Debat koningshuis: macht zonder gezag valt gezag zonder macht aan

Onderwerp:
Gouden koets tijdens de rijtocht op prinsjesdag door Den Haag
Afbeelding ‘gouden koets’ van zoetnet (CC BY 2.0)
9 okt 2009
Het debat over de kosten van het koningshuis heeft de politiek voor een deel over zichzelf uitgeroepen door eenzijdig de focus te richten op de kosten en niet de baten van de monarchie. Voor parlementariërs verwordt het jaarlijkse begrotingshoofdstuk van de koning tot een potje prijsschieten. Op de constitutionele monarchie moet men echter zuinig zijn en dat vergt van beide partijen – het koningshuis en de zegsman van het koningshuis – een inspanning.

Wederkerend thema

De kosten van het koningshuis houdt de gemoederen bezig. De ‘uitkering’ die de leden van het Koninklijk Huis krijgen, is in de afgelopen twee eeuwen een wederkerend thema van debat geweest. Van de staatsman Van Hogendorp in 1816 tot Troelstra en Domela Nieuwenhuis aan het begin van de 20ste eeuw, allemaal lieten ze zich kritisch uit over de kosten van het koningshuis. Domela Nieuwenhuis ging zelfs zo ver om de koningen als ‘knabbelaars aan de Staatsruif’ en ook het inkomen aan de toentertijd jonge koningin Wilhelmina veroordeelde hij sterk. Hoewel het onderwerp iedere keer terugkeerde viel het op hoe gedwee en terughoudend parlement en regering iedere keer optreden om dit onderwerp te bespreken.

Ophef kosten steeds luider

In de laatste veertig jaar is de ophef over de kosten van het koningshuis echter steeds luider geworden. Dat is op zich al een paradoxale ontwikkeling, omdat gedurende die tijd de regering juist haar best heeft gedaan om helderheid te brengen. Twee fundamentele veranderingen hebben het huishoudboekje van de koning(in) eenvoudiger proberen te maken en te ontdoen van 'gedoe' in de Tweede Kamer: in 1972 het ontwerp van het Financieel Statuut waarmee de indexatie van de uitkering geregeld werd en afgelopen jaar het rapport van de Commissie Zalm om alle relevante kosten van het koningshuis overzichtelijk te presenteren. De achilleshiel van beide wetten is dat ze miskennen dat openheid over kosten ook een schaduwzijde heeft: een onevenwichtige visie op het koningshuis. Wie namelijk alleen maar oog heeft voor de kosten en niet de baten van een instituut zal de simpele conclusie trekken dat we altijd beter af zijn door het koningshuis af te schaffen (zie eerdere bijdrage van Van Dalen, 2009).

Debat van uitersten

Het vervelende van het debat is dat het in hoge mate gepolariseerd is. Voor degenen met een Oranjehart is de monarchie onlosmakelijk verbonden met de identiteit van Nederland en is het koningshuis een bindende factor. De baten zullen hier vele malen de kosten overstijgen en afschaffen is geen kwestie, hoogstens 'mag het een onsje minder zijn'. Voor republikeinen is het koningshuis een anachronisme en staat deze haaks op democratische rechtsprincipes. Kosten 110 miljoen euro, baten nul. En of dat niet genoeg is, is het ook niet erg behulpzaam dat de verantwoordelijke minister - de minister-president - plichtmatig en met een zekere vertraging het koningshuis verdedigt en geen evenwicht in het debat brengt. Uiteraard is deze houding begrijpelijk, omdat ik vermoed dat de affaire Margarita nog talloze malen in de nachtmerrie van Balkenende voorbijkomt. Maar op de constitutionele monarchie moet men zuinig zijn en als de koningin niet mag spreken, moet de zegsman van de koningin wel zijn werk doen.

De baten van het koningshuis

Waarin schuilen dan de baten van de monarchie? Margaret Thatcher kwam al een keer dicht bij de waarheid toen zij met het nodige gevoel voor understatement zei: "Those who imagine that a politician would make a better figurehead than a hereditary monarch might perhaps make the acquaintance of more politicians." Grappige quote, maar vicepresident van de Raad van State Tjeenk-Willink kwam vier jaar geleden eigenlijk tot een soortgelijke constatering: "In de afgelopen 25 jaar is het gezag van gekozen ambtdragers aangetast, het gezag van de Koningin gegroeid."

De vervolgvraag is natuurlijk waar dat gezag vandaan komt. De koning(in) bezit vis-à-vis een regering drie rechten: het recht van raadpleging, van advies en van waarschuwing of vermaning. Van koningin Beatrix en koningin Juliana is veel in de wandelgangen opgetekend hoe zij functioneren binnen de regering. Beatrix houdt bij wat er al beslist wordt binnen de ministerraad en van alle gesprekken die zij wekelijks houdt met de minister-president en op andere tijden met bewindspersonen wordt precies bijgehouden wat er gezegd is. Daarmee vormt de koningin het geheugen van de regering in de meest letterlijke zin van het woord. Het recht van raadpleging wordt daarmee op gezette tijden uitgeoefend. Het recht van advies en waarschuwing ligt veel moeilijker, omdat directe uitoefening van deze rechten het bestaan van de moderne monarchie op het spel zet. En toch heeft de koningin daar een oplossing op gevonden. Een aanwijzing hiervoor kan men vinden in bijvoorbeeld een waarneming van Klaas de Vries, die als minister van Binnenlandse Zaken de koningin in haar rol als ‘consultant’ van dichtbij heeft meegemaakt: “Ze is echt volstrekt onpartijdig. Ze denkt niet vanuit een kabinet, maar positioneert zich als een buitenstaander.” Daarmee heeft de koningin zich een rol aangemeten van wat de Adam Smith noemt de ‘impartial spectator’ ofwel de onpartijdige beschouwer. In de visie van Smith is de onpartijdige beschouwer een methode om de menselijke natuur in een commerciële samenleving niet te laten ontsporen in egoïsme of hebberigheid. Om deze rol goed te kunnen spelen zijn neutraliteit, discretie en onbesproken gedrag van groot belang.

Ophef niet zonder gevaar

Is het gedonder met de kosten van het koningshuis dan zonder gevaar? Nee, zeker niet. Dezelfde Tjeenk-Willink stelde ook "Macht zonder gezag ontaardt uiteindelijk in een bevelstructuur en dwang, terwijl gezag zonder verbinding met de macht na verloop van tijd of betekenisloos of een eigen machtsfactor wordt. In een democratie moeten macht en gezag samengaan, elkaar aanvullen en versterken.” In die woorden schuilt een opdracht voor twee partijen. Het gezag dat de koningin bezit en waar de politiek zo naar snakt, kan de democratie versterken. Maar dan moet het koningshuis dat gezag niet eroderen door nodeloos te rommelen met een vakantiehuis in Mozambique en fiscale sluiproutes van een verdwaalde tante. En de politiek? Die moet in de persoon van de minister-president de regie houden, de baten tegenover de kosten zetten, en het woord voeren tegenover parlementariërs die het gapende gat tussen macht en gezag nog moeten dichten.

* Dit is een bewerkte versie van een bijdrage in Trouw van 9 oktober 2009.

Referentie

Dalen, H.P., 2009, “Commissie Zalm laat kans lopen op modernisering koningshuis”, Me Judice, jaargang 2, 9 oktober 2009.

Te citeren als

Harry van Dalen, “Debat koningshuis: macht zonder gezag valt gezag zonder macht aan”, Me Judice, 9 oktober 2009.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘gouden koets’ van zoetnet (CC BY 2.0)

Ontvang updates via e-mail