Inhalige bankiers
Ger Groot beklaagt zich (NRC
Handelsblad 26 augustus) over de beunhaaseconomie. Het is het bekende
pleidooi tegen de inhaligheid van de bankiers en andere grootverdieners.
Maar de beunhaas is niet alleen inhalig, hij is ook een prutser. Hij
verstaat zijn vak niet en verstuurt desondanks hoge rekeningen die door
de argeloze consument ongezien worden betaald. De vakman van weleer is
als gevolg van het casinokapitalisme ver te zoeken. De markt is de
speelplaats van de beunhaaseconomie.
De filosoof legt de vinger
op de zere plek en de economen hebben het maar te slikken. We hebben de
ziel van de economie verkocht aan de duivel door invoering van het
Angelsaksische marktdictaat. Zaken als het ‘verenigd continent’ en het
openbaar aanbesteden van publieke diensten hebben volgens Groot voorheen
solide structuren in het economische verkeer afgebroken. Economisch
darwinisme in alle hoeken en krochten van de samenleving met als gevolg
dat schilders, bankiers, telefoonbedrijven en koffiejuffrouwen de burger
nog louter knollen voor citroenen verkopen. Bepaald niet het paradijs
dat de markteconomen ons hebben voorgespiegeld. Excuses lijken hier op
zijn plaats.
Fable of the Bees
Het verbaast
me dat Groot niet verwijst naar zijn beroemde voorganger, de van
oorsprong Nederlandse arts/filosoof Bernard Mandeville (1670-1733). Zijn
cynisme doet onmiddellijk denken aan Mandeville’s Fable of the Bees
(1705), ‘De morrende korf of Eerlijk geworden schurken’. Mandeville’s
satire is niets anders dan een parabel voor alles wat rot is in de
samenleving. De miljoenen die geen ander doel hebben dan het najagen van
‘lust en ijdelheid’ met breed verspreide corruptie tot gevolg.
De schurken uit de Fabel zijn ook voor de moderne lezer zeer herkenbaar.
Wat denkt u van de advocaat die voor elke kwade zaak de wet naspeurt
gelijk een inbreker die zijn werkveld verkent? De arts die zijn
reputatie en inkomen een stuk hoger waardeert dan de gezondheid van zijn
patiënten. Politici verkopen de noodzaak van ‘kleine pensioenen’ maar
leven er zelf goed van, de staat een soort pinautomaat voor eigen
gerief. Zelfs Vrouwe Justitie is aangetast door de geest van de
corruptie. Haar weegschaal is niet in balans, maar door het gewicht van
een gouden beloning vooral hellend in de richting van hen met rijkdom en
macht. De gedachten gaan onwillekeurig even naar de heren Kalbfleisch
en Westenberg die als oud-magistraten voor de rechtbank staan voor
machtsmisbruik inzake de vastgoedzaak bij Schiphol. Beunhazen? Het is
erger, we praten hier over hele en halve criminelen.
Wat een
rotwereld, hoor je Ger Groot verzuchten. Het verschil is dat de
‘morrende korf’ voor Groot de werkelijkheid weerspiegelt, Mandeville
schetst een groteske karikatuur met een moraal: de samenleving corrupt
tot in de haarvaten, maar de hele korf een paradijs. Pardon? Promoot
Mandeville ondanks alle ellende de kapitalistische heilstaat? Het
antwoord is ja. Stel dat al die schurken nu eens op slag eerlijke
werkbijen worden? Mandeville neemt enige ruimte om de gevolgen te
schetsen.
Prijzen weerspiegelen nu eerlijk de kosten en worden
meteen een stuk lager. Dat is fijn voor de consument maar de keerzijde
is het verdampen van winst. Minder winst is minder koopkracht, en die
staat toch al onder druk doordat ook de publieke dienaar nu
steekpenningen weigert en eerlijk leeft van zijn salaris. Overal in de
korf verdwijnen de extraatjes met vraaguitval en overproductie tot
gevolg. Inhaligheid is moreel gezien slecht maar levert werk op voor
kleermakers, dienstknechten, parfumeurs, koks en dames van lichte zeden,
die op hun beurt weer bakkers, timmerlui enzovoort nodig hebben. De
armen hebben het in de morrende korf beter dan de rijken in de eerlijke
wereld. Aldus verdedigt Mandeville de stelling dat particuliere zonden
het algemeen profijt bevorderen. Alleen een ‘gek’ probeert de schurken
uit de morrende korf te verjagen.
Nu is Ger Groot bepaald geen
gek, maar zijn stuk straalt wel een behoorlijk stuk naïviteit uit.
Iedere dienstverlener wordt in de vrije markt een beunhaas, maar de
leverancier die de overheid al ‘decennia lang’ van goederen en voorziet
moeten we vooral blijven vertrouwen. Tuurlijk, net zoals de Amsterdammer
het GVB vertrouwt waar een kwart van het personeel al eens ‘onvindbaar’
bleek en zwendelpraktijken van hoog tot laag in de organisatie
voortduren. Het doet denken aan bepaalde zuidelijke landen waar de
overheid uitmuntende ervaringen heeft met het decennialang koesteren van
dezelfde toeleveranciers. De kapitalistische heilstaat is een utopie,
maar dat geldt evenzeer voor de planeconomie waar de overheidsdienaar
vergaand beslist over vraag en aanbod. De index van meest corrupte
landen in de wereld is perfect gecorreleerd met het lijstje dictaturen,
landen waar de almacht van de opperbureaucraat de tucht van de markt
volledig heeft uitgeschakeld.
Angsthazen
Zonder beunhazen geen marktdynamiek. Zo laat de les van Mandeville zich
wellicht het best vertalen naar moderne tijden. Adam Smith, vaak gezien
als de vader van het kapitalisme, reageerde op Mandeville door de mens
met een angstig dier te vergelijken. Corrumperend gedrag vindt hij niet
bij de mens passen, die zich uit angst voor afwijzing graag aan de
mening van anderen spiegelt. Dat zou een corrigerend mechanisme moeten
opleveren waarin de scherpe kantjes van het winstbejag worden
weggeslepen. Maar de angst creëert ook economische stagnatie. Wie zijn
nek uitsteekt loopt het risico op een morele veroordeling door zijn
medeburgers waar het artikel van Groot een prachtige illustratie van is.
Je zal in het huidige tijdsgewricht maar bankier zijn. In deze
angsthaaseconomie is het devies stil zitten en niets doen.
Dat
kan best een gelukkige wereld zijn zonder Gordon Gekko’s en andere
graaiers, maar de keerzijde is minder consumptie en daardoor minder
productie, minder werkgelegenheid, minder innovatie en waarschijnlijk
meer armoede. De keuze is een wereld met rottigheid en flink wat
potentie voor economische welvaart, die competente politici prima kunnen
herverdelen, of een angsthaaseconomie met wellicht iets minder
rottigheid en een flink stuk welvaartsverlies. Groot kiest voor het
laatste. Geef mij maar de dynamiek van de beunhaaseconomie. De
economische wetenschap geeft ons voldoende instrumenten om marktfalen –
waar beunhazerij slechts een voorbeeld van is – ten minste voor een deel
te beteugelen. Adam Smith zou overigens stellen dat we geen keuze
hebben. De drang naar winst en handel zit in ons bloed en overvleugelt
met gemak de wens van een rustiger leven.
Te citeren als
Bert Tieben, “Liever een beunhaas dan een angsthaas”,
Me Judice,
19 september 2012.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding