Consensus
De mooie wetenschap van de economie verdient een open en respectvolle
academische cultuur waarin diversiteit beschouwd wordt als kracht en niet
als een aanval op de gevestigde orde. Een academische cultuur die
gebruikelijk is bij andere disciplines, waar wetenschappers het ook
hartgrondig oneens zijn maar zonder gevecht om de hegemonie. 26 jaar
geleden werd, onder andere door vier Nobelprijswinnaars, gepleit voor
pluralisme in de economie (Hodgson et. al, 1992) "omdat een economische wetenschap die zichzelf verplicht te luisteren
naar alle argumenten juist een meer en niet minder degelijke wetenschap zal
zijn." Recentelijk nog riep
The Economist (2016) economen op om consensus met wantrouwen te behandelen, met verwijzing naar
de eenzijdige modellen die mede aanleiding waren voor de crisis van tien
jaar geleden.
Het Journal of Economic Perspectives heeft een multidisciplinair
team gevraagd om onze cultuur te vergelijken met die in andere sociale
wetenschappen (Fourcade et al., 2015). Ze deden dit onder de veelzeggende titel " The superiority of economists". Ze troffen een vrij grote
consensus aan, onder andere via nogal uniforme tekstboeken en PhD
programma's en een hoog percentage citaten naar een klein aantal
toptijdschriften. Die consensus leidt, zo schrijven de auteurs, tot
zelfgenoegzaamheid. Tegelijk constateren de auteurs een obsessie met het
meten van de onderlinge pikorde - zie in ons land de jaarlijkse
ESB-ranglijst van meest geciteerde economen. Alsof het zelfvertrouwen
misschien toch niet zo groot is als het lijkt. Dat is een interessante
paradox van de cultuur van ons wetenschapsgebied. Aan de ene kant een nogal
grote consensus over wat het juiste model is, de juiste theorie, en de
juiste methodologie. En aan de andere kant een sterke hiërarchie en een
afzeikmentaliteit op seminars en in de media om de consensus te beschermen.
Er zijn zelfs lijstjes bij radio- en tv-redacties van economen die perse
niet met bepaalde andere economen in debat willen.
Vrouwen aan de top
En er is meer aan de hand dan opgeblazen ego's. De haantjescultuur in onze
discipline werd onlangs in een
ESB-dossier over vrouwen in de economische wetenschap genoemd als verklaring waarom er zo weinig vrouwelijke hoogleraren in ons
vakgebied zijn. In de natuurwetenschappen en de techniek staan inmiddels
meer vrouwen aan de top. Een enquête van drie psychologen (Derks et al., 2018) onder Nederlandse economen laat zien dat wij in meerderheid herkennen dat
om succesvol te zijn, competitie de voorkeur heeft boven samenwerking en
dat status en confirmeren aan de hiërarchie hiervoor belangrijk zijn. Ze
vonden ook dat hoogleraren dit belangrijker vinden dan UDs en UHDs. Dat
helpt te verklaren waarom de cultuur bij economie zo stabiel is en het
aandeel vrouwen aan de top zo laag blijft. Zolang alfamannen tegelijk
rolmodel en poortwachter zijn zal deze cultuur niet snel veranderen.
