Waarom een nieuwe site vol economie beginnen? Hebben we niet al genoeg economen die aan ons hoofd zeuren? Scepsis is altijd een goed tegengif voor overdreven verwachtingen, maar toen wij het plan opvatten om de krachten in economenland te bundelen en een nieuw discussieforum te beginnen, hadden wij niet bepaald het idee dat het verzadigingspunt in economische berichtgeving is bereikt. Nu wij als redacteuren het debat een nieuwe impuls willen geven met de website Me Judice, is het goed om de beweegredenen ook op papier te stellen.
Nut van economische wetenschap
Onze eerste beweegreden om deze website te beginnen heeft te maken met de passie voor economische wetenschap en beleid. Economen zijn de eerste om te wijzen op het nut van acties, maar zodra het over hun eigen wetenschap gaat, wordt er steeds minder over het nut van economisch onderzoek gepraat. Dat is enerzijds wenselijk omdat fundamenteel onderzoek niet moet zwichten onder de druk van het alledaagse praktische nut. Anderzijds is het jammer omdat de economische wetenschap bol staat van analyses en bevindingen waar menig ondernemer, burger of volksvertegenwoordiger zijn voordeel mee kan doen. Wie oog heeft voor de leidende economen van dit moment, weet ook dat hun kennis en inzichten steeds meer worden toegepast in de praktijk. Economen als Joe Stiglitz, Paul Krugman, Greg Mankiw en Ed Lazear aan de overkant van de oceaan bemoeien zich meer dan actief met het publieke debat. Europa heeft van oudsher een traditie waarin economen praktisch in het economisch beleidsproces zitten ingebakken. Niet voor niets kunnen Nederlandse economen als ‘telgen van Tinbergen’ worden gekarakteriseerd (van Dalen en Klamer, 1996). De economische wetenschap is echter meer internationaal in oriëntatie en benadering geworden, met als resultaat dat academische economen lokale en nationale beleidsdebatten steeds meer links laten liggen. En dat is jammer, allereerst omdat er altijd kennis van en inzicht in lokale kwesties nodig zal zijn. De economische wetenschap mag dan de pretentie hebben om universeel te zijn in methode, de praktijk toont meer diversiteit en maakt het nodig om kennis van lokale instituties te bezitten. Ten tweede schuilt in de Nederlandse praktijk veel dat van waarde is voor de ontwikkeling van wetenschap en beleid. De Nederlandse geschiedenis, de ruimtelijke ordening, het pensioenstelsel, de strijd tegen het water, de handelsgeest en de moeizame integratie van immigranten- dit alles maakt Nederland tot een natuurlijk experiment waar ook buitenstaanders van kunnen leren.
Elders werkt het ook
De tweede beweegreden om in Nederland een discussieplatform te starten heeft te maken met het lichtende voorbeeld van gelijksoortige sites in Italië, Spanje, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. De site La Voce (2002) onder leiding van Tito Boeri in Italië heeft leven in de brouwerij gebracht in het Italiaanse beleidsdebat, waarbij LaVoce als een soort waakhond het beleidsdebat volgde. Daarna volgden Telos (2005) in Frankrijk, Engeland met de site Vox (2006) en Spanje vorig jaar met de site Abierta Sociedad (2007). Het aardige van deze sites is dat ze laten zien dat topeconomen totaal niet vies zijn van inmenging in een publiek debat. Daarmee logenstraffen zij de verwachting dat mensen alleen iets doen als er een geldelijke beloning tegenover staat. Topeconomen als Alesina, Aghion, Blanchard, Baldwin, Wyplosz en Tabellini maken meer dan duidelijk dat dergelijke sites een gat vullen dat voorheen onvoldoende werd gedekt door bestaande tijdschriften of kranten. Uiteraard blijft het een open vraag of eenzelfde soort site in Nederland werkt, maar daarvoor is maar één oplossing: gewoon uitproberen.
Markt voor ideeën kan niet zonder regulering
Tot slot is er nog een derde beweegreden voor het beginnen van Me Judice en die heeft te maken met een onderwerp dat Nederland sinds de opkomst van Pim Fortuyn mateloos boeit: het borgen van vrije meningsuiting. Begin jaren zeventig merkte de Nobelprijswinnaar Ronald Coase (1974) al op dat de economische wetenschap zich kenmerkt door een rare gespletenheid. Voor de markt voor goederen wordt regulering door de overheid als wenselijk gezien, terwijl dezelfde regulering voor de markt voor ideeën als zeer onwenselijk of onmogelijk wordt gezien. De overheid weet blijkbaar wat goed is voor de burger, omdat de burger geen beslissingen over de aankoop van brood, huis en hypotheek kan behappen. Wet- en regelgeving moeten de burger hiervoor beschermen. Zodra het echter over de markt voor ideeën gaat, schijnen consumenten de goede ideeën eenvoudig en feilloos van de slechte te kunnen onderscheiden en de producenten, of ze nu machtig zijn of niet, kunnen volledig worden vertrouwd om het publieke belang te dienen. Coase stelde aan de orde dat beide markten niet veel van elkaar verschillen en de gespletenheid in regulering nergens voor nodig is. Een volledig vrije markt is een fictie en ook de markt voor ideeën ontkomt daarom niet aan regulering. Toen Coase deze gespletenheid aan de kaak stelde, viel de halve wereld over hem heen, want zeker in Amerikaanse ogen riekte zijn suggestie naar socialisme en censuur. Het aardige van de ideeën van Coase is dat we vandaag de dag zien dat hij gelijk lijkt te krijgen. Vrijheid van meningsuiting betekent niet dat iedereen maar wat kan roepen of opschrijven. Net als andere ‘gewone’ markten moet ook hier regulering de productie en consumptie van ideeën in goede banen leiden. De grote vraag van dit moment is vooral hoe je regulering op de markt voor ideeën vormgeeft. Een zinnige en houdbare vorm hiervoor is zelfregulering, ofwel regulering door het collectief van individuele ideeënproducenten. In het geval van economische ideeën betekent het dat economen elkaar door debat scherp houden en dat is ook het idealisme dat een wetenschap in stand houdt. Letterlijk betekent Me Judice ‘ik zijnde de rechter’ of ‘naar mijn mening’ en met die betekenissen zal ook iedere econoom zijn eigen scherprechter moeten durven zijn.
Stimulans voor het publieke debat
Met de oprichting van het discussieforum Me Judice willen wij het publieke debat stimuleren, waarbij iedere auteur zijn mening over een onderwerp kan geven. Het aantal heikele kwesties in Nederland is eindeloos en de stem van de econoom wordt hierin node gemist. Vooral het produceren van tegengeluid is meer dan gewenst, hoewel het altijd weer de vraag is of er naar tegengeluiden wordt geluisterd, zeker wanneer de boodschap is verpakt in jargon dat voor leken of non-specialisten onbegrijpelijk is. De noodzaak voor eenvoudige communicatie is er zeker ook als men bedenkt dat de economische wetenschap de laatste tien, twintig jaar aanzienlijk breder en toleranter is geworden in haar benadering van maatschappelijke verschijnselen. Dat heeft een verrijking gebracht maar ook meer specialisatie, waardoor het steeds moeilijker is om een overkoepelende visie te hebben en waardoor blinde vlekken kunnen ontstaan. Wij hopen dat Me Judice een platform biedt waarop economen hun ideeën kunnen etaleren en inzichtelijk kunnen maken, zodat de economische wetenschap zijn waarde heeft voor beleid en maatschappij. Zoals Nobelprijswinnaar Robert Lucas ooit zei “Economic policy is not a matter for a few economists to settle.” En zo is het, daar is een hele gemeenschap voor nodig.
Referenties:
Coase, R.H., 1974, The Market for Goods and the Market for Ideas, American Economic Review, 64, blz. 384-391.
Dalen, H. van, en A. Klamer, 1996, Telgen van Tinbergen – Het verhaal van de Nederlandse economen, Balans, Amsterdam.
Te citeren als
Kees Koedijk, Harry van Dalen, “Economen in het publieke debat”,
Me Judice,
27 mei 2008.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding