In de afgelopen twee jaar bleef de Nederlandse toename van het BBP aanzienlijk achter bij de Duitse. Hoewel de recessie er in Duitsland hard inhakte, heeft de Duitse economie zich inmiddels behoorlijk hersteld. De binnenlandse bestedingen zijn redelijk op peil gebleven en de regering Merkel heeft het overheidstekort goed in de hand. Ook opmerkelijk; Duitsland is één van de weinige landen in de eurozone waar de werkloosheid al geruime tijd aan het dalen is. Dan Nederland, dat verhaal kent u. We bevinden ons sinds driekwart jaar in recessie en de binnenlandse bestedingen staan, mede door de problemen op de huizenmarkt, onder druk. En de werkloosheid is sinds medio vorig jaar weer aan het toenemen. Blijft Nederland achterstaan of bestaat de kans dat we nog als winnaar uit de bus gaan komen?
Een goed scorende aanval: 0-1
In de afgelopen twee jaar droeg de netto-handel meer bij aan de groei in Duitsland dan in Nederland (zie figuren 1 en 2).
Figuur 1: Groeibijdrages Duitsland
Figuur 2: Groeibijdrages Nederland
Duitsland wist dus goed te scoren op vijandelijk terrein, terwijl de Nederlandse aanval, ondanks de kwaliteit die zeker aanwezig is, het minder deed. Deze divergentie kan in belangrijke mate worden verklaard door een verschil in samenstelling van het exportpakket en de geografische oriëntatie van de handelsstromen. De Nederlandse export is sterk gericht op het Europese achterland, vanwege de geografische ligging van Nederland aan zee en de goede infrastructurele verbindingen met de rest van het Europese continent. Ongeveer driekwart van onze export gaat hier naartoe. Het Duitse bedrijfsleven is zich in de loop der tijd steeds meer gaan richten op opkomende Aziatische en Latijns-Amerikaanse economieën. De opkomende economieën kennen doorgaans een relatief sterke vraag naar kapitaalgoederen. De belangrijkste exportproducten van Duitsland zijn machines en vervoermaterieel; 49% van de Duitse export bestaat hieruit. Kapitaalgoederen vormen ook het belangrijkste component van het Nederlandse uitvoerpakket, maar het aandeel in de totale uitvoer ligt met 28% aanzienlijk lager. Deze vraag naar kapitaalgoederen is zeer gevoelig voor conjuncturele schommelingen. Vandaar de sterkere daling van het exportvolume in Duitsland in 2009, maar ook het snellere herstel in de jaren erna. De Nederlandse uitvoer bestaat daarnaast vooral uit wederuitvoer, terwijl Duitsland veel producten van eigen makelij uitvoert. Wederuitvoer draagt veel minder bij aan de eigen economie dan uitvoer van producten van eigen makelij.
Hechte defensie: 0-2
Op eigen terrein, de binnenlandse bestedingen, deed de Duitse economie het ook beter. Een solide defensie, in voetbaltermen. De groeibijdragen van de particuliere consumptie in Duitsland was in de afgelopen twee jaar aanmerkelijk groter dan in Nederland (figuur 1 en 2). Dit kan worden verklaard door de aanzienlijk gunstigere inkomens- en vermogensontwikkeling bij onze oosterburen. In Duitsland staat het beschikbaar inkomen minder onder druk, terwijl in Nederland de cao-lonen (exclusief bijzondere beloningen) in de private sector niet of nauwelijks harder stijgen dan de inflatie. Daarnaast daalt de werkloosheid in Duitsland, terwijl deze in Nederland oploopt. Het Duitse ‘Arbeitsmarktwunder’ kan niet alleen worden verklaard door de arbeidsmarkthervormingen die hebben plaatsgevonden, maar ook door de krimpende beroepsbevolking. Verder hebben Duitse bedrijven,evenals hun Nederlandse collega’s, veel personeel in dienst gehouden tijdens de crisis waardoor de werkloosheid tijdens de Grote Recessie slechts beperkt is toegenomen. Ook werktijdverkorting, flexibele werktijdregelingen en Bündnisse für Arbeit, waarbij naar Hollands model werknemers genoegen namen met loonmatiging in ruil voor baangaranties, hebben hieraan bijgedragen. Door deze koerswijziging zijn de arbeidskosten per eenheid product in Duitsland veel minder hard gestegen dan in andere landen, waaronder Nederland.
