Betere beslissingen
Big Data
en gerelateerde technologieën als artificial intelligence bieden
enorme mogelijkheden voor bedrijven om betere beslissingen te nemen
(Brynjolfsson et al., 2018; Bartelsman, 2019). Dit roept de vraag op in
hoeverre Nederlandse bedrijven data-gedreven besluitvorming omarmen en
welke kenmerken van bedrijven samenhangen met de adoptie van data-gedreven
besluitvorming (data-driven decision making (DDD)). Door onderzoek
dat eerder is verricht bij Amerikaanse bedrijven (Brynjolfsson &
McElheran, 2016) voor het eerst ook onder Nederlandse bedrijven uit te
voeren geven we antwoord op deze vragen.
Besluitvorming bij bedrijven in het tijdperk van Big Data
Afgelopen decennia werden gekenmerkt door ongekende ontwikkelingen op het
gebied van beschikbaarheid, opslag en verwerking van data. Er wordt ook wel
gesproken van het tijdperk van Big Data (Lohr, 2012). Zo is de
hoeveelheid opgeslagen data afgelopen jaren enorm toegenomen: van 2,6
exabyte in 1986 tot zo’n 175 zettabytes in 2025 (Reinsel et al., 2018). Ook
is de frequentie waarmee data beschikbaar komen, drastisch toegenomen. Data
worden veelal real time in plaats van enkel periodiek
(bijvoorbeeld jaarlijks of op kwartaalbasis) verzameld.
Eerder werd slechts gebruik gemaakt van administratieve data en enquêtedata
(Einav & Levin, 2014). Tegenwoordig hebben met de introductie van
vooral sociale media en smartphones, nieuwe data hun intrede
gedaan. Voor bedrijven betekent de komst van Big Data dat ze voor
hun besluitvorming minder hoeven te vertrouwen op de intuïtie van
leidinggevenden en zich meer kunnen laten leiden door objectieve gegevens
(McAfee & Brynjolfsson, 2012). Daarbij moet voor ieder bedrijf de
relevante data daadwerkelijk beschikbaar zijn. Ook moeten ze duidelijk
hebben hoe Big Data een rol kan spelen in hun bedrijfsvoering en
moeten bedrijven over de mensen en capaciteit beschikken om met data aan de
slag te gaan (Agrawal et al., 2018).
Data-gedreven besluitvorming gemeten
Om na te gaan in hoeverre Nederlandse bedrijven gebruikmaken van Data
Driven Decisionmaking (DDD) hebben we een enquête uitgezet onder een
representatieve steekproef van Nederlandse bedrijven (alle bedrijven met
tenminste één werknemer; zzp’ers nemen we niet mee). De enquête is door
marktonderzoeksbureau Ipsos tussen augustus en oktober 2018 online
afgenomen onder 3000 leidinggevenden van Nederlandse bedrijven. Van deze
leidinggevenden hebben 1708 respondenten de enquête daadwerkelijk ingevuld
(respons van 59 procent).
De maat voor DDD bij bedrijven bestaat uit het gemiddelde van hun
zelf-gerapporteerde scores voor beschikbaarheid van data voor
besluitvorming, en het daadwerkelijk gebruik van data bij
besluitvorming. Op basis hiervan kennen we aan elk bedrijf in onze
steekproef een score tussen nul en tien toe (zie appendix voor de exacte
samenstelling van de DDD-score).
Figuur 1: Verdeling van data-gedreven besluitvorming tussen Nederlandse
bedrijven
Bron: Rabobank
Figuur 1 laat zien hoe data-gedreven Nederlandse bedrijven te werk gaan.
Wat allereerst opvalt, is dat er een piek aan het begin van de verdeling
zit. Een flink aantal bedrijven maakt geen gebruik van data bij
beslissingen, omdat ze niet over geschikte data beschikken of om andere
redenen. Los van de piek aan het begin valt verder op dat er grote
verschillen bestaan tussen bedrijven, met een grote middenmoot en slechts
enkele bedrijven die data-gedreven besluitvorming ten volste omarmen.
Het belang van schaal en management
Om na te gaan welke bedrijfskenmerken samenhangen met de mate waarin
bedrijven DDD omarmen, hebben we binnen de enquête ook andere gegevens van
bedrijven verzameld, zoals de sector waarbinnen ze actief zijn, hun
eigenaarschapsvorm, hun omvang, opleidingsniveau van hun werknemers en
kwaliteit van hun managementpraktijken.
