Koester en beloon vernieuwende onderzoekers, ook die van 65-plus

Koester en beloon vernieuwende onderzoekers, ook die van 65-plus image
Afbeelding ‘Princeton views: McCosh Hall’ van Bosc d'Anjou (CC BY 2.0)
28 nov 2011
De winnaars van de Nobelprijs voor de economie 2011, Thomas Sargent en Christopher Sims, zijn beiden 68 jaar, maar geven nog altijd actief college en doen grensverleggend onderzoek. Sims is tegen zijn 60e nog door Princeton weggekocht bij Yale. Daar kan Nederland een voorbeeld aan nemen, stelt hoogleraar econometrie Herman van Dijk. Om in Nederland meer onderzoekers van dit kaliber te krijgen, is het nodig het jonge talent al vroeg apart te zetten, te beschermen en extra te belonen.

Een blijde dag op Princeton

Op maandagochtend 10 oktober ben ik in Princeton USA en word ik om 7.40 uur gebeld vanuit Nederland dat Thomas Sargent (hoogleraar aan New York University en gasthoogleraar op Princeton) en Christopher Sims (hoogleraar op Princeton) samen de Nobelprijs in de Economie hebben gekregen voor “hun empirisch onderzoek naar oorzaak en gevolg in de macro-economie”. Fantastisch nieuws voor Tom en Chris, een grote verrassing voor mij en buitengewoon om op de dag van bekendmaking op Princeton te zijn.

Op dinsdag 11 oktober geef ik op Princeton een ‘econometrie seminar’ waar Sims gewoonlijk aanwezig is. Ik ken hem goed. Hij was de ‘keynote’ spreker op het congres 5 en 6 november 2010 in Rotterdam dat gehouden werd ter gelegenheid van mijn afscheid als Directeur van het Tinbergen Instituut en hoogleraar econometrie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Vandaag ben ik benieuwd of hij naar mijn lezing komt. Dat wordt de eerste les voor mij. Zowel Sims als Sargent geven de ochtend, waarop zij horen dat ze de Nobelprijs gekregen hebben, gewoon hun college en komen ook gewoon de volgende dag naar Princeton. ‘s Middags op 10 oktober is er wel een persconferentie met radio en televisie.

Het zo direct aanwezig zijn bij deze gebeurtenis is voor mij aanleiding om enkele reflecties op te schrijven die bij mij boven kwamen tijdens deze twee dagen en ook te duiden wat we in Nederland kunnen leren van deze toekenning van de Nobelprijs.

Bijdrage van Sargent en Sims

Ik beschrijf eerst kort de belangrijkste kenmerken van het werk van Sargent en Sims. Als je de motivatie leest van de toekenning dan denk je gauw: dit onderzoekthema is nogal algemeen: ‘oorzaak en gevolg onderzoeken’ is wat iedereen hoort te doen in de wetenschap. Laat me wat specifieker zijn en argumenteren waarom dit onderzoek zo belangrijk is voor de huidige macroeconomische politiek en waarom de toekenning van deze Nobelprijs het onderwerp van effectief fiscaal en monetair macro-economisch beleid weer op de academische agenda heeft gezet.

Sargent heeft vooral naam gemaakt door verwachtingen van personen in de econometrische macro-modellen in te bouwen. Het oude Keynesiaanse idee was dat met een goed pakket van stimuleringsmaatregelen op het gebied van de fiscale en monetaire politiek (bv. lagere belastingen en lage rentevoet) de economie gestimuleerd wordt met een constante exogene impuls. Sargent’s kernpunt is dat rationele mensen (ondernemers en consumenten) dit beleidsvoornemen van de overheid kunnen verwachten en deze verwachtingen meenemen bij de vaststelling van hun – vooral – lange termijn economisch gedrag en daardoor het beoogde beleidseffect te niet kunnen doen. Ook de gedachte van een stabiele relatie tussen inflatie en werkloosheid (kernpunt van oude Keynesiaanse modellen in de zin van een hogere inflatie leidt tot lagere werkloosheid) werd empirisch ontkracht door Sargent’s werk. Hoe overheidsbeleid op de lange termijn de economische groei kan stimuleren in situaties waar lange termijn verwachtingen van personen over de kosten van bv. de medische zorg en de sociale uitkeringen ingebouwd zijn in de econometrische macro-modellen is uiterst actueel en een interessante uitdaging voor de bouwers van macro-economische modellen.

