China op het wereldtoneel
De export van Chinese goederen naar westerse economieën is explosief
toegenomen in de afgelopen twee decennia. Als gevolg van de liberalisering
van ’de Chinese economie, een sterke productiviteitsgroei en de toetreding
van het land tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001, is China binnen twee
decennia uitgegroeid tot de grootste mondiale exporteur van goederen.
Wat zijn de werkgelegenheidseffecten van deze snelle groei van China’s
export voor de werknemers in OESO-landen? Leidt de verplaatsing van
productie tot een afname van de lokale werkgelegenheid in OESO-landen? Zijn
deze effecten sterker voor laagopgeleiden, gegeven het grote aantal
laagbetaalde arbeidskrachten in China? Deze vragen zijn nog relevanter
geworden sinds de recente initiatieven van de regering-Trump en van de EU
om importheffingen in te voeren op Chinese import. Recente studies laten
sterke binnenlandse werkgelegenheidseffecten zien als gevolg van de
groeiende Chinese import. Dit betreft studies die steeds zijn uitgevoerd
voor één land, met name voor de Verenigde Staten (Autor e.a., 2013;
Acemoglu e.a., 2016), maar ook voor bijvoorbeeld Noorwegen (Balsvik e.a.,2015).
Wij analyseren de werkgelegenheidseffecten in een panel van 17 sectoren in
18 OESO-landen (Thewissen en Van Vliet, te verschijnen). Daarbij richten we ons op de omvang van de totale werkgelegenheid van
een sector en op het aandeel gewerkte uren door laagopgeleide werknemers
binnen een sector.
Met deze studie introduceren we twee noviteiten. De eerste heeft betrekking
op de internationaal-vergelijkende opzet op basis van een brede groep
landen. Hiermee pogen we meer algemene uitspraken te kunnen doen over de
arbeidsmarkteffecten van Chinese handelsconcurrentie. Aangezien de
Amerikaanse arbeidsmarkt in veel opzichten verschilt van die in andere
OESO-landen – denk bijvoorbeeld aan instituties als de ontslagbescherming –
is het de vraag of de Chinese import in andere landen soortgelijke effecten
sorteert. Het tweede nieuwe element van onze studie is dat we niet alleen
de directe Chinese import onder de loep nemen, maar dat we ook de Chinese
concurrentie op buitenlandse exportmarkten analyseren.
Binnenlandse werkgelegenheid
De toegenomen handelsconcurrentie vanuit China kan werknemers in
OESO-landen op meerdere manieren raken. We beperken ons hier tot twee
werkgelegenheidseffecten. De eerste manier is dat de import van Chinese
goederen in OESO-landen de binnenlandse productie van deze goederen
vervangt. Dit leidt tot minder werkgelegenheid in OESO-landen. De tweede
manier is dat de Chinese handel leidt tot meer concurrentie op buitenlandse
exportmarkten waar bedrijven uit OESO-landen hun goederen verkopen.
Bijvoorbeeld, een Duits bedrijf heeft een groot marktaandeel in Frankrijk,
maar doordat Frankrijk steeds meer Chinese in plaats van Duitse producten
koopt, loopt de export van het Duitse bedrijf terug. Ook dit kan leiden tot
een verlaging van de werkgelegenheid in OESO-landen.
Toegenomen Chinese import kan laagopgeleide werknemers in OESO-landen
sterker raken, omdat zij de sterkste concurrentie ondervinden door het
grote aanbod van Chinese laagopgeleide werknemers in China die tegen veel
lagere loonkosten werken. Bovendien kan Chinese import gunstige
arbeidsmarkteffecten hebben voor hoogopgeleide werknemers. De toegenomen
concurrentie als gevolg van de Chinese import prikkelt bedrijven om zich
meer te concentreren op innovatie en op het vergroten van hun
productiviteit. Dit leidt tot een grotere vraag naar hoogopgeleiden (Bloom e.a., 2016).
We beperken ons in dit stuk tot werkgelegenheidseffecten. Andere potentieel
belangrijke en mogelijkerwijs positieve effecten van handel negeren we,
zoals de effecten van import op prijsniveaus. Fajgelbaum en Khandelwal
(2016) vinden op basis van empirisch onderzoek dat lagere prijzen door
import positieve welvaartseffecten hebben. Deze effecten zijn groter voor
mensen lager in de inkomensverdeling, omdat zij relatief meer uitgeven aan
goederen die veel worden verhandeld op internationale productmarkten.