Harry van Dalen (2018) doet in het ESB-dossier verslag van een andere enquête, waaruit blijkt dat
vrouwelijke economen minder belang hechten aan publicatiescores. Hij haalt
Princeton econome Anne Case aan die in een interview (Varathan, 2017) zegt dat de cultuur onder economen agressiever is dan elders en meer
gericht op het zichzelf bewijzen. Ze geeft als voorbeeld dat de presentatie
van je paper met je nieuwste onderzoeksresultaten meer lijkt op het staan
voor een vuurpeloton dan op een discussie waarin men zich coöperatief
opstelt om de presentator te helpen het argument aan te scherpen. Ik herken
dit beeld - alsof je een schietschijf bent waarop iedereen los kan gaan om
zichzelf bij de alfaman in de zaal in de kijker te spelen. Een mannelijke
econometrist die ik onlangs sprak zei me dat die ervaring heeft meegespeeld
in zijn besluit om na zijn promotie de wetenschap te verruilen voor een
beleidsfunctie. En inmiddels hebben heel wat van ons gehoord hoe Kate
Raworth begin dit jaar in Tilburg is behandeld toen ze uitgenodigd was om
te spreken over haar boek De Donuteconomie. Ze kreeg nijdige kritiek van
twee mannelijke hoogleraren aldaar zonder inhoudelijke discussie. Het
geplande videoverslag is nooit verschenen. Zulk gedrag treft natuurlijk
mannen en vrouwen. Wat wel typische mannendingen in een haantjescultuur
zijn: mansplaining en all-male panels. Mansplaining, dat
is als een man, vaak op neerbuigende toon, iets op een
over-gesimplificeerde manier probeert uit te leggen aan een vrouw, die daar
niet om gevraagd heeft, en vaak zelf even veel kennis over het onderwerp
heeft. Wat all-male panels zijn spreekt voor zich. Gelukkig ken ik
collega's die daar niet meer aan meewerken. Er bestaat zelfs een online
actie tegen onder de titel all-male-panels.
Seksisme
De meest extreme uitwas van een haantjescultuur is expliciet seksisme. In
de Verenigde Staten werd dit vorig jaar breed uitgemeten in een gedegen
scriptie van
Alice Wu (2017) over grove uitlatingen op een anoniem economenforum. De berichten over
mannelijke economen bleken vooral te gaan over hun rol als auteur of
promotor, en soms over bullebakken en rivaliteit. De berichten over
vrouwelijke economen gebruikten vaak seksistische termen - van hot tot
hoer. Deze uitwas herken ik gelukkig niet in ons land. Maar wel
verschillende vormen van neerbuigendheid en uitsluiting. Zo vertelde een
Rector Magificus mij twee jaar geleden dat een Decaan Economie had hem
doodleuk had gezegd dat vrouwen nu eenmaal niet goed zijn in wiskunde. Toen
Larry Summers dat tien jaar eerder als president van Harvard beweerde moest
hij uiteindelijk het veld ruimen (Goldenberg, 2005). Hier ten lande hebben we de schrale troost van de bijdrage aan het
ESB-dossier van
Ivo Arnold (2018) die heeft gemeten hoe studenten economie en econometrie presteren.
Vrouwelijke studenten blijken het significant beter te doen, vooral bij
econometrie.
Ook vrouwen schuldig
De afzeikmentaliteit wordt trouwens ook door sommige vrouwelijke
hoogleraren gebezigd. In een uitgebreide boekbespreking in het Journal of Economic Literature werd onlangs karaktermoord gepleegd
op de samenstellers van
The Oxford Handbook of Professional Economic Ethics,
waar ik ook een bijdrage voor geschreven heb. Feiten en argumenten werden
in de bespreking verdraaid of zelfs compleet tegenovergesteld weergegeven
om vervolgens neergesabeld te worden, en dat alles zonder enige
paginavermelding. Zelfs de naam van één van de samenstellers werd verkeerd
gespeld. Het tijdschrift had op zijn minst wat zorgvuldiger redactie mogen
plegen. De auteur van het stuk was
Anne Krueger (2017)
- niet de minste onder Amerikaanse economen. De twee samenstellers van het
handboek,
George DeMartino en Deirdre McCloskey (2017), hebben een respectvolle reactie gegeven. Die laat zien dat Anne Krueger's
bespreking zo misleidend is dat je je gaat afvragen waarom ze zo om zich
heen slaat. Waarom voelt ze zich zo aangevallen door een boek over
professionele ethiek voor economen? Duidelijk is wel dat ze niets op heeft
met dat onderwerp, en ook niet met een beroepscode. Dat mag - ieder haar
mening. Maar waarom haalt ze zichzelf zo naar beneden met zo veel
feitelijke onjuistheden?