Sims is meer de academische macro-econometrist. Hij pionierde de benadering om eerst de data zoveel mogelijk ‘te laten spreken’ met geavanceerde beschrijvende statistische methoden en met econometrische modellen die gebaseerd zijn op ogenschijnlijk eenvoudige dynamiek (wat dit jaar gebeurt in de economie wordt voor een groot deel bepaald door de gebeurtenissen van de afgelopen jaren). Zijn artikel ‘Macroeconomics and Reality’ uit 1980 waarin hij de klasse van vector-autoregressieve modellen operationeel maakt is een klassieker. Zijn opvatting is dat men – na de directe empirische fase – in een tweede fase van onderzoek vooral geloofwaardige (‘credible’) restricties vanuit de theorie moet toevoegen. In de afgelopen 20 jaar heeft hij met name de ‘Bayesiaanse macro-econometrie’ op de kaart gezet. Modellen die zijn leerlingen verder ontwikkelden worden gebruikt bij de Europese Centrale Bank, bij de Federal Reserve Banks in de USA; en bij de Zweedse Centrale Bank om maar een paar te noemen. DNB ontbreekt nog in dit rijtje!

Een paar meer persoonlijke opmerkingen. Beide hoogleraren geven gezamelijk een macroeconomie college op Princeton. Je kunt ook zeggen dat ze persoonlijk goede vrienden zijn. Echter wetenschappelijk zijn ze het vaak niet eens en melden dat in duidelijke en krachtige taal. Sims vindt het idee van Sargent dat door verwachtingen in modellen in te bouwen het verwachte beleidsvoornemen gefrustreerd wordt een ‘ouderwets’ idee dat gebaseerd is op een partieel evenwichtsmodel. Praktisch gezegd: wanneer de overheid weet dat de mensen hun verwachtingen meenemen bij de evaluatie van het beleid kan ook de overheid hier weer rekening mee houden. Dus op de zeer lange termijn zou de ‘hypothese van het belang van rationele verwachting in modellen’ zonder praktische betekenis en ‘leeg/vacuous’ kunnen zijn. Sims staat bekend als een zeer diepe denker die zowel praktisch beleid als zeer diepe econometrie begrijpt, gebruikt en toepast. Hij heeft onafhankelijk van de eerdere Nobelprijswinnaar Granger ook het begrip ‘causaliteit’ in dynamische modellen geoperationaliseerd. ‘Granger-Sims’ causaliteit (of beter gezegd ‘voorspelbaarheid’ is ook een klassieker in de economische wetenschap.

Leren van wat er goed gaat in de VS

Zes mogelijke lessen voor Nederland:

(1) Scherpe selectie en bescherming van talent

De oprichting van het Gymnasium en de vroegere HBS-B hebben in het begin van de 20-ste eeuw intellectuele kansen gegeven aan jongelui uit verschillende lagen van de bevolking. Het streven naar een ‘gemiddelde middelbare school’ aan het einde van de 20-ste eeuw was desastreus voor de stimulering van talent. Voor universiteiten is het een uitdaging om de onderzoekscholen als ‘Graduate Schools’ direct onder het College van Bestuur te plaatsen; scherp te selecteren op kwaliteit en veel meer uit te bouwen met onderzoeksprestatie middelen en deze instellingen periodiek internationaal te evalueren. Het gebeurt nu wel maar is erg vrijblijvend en de onderzoekscholen zijn meer een federatief verband. Toch hebben een aantal onderzoekscholen zich internationaal sterk ontwikkeld. Hier liggen kansen voor Nederland. Een staatscommissie, zoals de commissie Rinnooy Kan is geweest, zou hier een sterke impuls aan kunnen en moeten geven. Deze scholen vormen dan weer een ‘academische ‘ gemeenschap en moeten ‘meespelen in de Champions League’ van internationale universiteiten.

(2) Financiering van grensverleggend onderzoek

Een – heel – belangrijk punt is de financiering van het grensverleggend onderzoek zoals dat van Sargent en Sims. Dat komt voor het overgrote deel van hun universiteiten en niet van de National Science Foundation. Hoe nuttig NWO en KNAW ook zijn, wanneer de stimulans voor universitair grensverleggend onderzoek voornamelijk van exogene instituten moet komen via bv. Veni, Vidi en Vici beurzen dan is dit beleid dus niet meer exogeen maar volledig onderdeel van intern universitair beleid. Dit roept de vraag op of de allocatie van middelen via NWO doeltreffender is dan via universiteiten.