Data en model
In onze analyse maken we onderscheid tussen de (directe) concurrentie van
import en de concurrentie op buitenlandse exportmarkten, beide weergegeven
in Figuur 1.
De directe concurrentie van import meten we als de waarde van de
geïmporteerde goederen vanuit China als percentage van de toegevoegde
waarde van een sector in een OESO-land. Figuur 1 laat de importconcurrentie
zien voor een Duitse sector. De dubbele pijl tussen China en Duitsland
geeft de blootstelling van de Duitse sector aan de directe import vanuit
China weer.
Hoe we de Chinese concurrentie op exportmarkten meten, illustreren we met
een voorbeeld in Figuur 1, opnieuw voor Duitsland. Duitsland exporteert
naar Nederland, maar ook China exporteert naar Nederland; beide weergegeven
als doorgetrokken pijlen. Het verschil tussen deze Chinese en Duitse export
naar Nederland, gewogen voor het relatieve belang van de Nederlandse
exportmarkt in de totale export van de Duitse sector, is de Chinese
exportconcurrentie die door de Duitse sector wordt ervaren op de
Nederlandse markt. De exportconcurrentie voor deze Duitse sector is ook
berekend in Frankrijk (de gestreepte lijnen) en in 57 andere landen (de
stippellijnen). De totale exportconcurrentie die de Duitse sector
ondervindt vanuit China berekenen we als een gewogen gemiddelde uit 59
landen.
Figuur 1: Importconcurrentie en concurrentie op buitenlandse
exportmarkten geïllustreerd voor een Duitse sector
Werkgelegenheidseffecten kunnen ook andere oorzaken hebben, in het
bijzonder veranderingen in arbeidsmarktinstituties en technologische
vooruitgang. In onze schattingen controleren we daarom voor een flink
aantal arbeidsmarktinstituties (OESO, 2018). We nemen tevens een indicator
voor technologische vooruitgang op in de modellen. Technologische
verandering wordt gezien als een belangrijke verklaring voor veranderingen
in de verdeling van werk en inkomen, doordat het bepaalde routinematige
beroepen van laag- en middelbaar opgeleiden automatiseert, terwijl
technologie juist als complement kan fungeren voor hoogopgeleiden (Michaels e.a., 2014; Autor e.a., 2015; OESO, 2017;
Thewissen e.a., 2018). Als indicator voor technologische vooruitgang gebruiken we de
ICT-kapitaalvergoeding als percentage van de toegevoegde waarde van een
sector.
We maken in onze studie gebruik van tijdreeksdata op sectorniveau voor 17
sectoren in 18 OESO-landen voor de periode 1990-2007. Deze data zijn
afkomstig uit de EU-KLEMS dataset (O’Mahony en Timmer, 2009), aangevuld met
data uit enkele andere bronnen, voornamelijk van de OESO. We maken in de
studie gebruik van verschillende regressiemodellen.[1]
Ontwikkelingen in Chinese import- en exportconcurrentie
Figuur 2 laat zien dat China zich in rap tempo heeft ontwikkeld tot een
belangrijke handelspartner voor OESO–landen. Gemiddeld genomen voor de
sectoren die we bekijken is de blootstelling aan Chinese importconcurrentie
substantieel toegenomen tussen 1990 en 2007 (Figuur 2 links). De index voor
de blootstelling aan Chinese exportconcurrentie (Figuur 2 rechts) toont
negatieve waarden die kleiner zijn geworden door de jaren heen. Dit
betekent dat op buitenlandse markten de waarde van de export afkomstig uit
de OESO-landen gemiddeld genomen groter is dan de waarde van de Chinese
export, maar dat Chinese bedrijven dit verschil in hoog tempo aan het
inlopen zijn.
Figuur 2: Ontwikkeling van Chinese import- en exportconcurrentie
Noot: ongewogen gemiddelde voor 17 sectoren in 18 OESO-landen.
Bevindingen
De resultaten van de analyse laten zien dat de werkgelegenheid afneemt in
sectoren die in hogere mate zijn blootgesteld aan import vanuit China.
Bovendien blijkt het werkgelegenheidsverlies binnen sectoren ongelijk
verdeeld te zijn tussen werknemers met verschillende opleidingsniveaus. Het
aandeel uren laagopgeleid werk neemt af in sectoren die sterker
blootgesteld zijn aan Chinese importconcurrentie en Chinese concurrentie op
buitenlandse exportmarkten.