In de psychologie staat dit bekend als
gemotiveerd redeneren - het gebruik van veelal onbewuste retorische trucs, zoals de welbekende
stroman of het toeschrijven van ideeën aan de verkeerde persoon, om de
eigen overtuiging bevestigd te zien (Kunda, 1990). Anne Krueger's
bespreking vormt zo een treffende illustratie van de consensus-controle
paradox uit het eerder genoemde artikel over de zelfgenoegzaamheid van de
economiecultuur. Zo verwijt Anne dat Sheila Dow voorstander zou zijn om elk
mogelijk gezichtspunt op een thema te onderzoeken. Terwijl Dow nu juist
betoogt dat zoiets een wijdverbreid misverstand is over het begrip
pluralisme. De Oostenrijkse econoom Peter Boettke wordt ervan beticht
gemakzuchtig elke vorm van vrije markt beleid af te wijzen, terwijl hij nu
juist wijst op de gemakzucht van critici die zulk beleid afwijzen. Over
Thornton en Wade zegt ze dat zij zouden beweren dat leken als adviseurs bij
rechtbanken moeten optreden. Terwijl de auteurs juist voorstellen om
forensische economen bij rechtszaken te betrekken.
In elke andere discipline zou zo'n onoprechte boekbespreking waarschijnlijk
een rel veroorzaakt hebben. Bij ons valt het blijkbaar niet eens op of
wordt het met schouderophalen afgedaan. En zo wordt onbedoeld een
afzeikcultuur in stand gehouden - ten koste van integere collega's en de
kwaliteit van het wetenschappelijk debat.
Mijn ervaring
Tot mijn verbazing was ik vorige maand op de Nederlandse Economen Dag (NED) tijdens een plenaire paneldiscussie zelf weer de schietschijf van een
alfaman. Het panel ging over tien jaar na de crisis. Ik maakte het punt dat
de les voor de economie is dat we meer aandacht moeten hebben voor
pluralisme, en noemde als voorbeelden John Maynard Keynes, Hyman Minsky en
Joan Robinson. De laatste omdat zij een verklaring gaf voor toenemende
concentratie - een tendens die ook de alfaman in zijn inleiding opmerkte.
Ik dacht al bijna dat de paneldiscussie redelijke eensgezindheid zou tonen,
totdat de alfaman opmerkte dat het Milton Friedman was die pleitte voor
anticyclisch begrotingsbeleid om uit een crisis te komen. Was dat een
grapje? Het was juist
Friedman (1953) die in een model liet zien dat anticyclisch begrotingsbeleid
destabiliserend kan werken. Ik besloot er niet op in te gaan - je kunt het
oneens zijn met Keynes maar misschien was het gewoon een vergissing dat
deze twee grootheden van economisch beleidsadvies uit de vorige eeuw door
elkaar werden gehaald.
Tijdens de paneldiscussie vulden drie van de vier elkaar aan en wij
probeerden de vragen van de voorzitter zo goed mogelijk te beantwoorden. De
alfaman niet. Hij ging helemaal los op mijn pleidooi voor pluralisme. Ik
herkende dezelfde tactiek als waar Anne Krueger gebruik van had gemaakt.
Hij verwees naar mij als "mevrouw van Klaveren" en ging niet in op de door
mij genoemde verklaring van Robinson voor toenemende concentratie -
namelijk dat het inherent is aan de dynamiek van markten dat competitieve
markten richting oligopolie opschuiven. In plaats daarvan koos hij de
aanval op ander werk van Robinson. Getergd verweet hij haar dat zij in de
beroemde kapitaalcontroverse tussen Cambridge UK en Cambridge US fout zat
en daarmee de Universiteit van Cambridge jaren achterop heeft gezet. Maar Paul Samuelson (1966) heeft ruiterlijk toegegeven dat zij gelijk had - ook al bleven hij en vele anderen om pragmatische redenen verschillende soorten kapitaal bij elkaar optellen.
Toen de voorzitter van het panel tot slot de alfaman vroeg wat hij vond van
de bankcultuur antwoordde hij dat hij dat een moeilijke vraag vond. Om
vervolgens mijn pleidooi - en dat van het pamflet uit 1992 - voor
pluralisme als voorwaarde voor wetenschappelijke vooruitgang met
mansplaining te beantwoorden: "vooruitgang in de economie gaat met
moeilijke econometrie".
