit van de gedachte dat de hoeveelheid banen in de economie een vaststaand gegeven is en dat bevoordeling van bepaalde groepen (ouderen, vrouwen, immigranten) ten koste gaat van andere groepen (jongeren, mannen, Franse staatsburgers). Dit verklaart de immense populariteit van regelingen voor vervroegd pensioen en het gebrek aan steun voor maatregelen die deze trend tegengaan.

Structureel niets veranderd

Het mag dan moedig zijn dat de regering een controversieel probleem als de pensioenkwestie durft aan te pakken, maar we moeten niet uit het oog verliezen wat er met deze hervorming niet wordt bereikt: de financiële duurzaamheid is slechts voor een aantal jaren veiliggesteld; men heeft het nog niet gehad over de maatregelen die na de komende acht jaar moeten worden genomen; het systeem is niet minder complex geworden en, misschien nog wel het ergste van alles, het publieke debat is op een zijspoor gezet. Na de hervorming van 2003 leek er steeds meer consensus te zijn over de noodzaak om mensen te stimuleren later met pensioen te gaan door het belang van de minimale pensioenleeftijd te verkleinen. De hervorming van 2010 is een voortzetting van een zeer verkrampt systeem, waarin de leeftijdgrens van 62 centraal staat.

In tegenstelling tot wat de regering beweert – en waar sommige oppositieleden misschien op hopen – moet de belangrijkste hervorming van het Franse pensioenstelsel nog komen.

* Dit artikel is eerder verschenen op La Voce, de Franstalige partnersite van Me Judice.

Te citeren als

Antoine Bozio, “Fransen blijven gefixeerd op officiële pensioenleeftijd”, Me Judice, 9 november 2010.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘protest’ van Gabriel M.A. (CC BY 2.0).

Ontvang updates via e-mail