Op vermogensgebied scoort Nederland eveneens slechter. Zo zijn de huizenprijzen in Nederland sinds de top in augustus 2008 met circa 11% gedaald en dat heeft voor blessureleed gezorgd bij de Nederlandse defensie. In Duitsland was de huizenprijsontwikkeling sinds 2007 met een stijging van 9% veel gunstiger. Een stevig fundament voor consumptieontwikkeling. Verder zijn Nederlandse huishoudens door de inrichting van het Nederlandse pensioenstelsel gevoeliger voor beursverliezen dan de Duitse. Het Nederlandse aanvullend pensioenstelsel is gebaseerd op kapitaaldekking, waarbij de pensioenpremie van de werknemer door een pensioenfonds wordt belegd en de pensioenuitkering wordt betaald uit de belegde middelen. Als de rente en rendementen op de beurs laag zijn, nemen de dekkingsgraden van Nederlandse pensioenfondsen af waardoor de uitbetaling van pensioenen in gevaar komt. Het Duitse pensioenstelsel is gebaseerd op omslag, waarbij de premieontvangsten direct worden gebruikt om de lopende pensioenuitkeringen te financieren. Dit stelsel heeft dus geen last van beleggings- en renteschommelingen. In de huidige economische tijd is dit een voordeel, maar op lange termijn is het Duitse pensioenstelsel minder voorbereid op toenemende pensioenbetalingen als gevolg van de vergrijzing.
Consumenten zijn niet de enige geblesseerde verdedigers aan Nederlandse zijde. Nederlandse producenten hebben eveneens weinig redenen om kapitaalgoederen aan te schaffen. Doordat de productie nog altijd 6% onder het niveau van voor de Grote Recessie ligt, ligt de bezettingsgraad nog altijd onder het langjarig gemiddelde. In Duitsland ligt de bezettingsgraad op het langjarig gemiddelde van de totale beschikbare productiecapaciteit. De industriële productie in Duitsland ligt sinds 2011 dan ook al weer boven het niveau van voor de crisis. Niettemin blijft de Duitse investeringsquote, net als die van Nederland, laag in Europees perspectief. Dit, terwijl de financiële positie van het bedrijfsleven in beide landen, mede dankzij de loonmatiging, op peil is gebleven.
De coaches bezig met zichzelf: nog steeds 0-2
De Grote Recessie heeft de overheidsfinanciën in Nederland en Duitsland hard geraakt.De coaches zijn meer bezig met het op orde brengen van hun eigen huishoudboekje, dan met het motiveren van hun team en het verbeteren van het functioneren van de economie. De overheidstekorten zijn voornamelijk toegenomen doordat beide regeringen ervoor hebben gekozen om automatische stabilisatoren volledig te laten werken. Daarnaast hebben beide overheden een discretionair begrotingsbeleid gevoerd in de vorm van extra uitgaven en lastenverlichtingen. De OECD (2009) gaat er vanuit dat het Duitse BBP door het stimuleringspakket in 2009 0,5% en in 2010 0,2% hoger uitviel. Het Nederlandse stimuleringsbeleid, inclusief de werking van automatische stabilisatoren, heeft ervoor gezorgd dat de economische neergang in 2009 1½%-punt minder diep is geweest en het BBP-niveau in 2010 1% hoger is uitgevallen (CPB, 2011). Door de verslechtering van de overheidsfinanciën zijn Duitsland en Nederland, evenals veel andere Europese landen, in een buitensporige tekortprocedure rechtgekomen. Beide landen moeten in 2013 hun begrotingssaldo hebben teruggebracht tot -3% BBP. Met een geraamd begrotingstekort van 0,7% BBP in 2013 ligt Duitsland goed op schema, terwijl dit voor Nederland, ook met de in het Lente-akkoord afgesproken bezuinigingen, maar zeker de vraag is.
