Cameron kan door
Zijn Conservatieve partij is de grootste gebleven, en de Britse premier David Cameron kan doorregeren na de verkiezingen op 7 mei. De huidige coalitie met
de Liberal Democrats zal waarschijnlijk niet worden voortgezet. Duidelijk is wel dat de Britten de belangrijkste oppositiepartij niet hun vertrouwen hebben
gegeven, de Labourpartij van Miliband verloor fors. Hoe Groot Brittannië precies door gaat met de huidige leider staat nog te bezien en of Groot Brittannië
nog lang als zichzelf door kan na de winst van de Schotse nationalisten is ook zeer de vraag.
Invloed economie op verkiezingen
In de verkiezingsstrijd speelde de stand van de Britse economie een grote rol maar opvallend genoeg hebben op dit punt ook de Conservatieven veel burgers
niet echt weten te overtuigen, de desinteresse in de verkiezingen was ongekend en maar iets meer dan 60% van de kiezers bracht een stem uit. Het snoeiharde
bezuinigingsbeleid van Cameron en co en het economische alternatief van Labour zijn beide niet erg populair gebleken. In een spraakmakend artikel in The Guardian in de aanloop naar de verkiezingen legt de Amerikaanse econoom Paul Krugman uit dat dit wordt veroorzaakt door het gevoerde
economische beleid van zowel de Conservatieven als eerder van Labour.
Uit onder meer eigen onderzoek weten we dat de stand van de economie inderdaad een zeer belangrijke voorspeller kan zijn van de verkiezingsuitslag. Bill
Clinton werd in 1992 niet voor niets president van de Verenigde Staten met de slogan “It’s the Economy, Stupid!”. Maar is het omgekeerde ook waar? Hebben
regeringsleiders daadwerkelijk invloed op de economie en heeft met name een verandering van leiderschap een merkbare impact op de economische ontwikkeling?
Maakt het met andere woorden voor de Britse economische groei uit dat Cameron doorregeert? Het antwoord op die laatste vraag is lastig omdat de stand van
de economie dus zelf weer van invloed is op de kans op (her)verkiezing! De economie beïnvloedt dus mede wie er aan de macht komt of blijft, maar de
regeringsleiders oefenen op hun beurt wellicht weer invloed uit op de economie.
Toevallige wisselingen van de wacht
Om dit kip-ei probleem op te lossen en vast te kunnen stellen of de causaliteit ook van leiderschap naar de economie loopt, is derhalve een
wetenschappelijke list vereist. Die “truc” bestaat eruit alleen te kijken naar die veranderingen in nationaal leiderschap waarbij het uitgesloten is dat de
stand van economie (of welk ander beleidsonderwerp ook) een rol kan hebben gespeeld. In een prachtige studie doen Jones en Olken (2005) dit door alleen te
kijken naar regeringsleiders die door natuurlijke oorzaken of door een ongeluk in het harnas zijn gestorven. Dit levert voor de periode 1945-2000 in totaal
57 nationale leiderschapswisselingen op die tragisch en tegelijkertijd, uit onderzoeksoogpunt, heel fraai zijn.
Het fraaie zit er dus in dat dit zogenaamde ‘exogene’ wisselingen betreft, en dat een eventueel oorzakelijk verband tussen de leiderschapsverandering en de
economische groei daarmee kan worden aangetoond: leiderschap bepaalt in die situaties dus echt de economie. Aanslagen of coups doen in hun analyses niet
mee want dan zijn we terug bij het kip-ei probleem, de coup zou immers heel goed te maken kunnen hebben met onvrede over de economie. De moord in India op
Gandhi in 1981 zit derhalve niet in de steekproef, maar het overlijden van Nehru in 1964 als gevolg van een beroerte bijvoorbeeld wel. Meer recent zou de
dood van de Saoedische koning Abdullah na een lang ziekbed wel meetellen. Maar vele andere regeringswisselingen in de Arabische regio, zoals de
machtswisseling in Libië en de dood van Ghadaffi in 2011, weer niet.
Leiderschap heeft invloed
De 57 onderzochte leiderschapswisselingen laten overtuigend zien dat leiderschap ertoe doet. Een verandering van leiderschap heeft inderdaad een
significant effect op de economische groei van een land. Bovendien laten de resultaten zien dat dit effect vooral optreedt in autocratische regimes. Zo
bezien doet de switch van koning Abdullah naar koning Salman in Saoedie-Arabië er niet alleen om politieke redenen toe, maar is het
waarschijnlijk ook van invloed op de economische vooruitzichten. Leiders zijn uiteraard niet allesbepalend, maar omgekeerd is het volgens het onderzoek van
Jones en Olken ook niet zo dat alleen de context waarin regeringsleiders moeten opereren, bepalend is voor de economische groei.
Om terug te keren bij de
aanleiding voor dit artikel: hoewel het voor het Verenigd Koninkrijk na de verkiezingen van deze week nog early days is (en Cameron nog hopelijk
lang en gelukkig leeft), kan op basis van onderzoek worden vastgesteld dat het voor de economie waarschijnlijk wel degelijk uitmaakt wie de komende jaren
de Britse regering leidt.
Referenties
Het besproken onderzoek van Benjamin Jones en Benjamin Olken (2005, Quarterly Journal of Economics) is hier te downloaden.
Te citeren als
Harry Garretsen, Janka Stoker, “Ook Cameron kan economisch het verschil maken”,
Me Judice,
8 mei 2015.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Polling Station’ van James Cridland (
CC BY 2.0)