Versta mij goed. NWO is op zichzelf een organisatie die zeker moet blijven bestaan en vooral ‘stimuleringsstenen in de universitaire vijver’ moet blijven gooien. Wanneer het in een land zover komt dat de NWO subsidies een kernplek innemen in het promotiebeleid voor de wetenschappelijke staf dan moet men oppassen. Sims en Sargent krijgen zeker National Science Foundation subsidies, maar de ondersteuning van NYU and Princeton is en blijft nummer 1. Het blijft zo dat grensverleggend onderzoek daar vruchtbaar verricht wordt waar een cultuur heerst van grote waardering voor dit onderzoek en waar het salaris van de onderzoeker adequaat is. In dit opzicht wordt het ‘gat’ tussen de USA en Nederland de laatste jaren steeds groter.

Twee praktische maatregelen zijn de volgende: (i) Stimuleer academische consulting waarmee bv. een 25 % salarisverhoging bereikt kan worden. De Toulouse School of Economics regelt dat voor haar staf al jaren; (ii) Geef senior onderzoekers die goed presteren voor bv. 5 jaren een 50% salarisverhoging. De universiteit van Cambridge in Engeland doet dit al jaren, waarbij het besluit om dit toe te kennen mede afhangt van het advies van een internationale expert.

(3) Waardering voor vernieuwende, grensverleggende research in plaats van het tellen van publikaties

Dit moet moet prioriteit krijgen in Nederland. Veel te vaak hoor ik van buitenlandse collega’s (waaronder drie Nobelprijswinnaars) dat er in Nederland een ‘telkoorts’ heerst en dat niet het vernieuwende karakter van onderzoek meegewogen wordt maar alleen het aantal publicaties telt. Op MIT kent men het gezegde (toegeschreven aan de Nobelprijswinnaar Solow): “ At MIT we do not weight the publications; we read them”.

(4) Internationale gemeenschap

Zorg voor een internationale academische sfeer zodat buitenlanders periodiek komen en gaan . Laat Nederland het Massachusetts van de EU worden.

(5) Omvang van de staf

Spiegel de omvang van de niet-wetenschappelijke staf van onze universiteiten aan die van de top universiteiten in de wereld en trek daaruit beleidsconclusies.

(6) Wetenschappelijke activiteiten zijn weinig gebonden aan leeftijd.

Sims en Sargent zijn beiden 68 jaar en geven actief college en doen grensverleggend onderzoek. Les voor Nederland: Schaf het emeritaat dat ingaat op 65 jaar in Nederland direct af. Verder, Sims is op zijn 58-ste of 59-ste jaar overgehaald om van Yale - waar hij hoogleraar was - over te komen naar Princeton door Ben Bernanke (toen hoogleraar op Princeton en department’s chairman, nu hoofd van de Federal Reserve). Voor Nederland een les om ook senior hoogleraren en hun werk serieus te nemen op de universiteit.

Nog wat meer persoonlijks. Sims kwam op mijn seminar de dag nadat hij de Nobelprijs had gekregen; we debatteerden stevig over mijn seminar; na afloop ging hij ook gewoon mee om te eten. Hij vertelde mij dat, toen de telefoon in huize Sims ging op maandagochtend om 6:15 uur en een stem met een sterk Zweeds accent naar professor Sims vroeg, zijn vrouw en hij dachten dat het een prank was. Zijn vrouw drukte ook op een verkeerde knop van het telefoontoestel en de verbinding was verbroken. Na een paar minuten werd er opnieuw gebeld en weer was de stem met een Zweeds accent te horen. Nu begreep hij dat het serieus was. Binnen een kwartier stond de telefoon roodgloeiend van CNN etc. Echter hij en Sargent gaven gewoon hun college om 10 uur. Het is vooral typisch Sims om zijn gewone werk door te laten gaan.

Te citeren als

Herman van Dijk, “Koester en beloon vernieuwende onderzoekers, ook die van 65-plus”, Me Judice, 28 november 2011.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘Princeton views: McCosh Hall’ van Bosc d'Anjou (CC BY 2.0)

Ontvang updates via e-mail