Figuur 2: Adoptie van data-gedreven besluitvorming door bedrijven in
verschillende sectoren
Bron: Rabobank
Wat allereerst opvalt, is dat de verschillen tussen sectoren en eigenaarschapsvormen op gebied van DDD klein zijn. Alhoewel de industrie voorop lijkt te lopen (figuur 2), valt het verschil met andere sectoren weg zodra we rekening houden met andere bedrijfskenmerken, zoals bedrijfsomvang en managementkwaliteit. Hetzelfde geldt voor verschillen tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven (figuur 3). Wanneer we rekening houden met verschillen in bedrijfsomvang en managementkwaliteit, zien we dat niet-familiebedrijven niet méér data-gedreven werken dan familiebedrijven.
Figuur 3: Adoptie van data-gedreven besluitvorming door bedrijven met
verschillende eigenaarschapsvormen
Bron: Rabobank
Welke factoren verklaren dan de verschillen in DDD? Uit een
regressieanalyse blijkt allereerst dat grote bedrijven meer data-gedreven
werken (model 1). Ook wanneer we rekening houden met de kwaliteit van
managementpraktijken en het aanwezige menselijk kapitaal, blijft deze
relatie staan (model 4). Een verklaring voor de relatie tussen omvang en
datagebruik is dat grote bedrijven meer van de benodigde kennis, middelen
en mensen hebben om data-gedreven te werken (Varian, 2014). Een andere
uitleg is dat gebruik van data in kleine bedrijven minder noodzakelijk is;
het is eenvoudiger voor leidinggevenden om alle werkprocessen te monitoren
zonder gebruik te maken van systematisch verzamelde data en data-analyses.
Tabel 1: De rol van schaal, menselijk kapitaal en managementkwaliteit
in de adoptie van data-gedreven besluitvorming bij bedrijven
|
Verklaring Datagedreven besluitvorming |
|
(1)
|
(2)
|
(3)
|
(4)
|
log(aantal werknemers)
|
0,18***
|
|
|
0,35***
|
Managementscore
|
|
0,37***
|
|
0,22***
|
% Universitair geschoolde
werknemers
|
|
|
0,01*
|
0,001
|
Overige bedrijfskenmerken
|
Ja
|
Ja
|
Ja
|
Ja
|
Respondentkenmerken
|
Ja
|
Ja
|
Ja
|
Ja
|
|
|
|
|
|
Waarnemingen
|
1.441
|
1.166
|
1.386
|
1.160
|
Adjusted R2
|
0,20
|
0,07
|
0,15
|
0,26
|
rho
|
-0,76
|
-1,06
|
-1,41
|
-0,64
|
Inverse Mills Ratio
|
-1,52***
|
-2,60***
|
-3,76***
|
-1,23**
|
Noot: we maken hier gebruik van een Heckman tweestapsprocedure, waarbij
we rekening houden met het feit dat sommige bedrijven in het geheel
geen DDD-technieken toepassen. De tabel presenteert de resultaten uit
de tweede stap van het regressiemodel, en bevat naast de getoonde
variabelen ook leeftijd, geslacht en opleidingsniveau van de
respondent, de leeftijd van het bedrijf en dummy-variabelen voor
branche en eigenaarsvorm van het bedrijf. *
p < 0,1 **p < 0,05***p < 0,01
Een tweede belangrijke factor die bijdraagt aan de adoptie van DDD is de
kwaliteit van managementpraktijken (model 2); ook wanneer we rekening
houden met de omvang van bedrijven (model 4). Om de kwaliteit van
managementpraktijken te meten, volgen we met onze enquête de methode van de
Management & Organizational Practices Survey (MOPS), afgenomen door het
Amerikaanse bureau voor de statistiek (Bloom et al., 2017). Evenals de MOPS
maken we onderscheid tussen doelenmanagement, prestatiemanagement en
personeelsmanagement (zie ook: Dieteren et al., 2019). Het feit dat de
managementkwaliteit van bedrijven samenhangt met de mate van DDD suggereert
dat DDD niet zonder goede managementpraktijken kan. Dit resultaat past in
bredere observaties dat nieuwe technologie niet zonder bijpassende
bedrijfspraktijken kan (Garretsen, 2019; Volberda & Heij, 2019).
In de derde plaats hangt data-gedreven besluitvorming samen met het binnen
bedrijven aanwezige menselijk kapitaal (model 3). Menselijk kapitaal is
hierbij gemeten op basis van het percentage hoogopgeleide werknemers. In
lijn met bevindingen uit eerdere studies die ingaan op de adoptie van IT
door bedrijven (Bresnahan et al., 2002), suggereert dit dat het gebruik van
data-gedreven besluitvorming afhankelijk is van het niveau van de
opleidingsachtergrond van werknemers binnen bedrijven. Overigens blijft
deze relatie niet overeind staan zodra we rekening houden met de omvang
bedrijven en hun managementkwaliteit (model 4), wat suggereert dat vooral
die laatste twee bedrijfskenmerken essentieel zijn voor omarming van
data-gedreven besluitvormingspraktijken.