Beide coaches staan voor gelijke problemen. In de komende jaren komt de potentiële economische groei in Nederland en Duitsland niet veel boven de 1,5% uit, wat vooral te wijten is aan de vergrijzing van de beroepsbevolking (OECD, 2010). Die slaat in Duitsland zelfs iets meer toe dan in Nederland. En diezelfde vergrijzing plaatst de overheidsfinanciën eveneens voor een uitdaging. Anders dan Duitsland heeft Nederland relatief genereuze sociale zekerheidsvoorzieningen en een uitgebreid (publiek) zorgstelsel. Door de vergrijzing zullen de overheidsuitgaven in de periode 2010-2030 in Nederland bij ongewijzigd beleid met bijna 5%-punt BBP toenemen tot 22,4% BBP. In Duitsland bedraagt de stijging naar verwachting circa de helft. De houdbaarheid van de overheidsfinanciën komt, zonder structurele maatregelen, dan ook in beide landen in gevaar. De kans bestaat dat, met name, de Nederlandse coach bij een voortzetting van de slechte prestaties wordt ontslagen.
Hoe eindigt de wedstrijd?
Economisch gezien staan we op dit moment duidelijk achter ten opzichte van de Duitsers. De Duitsers zijn erin geslaagd hun economie in de afgelopen jaren goed aan de praat te krijgen en te houden. Totaalvoetbal zou je dat kunnen noemen, omdat alle onderdelen van de economie bijdragen aan de groei. De Nederlandse aanval (handel) is minder trefzeker dan die van onze oosterburen. Ook de Nederlandse defensie (binnenlandse bestedingen) is minder goed op sterkte.
Nederland gaat daarmee de achterstand van 0-2 voorlopig niet inlopen. Wat nu te doen? De samenstelling van het Nederlandse exportpakket en de exportbestemming is op korte termijn min of meer een gegeven. Dus de aanval zal het niet snel beter doen. Als onze primaire exportmarkt, de rest van Europa, minder hard groeit zal dit per definitie leiden tot minder gunstige vooruitzichten voor Nederland. Het effect van sentiment op de consumptie, nu fors negatief in Nederland, zou in het gunstigste geval wel wat minder negatief kunnen worden. Wel blijven de negatieve effecten vanuit het huizenvermogen. Want duidelijkheid daarover gaat per definitie gepaard met hervormingen van en bezuinigingen op de hypotheekrenteaftrek waardoor prijzen voorlopig nog niet stabiliseren.
Toch is de wedstrijd nog niet gespeeld. Voor het inlopen van de achterstand kunnen we een duidelijke parallel met het voetbal trekken. Als je teveel bij het oude laat, dan worden de prestaties er niet beter op. Dat geldt voor zowel het voetbal (te weinig nieuwe spelers) als de economie. De oplossing voor de Nederlandse coach ligt daarmee meteen voor de hand: de economenmantra van hervormen, langer doorwerken, investeren in (kennis-)infrastructuur komt hier weer om de hoek kijken. De uitdaging voor Nederland is groot. Maar het voetbalverleden heeft ons laten zien dat Duitsers verslaan mogelijk is.
Referenties
CPB (2011), Effecten stimuleringspakket, CPB Notitie. Den Haag.
OECD (2009), OECD Economic Outlook, No. 86, OECD, Parijs.
OECD (2010), OECD Economic Outlook, No. 88, OECD, Parijs.
Te citeren als
Ruth van de Belt, Danijela Piljic, “Nederland-Duitsland: een wedstrijd tussen twee modellen”,
Me Judice,
11 juni 2012.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Uruguay- Holanda’ van Globovisión (
CC BY-NC 2.0)