Helder over doorsneesystematiek
In zijn brief van juli dit
jaar aan de Tweede Kamer over het pensioenstelsel is het kabinet volstrekt helder over de doorsneesystematiek. In een toekomstig pensioenstelsel is er nog
slechts ruimte voor ‘een actuarieel correcte systematiek van pensioenopbouw’ en de doorsneesystematiek wordt vanaf 2020 afgebouwd. Deze past niet meer bij
een moderne arbeidsmarkt waarin mensen vaker wisselen tussen werknemerschap en zelfstandig ondernemerschap en zodoende niet meer hun gehele actieve leven
deelnemen aan een collectieve pensioenregeling.
Niet over transitie
Minder helder is het kabinet over de aanzienlijke transitieproblematiek die samenhangt met de overstap van een doorsneesystematiek naar een actuarieel
correcte systematiek. Volgens berekeningen van het CPB
gaat het hierbij om een eenmalig bedrag van 97 miljard euro. Overigens zouden deze transactiekosten weleens aanzienlijk lager kunnen zijn, indien er mee
rekening wordt gehouden dat de rente (langjarig) lager is. Het kabinet volstaat met de constatering dat nog niet duidelijk is ‘welke groepen mogelijk
nadeel ondervinden’ en dat een eventuele compensatie ‘geleidelijk, evenwichtig en transparant’ moet zijn. Ook geeft het aan dat afschaffing ‘niet ten koste
mag gaan van de overheidsfinanciën’ en verwijst naar overleg met sociale partners en de sector.
Doorschuiven
Het kabinet schuift hiermee de afschaffing van de doorsneesystematiek terug op het bordje van sociale partners en de pensioensector. In een recent interview (FD, 20 oktober 2015)
creëerde de Staatssecretaris nog meer mist door te stellen dat ‘we nog moeten zien of er een rekening is …” Dat is jammer! In de eerste plaats omdat het
kabinet zelf voor bedrijfstakpensioenfondsen het gebruik van de doorsneesystematiek wettelijk voorschrijft. In de tweede plaats omdat iedereen weet dat er
een overgangsprobleem is en enige mate van fiscale faciliëring daarvan– vergelijkbaar met vut/prepensioen – onontkoombaar zal zijn. Zo’n overgangsregeling
hoeft slechts een beperkt effect hoeft te hebben op de overheidsfinanciën, als de voorgenomen stelselwijziging wordt aangegrepen voor een aanzienlijke
vereenvoudiging en aldus leidt tot een flinke verlaging van de uitvoeringskosten van pensioenfondsen (voor uitwerking zie Gradus en Vijverberg (2014)).
Pensioenplicht zzp-ers
Ook bij de pensioenplicht voor zzp’er laat het kabinet teveel open. Het kabinet zegt de mogelijkheden voor zzp’ers om een pensioen op te bouwen, te willen
verruimen. Daarbij is het de vraag of hiervoor een algemeen verplichte pensioenopbouw noodzakelijk is. Van belang is ook de discussie over de
doorsneesystematiek. Het huidige pensioensysteem pakt ongunstig uit voor werknemers die halverwege hun carrière de overstap maken naar een zzp-schap. Een
belangrijk voordeel van de overstap naar een actuarieel correcte systematiek is dat de pensioenopbouw gelijk is aan de waarde van het pensioen. Zo wordt
het aantrekkelijker voor (jonge) zzp’ers om de oude pensioenregeling die zij als werknemer genoten voort te zetten.
Verder zouden er voor zzp’ers ook meer mogelijkheden moeten komen om aan de tweede pijler deel te nemen. Eerder heeft FNV Zelfstandigen een plan ontwikkeld
om zzp’ers te laten deelnemen in een PPI. Daarbij zou kunnen worden uitgegaan van een auto enrolment met opt-out principe. Anders gezegd: de
zzp’er neemt automatisch deel, maar kan daarvan afzien. Zijn status als zzp’er rechtvaardigt zo’n privilege, dat gewone werknemers in beginsel niet hebben.
Een algemene pensioenplicht heeft verder als nadeel dat sommigen te veel pensioen opbouwen. Terecht stelt het kabinet dat het een gedifferentieerde aanpak
vergt om alle werkenden te ondersteunen bij de opbouw van een adequaat aanvullend pensioen: ‘niet te weinig én niet te veel’. Het kabinet wil daartoe onder
meer samen met sociale partners en zelfstandigenorganisaties de mogelijkheden verkennen.
Maar wil dit overleg echt succesvol zijn, dan zal het kabinet helderder moeten aangeven op welke wijze omgegaan moet worden met de overgangsproblemen van
de afschaffing van de doorsneesystematiek. Daarmee wachten tot 2020 zou wel eens ‘killing’ kunnen zijn voor de noodzakelijke vernieuwing in het stelsel.
* Dit artikel is verkorte vorm verschenen in Het Financieele Dagblad van 4 november 2015.
Referenties
R.H.J.M. Gradus, L. Vijverberg, (2014), “Stappen zetten naar een moderner pensioenstelsel”, TvOF 46:2 54-63 (Wim Drees Stichting voor Openbare Financiën).
Te citeren als
Raymond Gradus, Hans van Meerten, “Kabinet is maar ten dele helder over nieuw pensioenstelsel ”,
Me Judice,
4 november 2015.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Sliced Apple’ van Richie Girardin (
CC BY-SA 2.0)