Al met al hangen dus vooral bedrijfsomvang en kwaliteit van
managementpraktijken sterk samen met omarming van DDD. Er van uitgaande dat
bedrijfsomvang op ieder gegeven moment niet zomaar is aan te passen, roept
dit vooral de vraag op welke managementpraktijken vooral van belang zijn
voor omarming van DDD. Om dit te onderzoeken regresseren we de adoptie van
DDD op de kwaliteit van onderliggende managementdimensies binnen bedrijven.
Alle managementdimensies hangen positief en significant samen met de mate
waarin bedrijven DDD omarmen. Afgaand op de R-kwadraat en
significantieniveaus constateren we dat vooral personeelsmanagement van
belang is. Goed personeelsmanagement, gedefinieerd als het aantrekken,
ontwikkelen en behouden van talent, heeft het sterkste verband met DDD (zie
tabel 2). Dit impliceert dat omarming van DDD voor een groot deel afhangt
van hoe het bedrijf interne processen inricht om het maximale uit
werknemers te halen.
Tabel 2: Welke aspecten van goed management doen er het meeste toe?
|
Verklaring Datagedreven besluitvorming |
|
(1)
|
(2)
|
(3)
|
Doelenmanagement
|
0,72*
|
|
|
Prestatiemanagement
|
|
1,05*
|
|
Personeelsmanagement
|
|
|
1,53***
|
Overige bedrijfskenmerken
|
Ja
|
Ja
|
Ja
|
Respondentkenmerken
|
Ja
|
Ja
|
Ja
|
|
|
|
|
Waarnemingen
|
1.160
|
1.160
|
1.160
|
Adjusted R2
|
0,18
|
0,19
|
0,24
|
rho
|
-1,13
|
-1,09
|
-1,08
|
Inverse Mills Ratio
|
-2,59***
|
-2,44***
|
-2,34***
|
Noot: we maken hier gebruik van een Heckman tweestapsprocedure, waarbij
we rekening houden met het feit dat sommige bedrijven helemaal geen
data-gedreven besluitvorming toepassen. De tabel presenteert resultaten
uit de tweede stap van het regressiemodel, en bevat naast getoonde
variabelen ook de omvang van het bedrijf en het aantal werknemers met
een universitaire graad, leeftijd, geslacht en opleidingsniveau van de
respondent, de leeftijd van het bedrijf en dummy-variabelen voor
branche en eigenaarsvorm van het bedrijf
* p < 0,1 **p < 0,05***p < 0,01
Conclusie en implicaties
Big Data
biedt mogelijkheden voor bedrijven om beslissingen en prestaties te
verbeteren. Toch is data-gedreven besluitvorming niet bij alle Nederlandse
bedrijven even belangrijk. Uit onze analyse blijkt dat bedrijfsgrootte en
kwaliteit van managementpraktijken binnen bedrijven cruciaal zijn bij
data-gedreven besluitvorming. Vooral bedrijven die met behulp van goed
personeelsmanagement het meeste uit hun werknemers trachten te halen,
adopteren data-gedreven besluitvorming. Om meer uit hun data te halen, doen
bedrijven er goed aan meer aandacht te besteden aan hun bedrijfspraktijken,
met name hun personeelsmanagement.
* De auteurs danken Jadé Dieteren (RaboResearch) voor haar bijdrage gedurende
de eerste fase van dit onderzoek.
Referenties
Agrawal, A., Gans, J., & Goldfarb, A. (2018).
Prediction machines: the simple economics of artificial intelligence
. Harvard Business Press.
Bartelsman, E. (2019). De weg naar een mooie toekomst met nieuwe
technologie. MeJudice, 28 oktober 2019.
Bloom, N., Brynjolfsson, E., Foster, L., Jarmin, R. S., Patnaik, M.,
Saporta-Eksten, I., & Van Reenen, J. (2017). What drives differences in
management?, National Bureau of Economic Research, No. w23300.
Bresnahan, T. F., Brynjolfsson, E., & Hitt, L. M. (2002). Information
technology, workplace organization, and the demand for skilled labor:
Firm-level evidence. The Quarterly Journal of Economics, 117(1),
339-376.
Brynjolfsson, E., & McElheran, K. (2016). The rapid adoption of
data-driven decision-making. American Economic Review, 106(5),
133-39.
Brynjolfsson, E., Rock, D., & Syverson, C. (2018). Artificial
intelligence and the modern productivity paradox: A clash of expectations
and statistics. In: The economics of artificial intelligence: an agenda. University of
Chicago Press.
Dieteren, J.; Groenewegen, J.; Hardeman, S. (2019). Gericht beleid nodig
voor verbeteren managementkwaliteit bij bedrijven. ESB, 17 oktober
2019.
Einav, L., & Levin, J. (2014). Economics in the age of big data. Science, 346(6210), 1243089.
Garretsen, H. (2019). Een pleidooi voor indirect innovatiebeleid. MeJudice, 26 september 2019.
Lohr, S. (2012). The age of big data. New York Times, 11(2012).
McAfee, A., & Brynjolfsson, E. (2012). Big data: the management
revolution. Harvard Business Review, Oktober 2012: 3-8.
Reinsel, D., Gantz, J., & Rydning, J. (2018). The digitization of the
world: from edge to core. IDC White Paper, Nr. US44413318,
gedownload, 13 mei 2018 van: www.seagate.com
Varian, H. R. (2014). Big data: New tricks for econometrics. Journal of Economic Perspectives, 28(2), 3-28.
Volberda, H.; Heij, K. (2019). Moet Nederland alles inzetten op
sleuteltechnologieën? MeJudice, 8 oktober 2019.
Appendix: Opzet van de enquête
De enquête is door marktonderzoeksbureau Ipsos online afgenomen onder 3000
leidinggevenden van Nederlandse bedrijven. Van deze leidinggevenden hebben
1708 respondenten de enquête daadwerkelijk ingevuld (respons van 59
procent). Voor het verkrijgen van een representatieve steekproef is bij het
samenstellen van de set aan leidinggevenden rekening gehouden met de
bedrijfsgrootte en sector waarin zij werken. Binnen de enquête wordt
aandacht besteed aan o.a. (i) algemene bedrijfsinformatie, (ii)
data-gedreven besluitvorming en (iii) managementpraktijken.
De vragen over data-gedreven besluitvorming zijn gebaseerd op Brynjolfsson
& McElheran (2016). Er wordt gevraagd naar (i) beschikbaarheid en (ii)
afhankelijkheid van data voor besluitvorming binnen het bedrijf:
· Beschikbaarheid van data voor besluitvorming: op een schaal van 1 tot 7,
in hoeverre zijn voor uw bedrijf systematisch verzamelde data beschikbaar?
· Gebruik van data voor besluitvorming: op een schaal van 1 tot 7, in
hoeverre is uw bedrijf afhankelijk van systematisch verzamelde data om tot
besluitvorming te komen?
Aanvullend op Brynjolfsson & McElheran (2016) is gevraagd om te
specificeren op welk vlak van besluitvorming data beschikbaar zijn en
worden gebruikt: d.w.z. voorraadbeheersing, het optimaliseren van relaties
met leveranciers, het optimaliseren van klantrelaties en
personeelsmanagement. Dit levert vier scores op voor de beschikbaarheid en
het gebruik van data voor besluitvorming. Aan de hand van een
min/max-transformatie zijn de vier scores genormaliseerd zodat ze op een
schaal van 0 tot 10 komen te liggen en gemiddeld. Daarnaast is respondenten
ook gevraagd naar het gebruik van verschillende softwaresystemen (ERP, SRM,
CRM en HRM). Dit levert een dummyvariabele die aangeeft of een bedrijf wel
(=1) of niet (=0) beschikt over één van de vier softwaresystemen. We gaan
ervan uit dat als bedrijven niet over tenminste één van deze
softwaresystemen beschikken, ze überhaupt niet aan data-gedreven
besluitvorming kunnen doen.
In onze uiteindelijke DDD-maatstaf hebben we geëxperimenteerd met en zonder
de toevoeging van de dummyvariabele voor aanwezigheid van
softwaresystemen. Dat wil zeggen, we hebben een maat van DDD geconstrueerd
op basis van de vier genormaliseerde en gemiddelde scores en we hebben een
maat van DDD geconstrueerd op basis van de vier genormaliseerde en
gemiddelde scores vermenigvuldigd met een dummyvariabele die aangeeft of
een bedrijf wel (=1) of niet (=0) beschikt over één van de vier
softwaresystemen. De uitkomsten van beide benaderingen zijn kwalitatief
vergelijkbaar (zowel in termen van de verdeling van DDD over bedrijven als
de regressieuitkomsten). De hier gerapporteerde uitkomsten zijn op basis
van een DDD-maat zonder inbegrip van een dummyvariabele voor aanwezigheid
van softwaresystemen.