Dynamische simulaties laten zien dat de werkgelegenheidseffecten ook op
langere termijn substantieel kunnen zijn. Zo blijkt bijvoorbeeld dat in een
scenario waarin een sector in hoge mate (95ste percentiel) is
blootgesteld aan Chinese exportconcurrentie het aandeel gewerkte uren door
laagopgeleiden na tien jaar vier procentpunt lager ligt dan in een scenario
waarin een sector in lage mate (5de percentiel) is blootgesteld
aan Chinese exportconcurrentie (16,5% versus 20,5%).
Voor technologische vooruitgang vinden we vergelijkbare uitkomsten als voor
Chinese handel. In sectoren met een relatief sterke groei in technologie is
de werkgelegenheid gedaald en dit effect is groter voor laagopgeleiden.
Conclusie
Onze studie laat zien dat er werkgelegenheidsverlies is in sectoren in
OESO-landen waar de concurrentie met China explosief is toegenomen. Daarbij
is met name de werkgelegenheid onder laagopgeleiden afgenomen.[2] Dit impliceert dat de
uitkomsten van negatieve werkgelegenheidseffecten door toegenomen Chinese
handel uit eerdere studies die voornamelijk waren gebaseerd op de Verenigde
Staten ook lijken op te gaan voor een brede groep van OESO-landen. Een
andere belangrijke bevinding is dat de binnenlandse werkgelegenheid niet
alleen wordt geraakt door de import van Chinese goederen, maar ook door
toegenomen Chinese concurrentie op buitenlandse exportmarkten.
Dit artikel en de academische publicatie waarop het artikel is gebaseerd zijn geschreven voordat Stefan Thewissen bij de OESO werkzaam werd. Het artikel weerspiegelt de opvattingen van de auteurs en niet noodzakelijk die van de OESO of haar lidstaten.
Voetnoten
[1]
Error correction modellen en partial adjustment modellen, met
panel-gecorrigeerde standaardfouten met panel-specifieke AR(1)
structuur. De regressies bevatten sectorale fixed effects.
[2]
Dit betekent overigens niet noodzakelijkerwijs dat de bredere
welvaartseffecten van handel negatief uitpakken.
Referenties
Acemoglu, D., D. Autor, D. Dorn, G. Hanson, en B. Price (2016), “Import competition and the great US employment sag of the 2000s”, Journal of Labor Economics 34:S1, S141-S198.
Autor, D., D. Dorn, en G. Hanson (2013), “The China syndrome: Local labor market effects of import competition in the United States”, American Economic Review 103(6): 2121-2168.
Autor, D., D. Dorn, en G. Hanson (2015), “Untangling trade and technology: Evidence from local labor markets”, The Economic Journal 125(584):
621-646.
Balsvik, R., S. Jensen, en K. Salvanes (2015), “Made in China, sold in Norway: Local labor market effects of an import shock”, Journal of Public Economics 127: 137-144.
Bloom, N., M. Draca, en J. Van Reenen (2016), “Trade induced technical change? The impact of Chinese imports on diffusion, innovation, andproductivity”, Review of Economic Studies 83(1): 87-117.
Fajgelbaum. P., en A. Khandelwal (2016), “Measuring the unequal gains from trade”, Quarterly Journal of Economics 131(3): 1113-1180.
Michaels, G., A. Natraj, and J. Van Reenen (2014), Has ICT polarized skill demand? Evidence from eleven countries over 25 years, Review of Economics and Statistics 96(1): 60-77.
OESO (2017), How Technology and Globalisation are Transforming the Labour Market. In: OECD Employment Outlook 2017, Parijs: OESO: 81-124.
OESO (2018), OECD Employment Outlook 2018, Parijs: OESO.
O’Mahony, M., en M. Timmer (2009),
“Output, input and productivity measures at the industry level: The EU
KLEMS Database”, Economic Journal 119(538).
Thewissen, S., en O. van Vliet (te verschijnen), “Competing with the dragon: Employment effects of Chinese trade
competition in 17 sectors across 18 OECD countries”, Political Science Research and Methods
doi:10.1017/psrm.2017.35.
Thewissen, S., O. van Vliet en C. Wang (2018), “
Taking the sector seriously: Data, developments and drivers of
intrasectoral earnings inequality
”, Social Indicators Research 138(3): 1023-1048.