Korter werken
Kort na Prinsjesdag 1983 mocht ik in Den Haag debatteren met minister van sociale zaken Jan de Koning. “Als de professor nu eens een dag per week minder
ging werken”, stelde de CDA-politicus, “en nog een paar collega’s aan de Erasmus universiteit volgen zijn voorbeeld, dan kunnen we weer één nieuwe baan
scheppen”. Na afloop gaven we elkaar een hand in de sprekerskamer. “Sorry, maar dat hoort er nu even bij”, zei de minister, stak een sigaret op en vertrok
weer naar zijn departement.
Er was bij Jan de Koning en zijn collega’s een passie om de werkloosheid te verminderen. De kortere werkweek was toen onderdeel van het pakket, en eerlijk
gezegd niet wat de professors aan de wal zouden aanbevelen. Kijk naar Frankrijk om te zien wat een geforceerd korte werkweek en een vroeg pensioen aan
schade veroorzaken voor de concurrentiepositie. Maar De Koning en zijn collega-ministers waren de betere politici, vochten op alle fronten voor meer werk,
en hadden de slogans over korter werken nodig om snel de jeugdlonen te verlagen, de ambtenaren op een forse min te zetten en grote bezuinigingen door te
voeren. Later had de kortere werkweek trouwens nog een groot positief bij-effect. Het bedrijfsleven leerde om te accepteren dat werknemers ook waardevol
zijn wanneer ze vier dagen werken in plaats van vijf, en dat hielp zeer bij de emancipatie. Korea en Japan hebben die slag nooit gemaakt, en zie hoe weinig
kinderen daar nu worden geboren en hoe slecht de positie is van vrouwen op de arbeidsmarkt.
Passieloos kabinet
In dat jaar 1983 begon de eerste Troonrede van Lubbers I zo: “Ons land wordt deze jaren zwaar op de proef gesteld. Velen verloren hun baan. Talrijke
jongeren konden nog niet aan de slag komen.” Nu, dertig jaar later fluctueert de werkloosheid opnieuw rondom hetzelfde afschuwelijke aantal van 650.000.
Maar de hartstocht van 1983 ontbreekt en het thema werkgelegenheid krijgt halverwege de troonrede één lange inleidende zin die al direct duidelijk maakt
dat er voor de werklozen van vandaag geen goed nieuws is: “In eigen land werkt de regering aan structureel herstel en groei van de economie en
werkgelegenheid. Daarvoor zijn nodig: gezonde overheidsfinanciën, een evenwichtige inkomensverdeling, een houdbaar stelsel van sociale en
oudedagsvoorzieningen, een goed functionerende arbeidsmarkt en woningmarkt, een toekomstgericht onderwijsstelsel en betaalbare en toegankelijke zorg.”
Rutte c.s. zetten “gezonde overheidsfinanciën” vooraan in de rij van maar liefst acht alomvattende voorwaarden voor economische groei. Gezonde
overheidsfinanciën zijn fijner dan zieke financiën, maar het is niet geloofwaardig dat de werkloosheid snel gaat dalen omdat een land dat al heel lang de
hoogste beoordeling van AAA krijgt voor de soliditeit van de financiën daar nóg net iets meer nadruk op legt.
Denkfout Rutte
De laatste troonrede maakt een ernstige fout door werk alleen te zien als een afgeleide van hogere economische groei. Misschien blijft de groei nog
een paar jaar laag, maar dat is geen excuus om nu niets te doen aan de werkgelegenheid. Ik heb hier ruimte voor één illustratie. In mijn huidige woonland,
Maleisië, zijn er drie keer zo veel banen in restaurants als in Nederland, hoewel de totale economie ongeveer drie kwart is van de omvang van Nederland en
de gemiddelde welvaart nog niet de helft van hier. Waarom heeft een woonwijk in Nederland twee Chinese restaurants en een snackbar en een even grote – maar
veel armere - woonwijk in Kuala Lumpur twintig eetgelegenheden? We moeten allemaal toch drie keer per dag eten en zouden 600.000 extra banen creëren
wanneer we dat in Nederland even frequent buiten de deur zouden doen als in Maleisië. Dat kan snel beter, want restaurants zijn een business met veel banen
voor weinig benodigde investeringen – huur een zaal, koop stoelen, tafels, potten en pannen, fotoshop de menukaart en voila. Een radicale herschikking van
de financiering van werkgeverslasten, premies en loon-bij-ziekte kan zorgen voor een switch van diepvries en magnetronvoer van de Albert Heijn naar vrolijk
samen tafelen in de horeca. De horeca heeft al een laag BTW-tarief; laat het CPB uitrekenen wat het kost om ook een laag werkgeverstarief in te voeren voor
lasten, premies en loon-bij-ziekte. De urgentie van grote stappen in die richting wordt buiten Den Haag breed erkend. Jurrien Koops van de Bond van
Uitzendbureaus legt uit dat “doorgeslagen sociale premies” een te hoge drempel opwerpen om lager betaalde werknemers te plaatsen. Nieuwe regels over loon
bij ziekte maken die premies zelfs nóg hoger in plaats van lager.
Gewenst: de urgentie van 1983
Als de rest van Nederland bereid is om mee te betalen aan nul werkgeverslasten in de restaurant-business en als beloning dan zelf minder hoeft te koken,
dan kan voor de prijs van één windmolenpark in de Noordzee de werkgelegenheid flink omhoog. Het is maar een voorbeeld van wat kan als de urgentie van 1983
weer terug komt. Misschien volgen er nog een paar jaren van zwakke economische groei; dan is het sociaal wreed en politiek dom om te wachten tot Sint Juttemis op die hogere groei in plaats van nu door te pakken met een grootscheepse reorganisatie van de werkgeverslasten, premies en ziektegeld voor mensen
met een bescheiden inkomen.
Te citeren als
Eduard Bomhoff, “Het gebrek aan drang en denken in kabinet Rutte”,
Me Judice,
13 oktober 2014.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Bron: ministeri-president Rutte