Na afloop kreeg ik vanuit het publiek veel steunbetuigingen en een
bevestigende opmerking dat er een genderdingetje gaande was. Ik stapte met
gemengde gevoelens de trein in. Voeg mijn naam ook maar aan dat lijstje van
economen toe die niet meer met sommige anderen in debat willen, dacht ik
misnoegd. Gelukkig herinnerde ik me thuisgekomen dat in de Verenigde Staten
de American Economic Association (AEA) een serieuze stap heeft ondernomen
tegen zulk onbetamelijk gedrag. Er is
een gedragscode opgesteld om een meer professionele omgang met elkaar te bevorderen. De
code stelt terecht dat de bevordering van economisch onderzoek vereist dat
economen niet alleen intellectuele integriteit maar ook professionele
integriteit nastreven. Dat laatste gaat over een fatsoenlijke omgang met
elkaar, met respect voor verschillen, teneinde een echte vrije
wetenschappelijke gedachtewisseling te kunnen hebben. Daarin moet elk idee
op zijn eigen merites beoordeeld worden en hebben economen een
professionele plicht om respectvol debat te voeren in alle mogelijke
gremia. De code wijst op de verantwoordelijkheid van iedere econoom om zich
naar deze code te gedragen maar ook om actief bij te dragen aan collectief
professioneel gedrag.
Conclusie
Ik stel voor dat wij in Nederland ook nadenken over zo'n code, bij onze
eigen economenvereniging de Koninklijke Vereniging voor Staathuishoudkunde
(KVS) die de NED organiseert. Zodat we niet meer wegkijken of gelaten
accepteren als zulk wangedrag zich voordoet in eigen gelederen. Maar vooral
omdat intellectuele diversiteit de economische wetenschap versterkt.
Referenties
The Economist (2016)
'A less dismal science', The Economist, 16 Juli.
Arnold, Ivo (2018),
'Female econometricians are the future', ESB 103 (4767S), 1 november, 22-25.
Varathan, Preeti (2017),
'A Princeton economist has a theory for why there are so few women in
economics'. Interview with Anne Case, Quartz, 27 december.
Dalen, Harry van (2018),
'Invisible barriers to the top for female economists', ESB 103 (4767S), 1 november, 11-15.
Derks, Belle, Ruth van Veelen en Michel Handgraaf (2018)
'Successful economists are highly masculine', ESB 103 (4767S), 1 november, 16-19.
DeMartino, George, and Deirdre McCloskey (2017),
'Professional Ethics 101: A Reply to Anne Krueger's Review of The Oxforx Handbook of Professional Economic Ethics', Econ Journal Watch 15 (1) 4-19.
Fourcade, Marion, Etienne Ollion, en Yann Algan (2015)
'The Superiority of Economists', Journal of Economic Perspectives 29 (1) 89-114.
Friedman, Milton (1953),
Essays in Positive Economics. Chicago; Chicago University Press.
Goldenberg, Suzanne (2005)
'Why women are poor at science, by Harvard president', The Guardian, 18 januari.
Krueger, Anne (2017)
'Book Review of The Oxford Handbook of Professional Economic Ethics', Journal of Economic Literature 55 (1) 209-216.
Kunda, Ziva (1990)
'The case for motivated reasoning'
, Psychological Bulletin, 108 (3) 480-498.
Rodrik, Dani (2017)
'The Economics Debate, again and again'.
Samuelson, Paul (1966), '
Summing up
', Quarterly Journal of Economics 80 (4) 568-583.
Hodgson, Geoffrey, Uskali Maki and Deirdre McCloskey (1992)
'Plea for a Pluralistic and Rigorous Economics', American Economic Review 82 (2) xxv.
Wu, Alice (2017),
'Gender Stereotype in Academia: Evidence from Economics Job Market
Rumors Forum', IDEAS paper.
Te citeren als
Irene van Staveren, “De haantjescultuur in de economische wetenschap”,
Me Judice,
13 december 2018.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Public policy forum - Challenges of inequality in…’ van UNU-WIDER (
CC BY-NC 2.0).